Hof Amsterdam, 10-07-2014, nr. 13/00582, 13/00583, 13/00584, 13/00585, 13/00586 en 13/00587
ECLI:NL:GHAMS:2014:4321, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
10-07-2014
- Zaaknummer
13/00582, 13/00583, 13/00584, 13/00585, 13/00586 en 13/00587
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2014:4321, Uitspraak, Hof Amsterdam, 10‑07‑2014; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2013:10907, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Wetingang
- Vindplaatsen
Uitspraak 10‑07‑2014
Inhoudsindicatie
De inspecteur heeft naar aanleiding van een boekenonderzoek omzetcorrecties toegepast en navorderingsaanslagen en naheffingsaanslag opgelegd. De inspecteur kan niet worden verweten dat bij het vaststellen van de aanslag de resultaten van het boekenonderzoek niet is afgewacht. Nieuwe wettelijke systematiek van de informatiebeschikking dient te gelden in alle gevallen waarin de inspecteur op 1 juli 2011 bevoegd was zijn informatiebevoegdheden uit te oefenen en een informatiebeschikking te nemen. Omkering van de bewijslast dient evenwel plaats te vinden op grond van het niet doen van de vereiste aangifte. De inspecteur heeft voor een deel van de omzetcorrectie de grenzen der redelijkheid van de schatting overschreden.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerken 13/00582, 13/00583, 13/00584, 13/00585, 13/00586 en 13/00587
10 juli 2014
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op de hogere beroepen van
[X] te [Z], belanghebbende,
gemachtigde: mr. F. Butselaar (Certa Legal Advocaten) te Amsterdam,
alsmede
op de incidentele hogere beroepen van
de inspecteur van de Belastingdienst/Amsterdam, de inspecteur,
tegen
de uitspraak in de zaken met kenmerknummers AWB 13/209 tot en met 13/213 en 13/516 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.1.
De inspecteur heeft met dagtekening 27 december 2011 aan belanghebbende voor het jaar 2006 een navorderingsaanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 503.031. Bij beschikkingen met dezelfde dagtekening is een bedrag van € 51.556 aan heffingsrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd ten bedrage van € 123.414.
1.1.2.
De inspecteur heeft met dagtekening 27 december 2011 aan belanghebbende voor het jaar 2006 een navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 30.015, en bij beschikking een bedrag van € 59 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.1.3.
Met dagtekening 21 januari 2012 heeft de inspecteur aan belanghebbende voor het jaar 2007 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 699.378. Bij beschikkingen met dezelfde dagtekening is een bedrag van € 56.313 aan heffingsrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd ten bedrage van € 169.709.
1.1.4.
De inspecteur heeft met dagtekening 21 januari 2012 aan belanghebbende voor het jaar 2008 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 567.578. Voorts is bij beschikkingen met dezelfde dagtekening een bedrag van € 30.875 aan heffingsrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd ten bedrage van € 135.226.
1.1.5.
Met dagtekening 21 januari 2012 heeft de inspecteur aan belanghebbende voor het jaar 2009 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 495.140. Bij beschikkingen met dezelfde dagtekening is een bedrag van € 15.809 aan heffingsrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd ten bedrage van € 118.575.
1.1.6.
De inspecteur heeft met dagtekening 28 december 2011 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009 een naheffingsaanslag omzetbelasting (hierna ook: OB) opgelegd ten bedrage van € 32.756. Voorts is bij beschikkingen met dezelfde dagtekening een bedrag van € 3.845 aan heffingsrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd ten bedrage van € 16.378.
1.2.
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 28 november en 29 november 2012 de navorderingsaanslagen IB/PVV voor de jaren 2006, 2007, 2008 en 2009 gehandhaafd, evenals de in verband daarmee in rekening gebrachte heffingsrente. De opgelegde vergrijpboetes zijn door de inspecteur bij uitspraken op bezwaar van 28 en 29 november 2012 verminderd tot 40% van het bedrag van de navorderingsaanslagen, te weten € 98.731 (2006), € 135.768 (2007), € 108.181 (2008) respectievelijk € 94.860 (2009). De navorderingsaanslag Zvw en de daarbij genomen beschikking heffingsrente zijn door de inspecteur bij uitspraken op bezwaar van 20 december 2012 gehandhaafd, evenals - bij uitspraken op bezwaar van 18 januari 2013 -de naheffingsaanslag OB en de in verband daarmee genomen beschikking heffingsrente. De in verband met de naheffingsaanslag OB opgelegde vergrijpboete is door de inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 18 januari 2013 verminderd tot € 13.102 (40% van het bedrag van de naheffingsaanslag), en vervolgens op 25 januari 2013 verder verminderd tot € 3.845.
1.3.
Bij uitspraak van 4 september 2013 heeft de rechtbank de tegen de hiervoor vermelde uitspraken op bezwaar door belanghebbende ingestelde beroepen ongegrond verklaard voor zover zij betrekking hebben op de navorderingsaanslag Zvw en de naheffingsaanslag OB, alsmede de in verband daarmee genomen (c.q. nader vastgestelde) beschikkingen. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard voor zover zij betrekking hebben op de in verband met de navorderingsaanslagen IB/PVV genomen boetebeschikkingen. De rechtbank heeft de uitspraken op bezwaar inzake de boetebeschikkingen vernietigd en de opgelegde vergrijpboetes verminderd tot 30% van het bedrag van de navorderingsaanslagen, te weten tot € 74.048 (2006), € 101.825 (2007), € 81.135 (2008) respectievelijk € 71.145 (2009). Voorts heeft de rechtbank de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.416 en heeft zij gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 160 vergoedt.
1.4.
De tegen deze uitspraak ingestelde hogere beroepen van belanghebbende zijn bij het Hof ingekomen op 25 september 2013, aangevuld bij brief van 25 oktober 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2014. Tijdens deze zitting zijn de navolgende hogere beroepen en incidentele hogere beroepen gelijktijdig behandeld:
- -
[A], inzake de hem opgelegde navorderingsaanslagen IB/PVV 2006, 2007, 2008 en 2009 (kenmerken Hof: 13/00588 t/m 13/00591);
- -
[X], inzake de haar opgelegde navorderingsaanslagen IB/PVV 2006, 2007, 2008 en 2009 (kenmerken 13/00583 t/m 13/00586), navorderingsaanslag inkomensafhan-kelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (kenmerk 13/00587) en naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009 (kenmerk 13/00582);
- -
de commanditaire vennootschap [B], inzake de haar opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009 (kenmerk 13/00592).
Al hetgeen in één van deze zaken is vermeld of verklaard, wordt eveneens geacht te zijn vermeld of verklaard in de andere gelijktijdig behandelde zaken. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2. Feiten
2.1.
De rechtbank heeft in haar uitspraak (waarin belanghebbende is aangeduid als eiseres en de inspecteur als verweerder) onder meer de volgende feiten vastgesteld:
“2.1. In de vorm van een eenmanszaak drijft eiseres een onderneming onder de naam [C]. De ondernemingsactiviteiten bestaan uit de exploitatie van een coffeeshop. De coffeeshop is het gehele jaar geopend van maandag tot en met zondag van 10:00 uur tot 01:00 uur. Alle verkopen worden contant afgerekend. Er is geen mogelijkheid om anders dan met contant geld te betalen. Er wordt gewerkt in een ochtenddienst en een avonddienst. Wisseling van de dienst vindt plaats tussen 18:00 uur en 19:00 uur.
2.2.
In de administratie werden de eerste vastleggingen verzorgd door het bijhouden van een kasboek. Tot en met juli 2006 werd het kasboek handmatig bijgehouden. Vanaf augustus 2006 wordt het kasboek in een Excelbestand bijgehouden. De digitale gegevens zijn niet bewaard gebleven.
2.3.
In de onderneming is sinds 12 april 2007 een kassa aanwezig van het merk Vectron die is aangeschaft bij [D]. Op de kassa worden alleen de verkopen inclusief omzetbelasting aangeslagen. De omzet van de softdrugs wordt niet op de kassa aangeslagen, maar gebeurt extracomptabel. De kassa biedt de mogelijkheid een z-afslag (die de totale omzet weergeeft die is behaald vanaf de vorige z-afslag) en een x-afslag (die de tussentijdse omzet weergeeft die is behaald vanaf de vorige z-afslag) te maken.”
2.2.1.
Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit.
2.2.2.
Het Hof voegt hieraan nog de volgende feiten toe.
2.3.
De coffeeshop ‘[C]’ (hierna: de coffeeshop) is gevestigd in het souterrain van een pand aan de [adres 1] te [Z]. De levenspartner van belanghebbende, [A] (hierna ook: de partner) exploiteert in de vorm van een commanditaire vennootschap, waarvan hij de beherend vennoot is, een café onder de naam [B] (hierna ook: de CV). Dit café is gevestigd op de begane grond en de eerste verdieping van het hiervoor genoemde pand. De partner exploiteert sinds 2003 bovendien (in de vorm van een eenmanszaak) een café onder de naam ‘[E]’ (hierna ook: de Pub), welk café is gevestigd aan de [adres 2] te [Q].
2.4.1.
De inspecteur heeft de definitieve aanslagen IB/PVV voor de jaren 2006 tot en met 2009 overeenkomstig de door belanghebbende ingediende aangiften vastgesteld. Deze aangiften c.q. aanslagen IB/PVV zijn berekend naar de volgende belastbare inkomens en resulteren in de navolgende bedragen aan verschuldigde IB/PVV:
Jaar bi uit werk en woning verschuldigde IB/PVV
2006 € 22.574 € 4.009
2007 € 45.123 € 13.836
2008 € 45.954 € 13.426
2009 € 35.345 € 9.837
2.4.2.
De aanslag Zvw 2006 is eveneens conform de door belanghebbende ingediende aangifte vastgesteld, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 22.854. De verschuldigde bijdrage zorgverzekeringswet bedraagt € 1.005.
2.4.3.
Belanghebbende heeft over de kalenderjaren 2006 tot en met 2009 de volgende totaalbedragen aan omzetbelasting op aangifte voldaan:
2006: € 82.687 (aangegeven omzet excl. OB) x 6% = € 4.961
2007: € 111.409 (aangegeven omzet excl. OB) x 6% = € 6.684
2008: € 90.092 (aangegeven omzet excl. OB) x 6% = € 5.405
2009: € 79.791 (aangegeven omzet excl. OB) x 6% = € 4.787.
2.5.1.
Vanaf 8 maart 2011 heeft bij belanghebbende en de coffeeshop, alsmede bij haar partner en de CV, een boekenonderzoek plaatsgevonden. Bij brief van 21 februari 2011 heeft de inspecteur de aard en de reikwijdte van het boekenonderzoek als volgt aangekondigd aan [F] (Administratie- en advieskantoor [G]), die de administratie van de CV en de coffeeshop en de belastingaangiften van belanghebbende en de partner verzorgde (hierna ook: de boekhouder):
“Hierbij bevestig ik de (…) telefonisch (…) gemaakte afspraak om op 8 maart 2011 een boekenonderzoek (…) in te stellen bij [de partner] h/o [de CV] en [de Pub] en [belanghebbende] h/o [de coffeeshop]. (…) Het doel van het onderzoek is:
- [de partner]: de aanvaardbaarheid vast te stellen van de aangiften inkomstenbelasting en omzetbelasting van 2006 tot en met 2007.
- [de CV]: de aanvaardbaarheid vast te stellen van de aangiften omzetbelasting 2006 tot en met 2007.
- [belanghebbende]: de aanvaardbaarheid vast te stellen van de aangiften inkomstenbelasting van 2006 tot en met 2007.
Het onderzoek zal verder plaatsvinden bij uw kantoor (…). Om het onderzoek te bespoedigen is het nodig dat ik over de volledige administratie kan beschikken van alle ondernemingen en de privé-bankafschriften van [belanghebbende en de partner]. Ik verzoek u dan ook ervoor te zorgen dat de hele administratie voor de jaren 2006 en 2007 aanwezig is.”
2.5.2.
Bij brief van de inspecteur van 3 mei 2011 is het boekenonderzoek uitgebreid naar de jaren 2008 en 2009. In deze aan de boekhouder gerichte brief is – voor zover hier relevant – het volgende vermeld:
“Hierbij doe ik u het gespreksverslag van 19 april inzake [de coffeeshop], [de CV] en [de Pub] toekomen. (…) Aan het eind van het verslag heb ik de aktiepunten vermeld (…).
Mijn collega (…) en ik zullen op 10 mei het onderzoek voor de jaren 2008 en 2009 voortzetten bij u op kantoor. (…) Ik verzoek u dan ook ervoor te zorgen dat de hele administratie van de jaren 2006 tot en met 2009 aanwezig is.”
2.6.
In het met dagtekening 5 december 2011 opgestelde rapport van het bij belanghebbende verrichte boekenonderzoek (hierna: het controlerapport) is onder meer het volgende vermeld:
“2.2 Inleidend gesprek
Op 8 maart 2011 heeft een inleidend gesprek plaatsgevonden (…) In het gesprek is medegedeeld dat de inkopen van de softdrugs worden gedaan door [de partner] en de
heer [H]. De voorraad van de softdrugs wordt ook door beide heren beheerd. (…)
(…)
2.4
Administratie
Naar ons is medegedeeld dat de dagelijkse administratie wordt verzorgd door [de partner], en de heer [H]. [De partner] verzorgt de eerste vastleggingen door het bijhouden van een kasboek. Deze wordt tot en met juli 2006 handmatig bijgehouden. Daarna wordt het kasboek in een excelbestand bijgehouden. De digitale gegevens zijn niet bewaard gebleven.
(…)
3.3
Bevindingen kassaprocedure / omzetverantwoording verlaagd tarief
In de onderneming is een kassa aanwezig van het merk Vectron. (…) Bij het inleidend gesprek, op 8 maart 2011, heeft [de partner] aangegeven dat na de ochtenddienst een x-afslag wordt opgemaakt. Bij afsluiten van de kassa, na de avonddienst, wordt een z-afslag opgemaakt. Deze z-afslag vermeldt de omzet die over de gehele dag is behaald.
Iedere z-afslag krijgt een eigen nummer. Deze nummers zijn opeenvolgend. Uit de administratie is gebleken dat een aantal z-afslagnummers niet zijn verantwoord. Tijdens een gesprek op 19 april 2011 hebben wij [belanghebbende] medegedeeld dat wij één z-afslag per dag missen in de kasadministratie over het jaar 2006.
Nadat [belanghebbende] hiermee was geconfronteerd is [de partner] op zijn verklaring teruggekomen, die hij gaf tijdens het inleidend gesprek op 8 maart 2011. [De partner] verklaarde nu dat er problemen waren met het personeel i.v.m. kastekorten. Volgens het personeel lagen deze problemen aan het functioneren van de kassa. [De partner] heeft toen besloten om bij aanvang van de dagdienst een z-afslag op te maken om het dienstdoende personeelslid kan afleiden met welke omzet hij of zij aanvangt.
[De partner] en [belanghebbende] verklaarden voorts dat vóór de aanvang van de dagdienst en na afloop van de avonddienst een z-afslag wordt opgemaakt. Bij de wisseling van de dienst (tussen 18:00 uur en 19:00 uur) wordt een x-afslag opgemaakt. Zowel de z-afslag die gemaakt wordt bij aanvang van de dagdienst als de x-afslag worden niet bewaard.
Volgens [de partner] is de ontbrekende z-afslag in de administratie (…) de z-afslag die wordt opgemaakt bij aanvang van de dagdienst. Deze wordt niet bewaard.
Wij zien op de z-afslagen dat het tijdstip van de z-afslag, op enkele uitzonderingen na, veelal tussen 18:00 uur en 19:00 uur ligt. Tussen deze tijdstippen neemt de avonddienst het over van de dagdienst. Volgens de verklaringen van [de partner] en [belanghebbende] wordt bij de wisseling van de dienst een x-afslag opgemaakt. In de administratie zien wij dat er een z-afslag wordt opgemaakt.
De omzet vermel[d] op deze z-afslag wordt in de administratie aangegeven als zijnde de omzet over de gehele dag. De coffeeshop is echter tot 01:00 uur geopend. De omzet behaald tussen 19:00 uur en 01:00 uur is niet vermeld op deze z-afslag.
Volgens de verklaring van [de partner] wordt bij aanvang van de dagdienst een z-afslag opgemaakt. Dit betekent dat de omzet die behaald is tussen 19:00 uur en 01:00 uur zichtbaar moet zijn op de z-afslag die bij aanvang van de volgende dagdienst wordt opgemaakt. Deze
z-afslag wordt niet bewaard.
Omdat wij minimaal één z-afslag per dag missen (zichtbaar in 2006) en geen z-afslagen zien die in de nacht worden opgemaakt is het aannemelijk dat de avondomzet niet wordt verantwoord.
De verantwoorde dagomzet in het kasboek is gelijk aan de omzet vermeld op de z-afslag die wordt opgemaakt na de dagdienst, op enkele uitzonderingen na. Er is slechts één Z-afslag per dag aanwezig in de administratie. De avondomzet wordt dus kennelijk niet verantwoord.
Om het hierboven genoemde verder te specificeren hebben wij van ieder(..) controlejaar, de gegevens die vermeld staan op de z-afslag, minimaal voor één maand helemaal uitgewerkt. Wij hebben voor ieder jaar een andere maand uitgewerkt.
(…)
Voor 2006 hebben wij onze bevindingen met betrekking tot de z-afslagen per bijlage gespecificeerd. Hieronder geven wij per bijlage onze bevindingen aan. (…)
Bijlage 1
Uit de z-afslagnummers kan worden opgemaakt dat er per dag minimaal twee z-afslagen worden afgeslagen. Slechts één van deze z-afslagen wordt verantwoord in de administratie;
Datum van de afslag komt doorgaans overeen met de “datumaanvang”. Het tijdstip van de afslag ligt doorgaans rond 18:35 uur (m.u.v. 19-1-2006);
(…)
De z-afslag van de avonddienst is niet bewaard;
Volgens het overzicht wordt er geen omzet meer gegenereerd na 18:50 uur. Dit is niet aannemelijk en wordt bevestigd door de z-afslag van 19-01-2006, opgemaakt omstreeks 02:36 uur (20-1);
Het is opmerkelijk dat de z-afslagnummers van 19-1 -2006 en 20-1-2006 wel aansluiten. Ook wordt voor het eerst in deze maand op dezelfde dag de z-afslag van de avonddienst verantwoord;
Tussen 18-1 (18:41 uur) en 20-1 (02:36 uur) zijn er twee z-afslagen niet verantwoord. Namelijk nummers 3256 (vermoedelijk de avonddienst van 18-1) en 3257 (vermoedelijk de dagdienst van 19-1). Het is aannemelijk dat de verantwoorde omzet in de administratie de avondomzet van 19-1 is. Dit wordt bevestigd door de z-afslag 3258, welke op 20-1 om 02:36 uur wordt afgeslagen;
(…)
Bijlage 1 A
• De 1e z-afslag, nummer 3283, van donderdag 2-2 geeft het volgende aan: als datum aanvang 2-2 en als datum afslag 2-2, tijdstip 18:38 uur.
De 2e z-afslag, nummer 3284 aansluitend op de dagdienst, van donderdag 2-2 geeft het volgende aan: als datumaanvang 2-2 en als datum afslag vrijdag 3-2. Hier is duidelijk zichtbaar dat de data verschillen omdat het tijdstip van de afslag na 00:00 uur ligt.
• Er is geen z-afslag aanwezig met 3-2 als datum aanvang. In de kasadministratie wordt de avondomzet van 2-2 verantwoord als zijnde omzet van 3-2;
• De z-afslagen van 28-2, nummer 3334 en 3335 worden op dezelfde manier verantwoord als de hierboven geschetste situatie. Het is opvallend dat bij de z-afslag met nummer 3335 de datum aanvang gelijk is aan de datum afslag. Het tijdstip van afslag van deze z-afslag is 02:16 uur. Dit betekent dat er minimaal één z-afslag is opgemaakt na 00:00 uur met waarschijnlijk nummer 3333, die niet is verantwoord in de administratie. Dit betekent ook dat tussen 00:00 uur (minimaal) en 02:16 uur een omzet is gegenereerd van € 159,20. Ook geeft de z-afslag aan dat in maximaal 2 uur en 15 minuten 94 consumpties zijn verkocht. Dit lijkt ons niet aannemelijk gezien de aantal verkochte consumpties op andere dagen en de z-afslag met nummer 3333 is ook nog op enig moment opgemaakt. (tussen 00:00 uur en 02:15 uur);
• Tussen 26-2 18:37 uur en 28-2 00:00 uur is geen omzet gegenereerd. In deze periode zijn twee z-afslagen niet verantwoord. Dat zijn de nummers 3332 en 3333.;
(…)
Bijlage 1 B
• Het valt op dat er aan het einde van het jaar zich dezelfde situatie voordoet als vermeld in bijlage 1 en 1 A. De z-afslagnummers zijn niet opeenvolgend. Er wordt nog steeds één dienst per dag verantwoord.
De z-afslag wordt na 00:00 uur opgemaakt. Verder is uit de bijlage op te maken dat nu de avonddienst wordt verantwoord en de dagdienst niet;
(…)
• Op de z-afslag van 29-12 met nummer 3950, de z-afslag van 30-12 met nummer 3952 en de z-afslag van 31-12 met nummer 3955, is de datum van aanvang gelijk aan de datum van de afslag. Het valt op dat deze z-afslagen in de nacht zijn opgemaakt. Dit betekent dat de verantwoorde omzet tussen 00:00 uur en 02:33 uur is behaald. Dit is niet aannemelijk. De omzet is uitzonderlijk hoog in verhouding met de dagomzetten op andere dagen. Dit wordt ook bevestigd door het aantal verkochte consumpties in twee uur tijd;
• Op 31-12 om 02:09 uur wordt een x-afslag opgemaakt met als datum aanvang 30-12. Op een x-afslag staat omzet vermeld vanaf de vorige z-afslag tot moment van opmaak. Het bedrag op de z-afslag, die na een x-afslag wordt opgemaakt, kan nooit lager zijn dan het bedrag vermeld op de x-afslag. Op de x-afslag, gemaakt op 31-12 om 02:09 uur, staat als tussentijdse omzet een bedrag van € 895,72 vermeld. Zes minuten later wordt er een z-afslag opgemaakt met nummer 3955, waarop een bedrag staat vermeld van € 745,90. Datum aanvang van deze z-afslag is ook 31-12. Dit betekent dat vóór deze z-afslag nog een ander z-afslag is opgemaakt, waarschijnlijk met nummer 3954, met minimaal het bedrag van de x-afslag, € 895,72. Deze is niet in de kas administratie aanwezig. De z-afslag met nummer 3955 is zes minuten na de x-afslag opgemaakt. Volgens deze z-afslag zijn er in zes minuten tijd 328 consumpties verkocht, hebben 176 klanten afgerekend en is er een bedrag van € 745,90 omgezet. Dit is zeer onwaarschijnlijk en niet logisch;
(…)
Op 12 april 2007 wordt een nieuwe kassa in gebruik genomen. De kassa is van (…) het merk Vectron type mini 64 handel en is gekocht bij [D]. De oude kassa is hierbij ingeruild. De elektronische gegevens van de oude kassa zijn niet bewaard. Op de z-afslagen van de nieuwe kassa ontbreken een aantal essentiële gegevens in vergelijking met de z-afslagen op de vorige kassa voor de controle op de volledigheid.
De volgende gegevens ontbreken op de nieuwe z-afslagen:
• Volgnummer van de z-afslagen;
• Datum van aanvang.
Op de nieuwe z-afslagen zijn de volgende gegevens toegevoegd:
• Bon Teller geeft in aantallen hoeveel keer de kassalade is geopend;
• Rekening teller geeft aan hoeveel keer is afgerekend;
• Lade open teller geeft in aantallen aan hoeveel keer de kassalade is geopend zonder dat een bedrag op de kassa wordt aangeslagen.
Voor 2007, 2008 en 2009 hebben wij onze bevindingen met betrekking tot de z-afslagen gespecificeerd in bijlage 2, 3 en 4. Hieronder geven wij per bijlage onze bevindingen aan.
Bijlage 2 (2007)
• De kassalade gaat vaak open zonder dat er omzet wordt gegenereerd;
• Op 4 augustus 2007 zijn er 189 consumpties verkocht. Deze 189 consumpties zijn door 179 klanten afgerekend. Dit betekent een gemiddelde consumptie van 1,1 per klant. Het lijkt niet aannemelijk dat in deze coffeeshop iedere klant alleen voor zich zelf afrekent. Gelet op de locatie en de ligging van de coffeeshop binnen dit uitgaansdistrict ligt het voor de hand dat er vaak voor meerdere klanten te samen wordt afgerekend;
• Op alle andere dagen hebben meer klanten afgerekend dan aan consumpties is verkocht. Dit is onmogelijk;
• De gemiddelde omzet per afrekening ligt veelal onder de € 2,-. Dit is veel lager dan in 2006;
• Op 20-7 is de verantwoorde omzet in het kasboek € 36,- lager dan op de z-afslag;
• Op 3-8 is de verantwoorde omzet in het kasboek € 100,- hoger dan de omzet vermeld op de z-afslag;
• Op 17 april staat op de specificatie van de omzetgroepen het volgende vermeld:
Softdrinks 63, warme dranken -/- 7, keuken 7 en divers laag 33. Dit betekent dat een negatief aantal warme dranken zijn verkocht met een negatieve omzet. Dit is niet mogelijk omdat er contant wordt afgerekend. Op de z-afslag is te zien dat dit niet onder “fout” is geboekt.
Bijlage 2 A (2008)
• Ook hier is het opvallend dat de kassalade vaak opengaat zonder dat er omzet wordt gegenereerd;
• Op drie dagen na hebben meer klanten afgerekend dan aan consumpties is verkocht;
• De gemiddelde omzet per rekening onder de € 2,- ligt; (m.u.v. vier dagen)
• Op 9 oktober 2008 is een bedrijfsbezoek ingesteld (…) door het Horeca Interventie
• Team Belastingdienst Amsterdam (hierna HIT) om bedrijfsmatige informatie over de onderneming te verzamelen. Tijdens het bezoek is door de medewerkers van de Belastingdienst om 19:57 uur een x afslag opgemaakt. De z-afslag is opgemaakt om 01:11 uur. De x-afslag geeft aan een omzet van € 218.60 tot en met 19:57 uur. Vijf uur later wordt een z-afslag opgemaakt met als dagomzet van € 195,10. In deze vijf uur tijd hebben 47 mensen meer afgerekend dan op de x-afslag en de totale dagomzet is € 22,50 minder dan op de x-afslag van 19:57 uur. Dit is onmogelijk;
• De gemiddelde omzet per afrekening op moment van de controle bedraagt € 3,26 en op moment van afslaan van de z-afslag € 1,72.
Bijlage 2 B (2009)
• Ook hier is het opvallend dat de kassalade vaak opengaat zonder dat er omzet wordt gegenereerd;
• Het komt regelmatig voor dat meer klanten afrekenen dan aan consumpties wordt verkocht;
• De gemiddelde omzet per rekening ligt onder de € 2,-; (m.u.v. één dag)
• Op de z-afslag van 11 juni is zichtbaar dat de kassalade gedurende de gehele dag twee keer open is geweest en dat twee klanten hebben afgerekend. Op deze dag is € 134,60 omgezet. Dit lijkt zeer onwaarschijnlijk. Het lijkt aannemelijk dat op een willekeurig moment een
z-afslag wordt opgemaakt naar de wensen van de ondernemer. Eveneens is het opmerkelijk dat juist bij deze z-afslag horende omzetspecificatie niet bewaard is gebleven. In deze specificatie staan het aantal verkochte consumpties vermeld;
• Op 18 november is een bedrijfsbezoek ingesteld (zie verslag in bijlage) door het Horeca Interventie Team Amsterdam om bedrijfsmatige informatie over de onderneming te verzamelen. Tijdens het bezoek is door de medewerkers van de Belastingdienst om 15:32 uur een x-afslag opgemaakt. De z-afslag is opgemaakt om 01:16 uur. Uit de bijlage is op te maken dat in de tussenliggende 9,5 uur € 20,10 is omgezet terwijl de kassalade 81 keer is open geweest waarvan 40 keer is afgerekend en 41 keer open is geweest zonder dat een bedrag is aangeslagen. Dit is niet logisch. Het valt eveneens op dat de gemiddelde omzet per afrekening op moment van de controle € 3,68 bedraagt en op moment van afslaan € 1,53 (Het lijkt er op dat de omzet is gemanipuleerd);
• Op de z-afslag van 2 juni is bij de omzetgroep “divers laag” - 7 aangegeven met een omzet van - € 19,00. In totaal hebben 84 klanten afgerekend voor 62 consumpties. Dit is onmogelijk;
• Op de z-afslag van 10 juni is bij de omzetgroep ‘divers laag” - 7 aangegeven met een omzet van - € 17,00. In totaal hebben 79 klanten afgerekend voor 65 consumpties. Dit is onmogelijk;
• Op de z-afslag van 26 juni is bij de omzetgroep “Warme dranken” - 6 aangegeven met een omzet van - € 13,60. In totaal hebben 89 klanten afgerekend voor 82 consumpties. Dit is onmogelijk;
• Op de z-afslag van 1 juli is bij de omzetgroep “divers laag” - 4 aangegeven met een omzet van - €5,00. In totaal hebben 59 klanten afgerekend voor 44 consumpties. Dit is onmogelijk.
(…)
3.3.5
Conclusie omzetverantwoording
De verklaringen van [de partner] komen niet overeen met de verantwoording in de administratie. (…) [De partner] heeft verklaard dat voor de aanvang van de dagdienst een z-afslag wordt gemaakt, bij de wisseling van de dienst een x-afslag en bij einde van de avonddienst weer een z-afslag. Dit betekent dat twee z-afslagen per dag worden opgemaakt. In de administratie wordt op enkele uitzonderingen na slechts één z-afslag per dag verantwoord en bewaard. (…) Aan de tijdstippen op de z-afslagen van 2006 is te zien dat slechts één dienst wordt verantwoord in de administratie.
Op de dagen wanneer de z-afslag na 00:00 uur wordt opgemaakt en de datum van aanvang gelijk is aan de datum van afslag, betekent dit dat de vermelde omzet op de z-afslag na 00:00 uur is behaald.
In een dergelijke situatie word(en) de voorgaande z-afslag(en) niet verantwoord en bewaard in de administratie. Dit wordt bevestigd door de nummering van de z-afslagen uit 2006 die niet opeenvolgend is.
Het lijkt aannemelijk dat na 00:00 uur en voor sluitingstijd twee z-afslagen worden opgemaakt. De eerste z-afslag vermeldt de juiste gegevens [van] de omzet vanaf de avonddienst met vermoedelijk twee verschillende data. Deze z-afslag wordt niet verantwoord en bewaard in de administratie.
Vervolgens wordt weer een z-afslag opgemaakt waarop gegevens worden vermeld die kennelijk door de ondernemer naar eigen wens worden aangeslagen. Deze z-afslag wordt wel verantwoord en bewaard in de administratie.
(…)
Het lijkt aannemelijk dat dit wordt gedaan om altijd één z-afslag per dag in de administratie te verantwoorden zodat het lijkt dat van alle dagen de omzet wordt verantwoord.
Op verschillende dagen is de omzet volgens de z-afslag hoger of lager dan de verantwoorde omzet in de kasadministratie. Hierdoor is het onmogelijk dat het vermelde saldo van het kasboek gelijk is aan het werkelijk aanwezige kasgeld. Er worden geen kasverschillen aangegeven. Dit houdt in dat er geen kastellingen plaats vinden. (…)
Uit de z-afslagen in bijlage 2, 2 A en 2 B blijkt dat per dag meer klanten afrekenen dan aan consumpties worden verkocht. Dit is onmogelijk.
(…)
Volgens de hierboven genoemde feiten en omstandigheden lijkt het aannemelijk dat de belastingplichtige ook na de aanschaf van de nieuwe kassa niet alle z-afslagen heeft verantwoord en bewaard. Eveneens lijkt het aannemelijk dat het aantal verkochte consumpties binnen een omzetgroep worden teruggeboekt.
Het algehele beeld is ontstaan dat de belastingplichtige willekeurige z-afslagen opmaakt, omzet verantwoordt naar eigen wens en omzetgroepen terugboekt.
(…)
3.4
Bevindingen verkopen softdrugs
Alle verkopen in [de coffeeshop] worden contant afgerekend. Er is geen mogelijkheid tot pinnen. [De partner] verklaarde tijdens het overleg op 19 april 2011 dat de verkopen van de softdrugs worden bepaald door weging per soort bij aanvang van de dag en weging per soort bij einde van de dag. Het verschil per soort maal de prijs is de omzet.
De inkopen van de softdrugs worden gedaan door [de partner] en de heer [H]. Dit gebeurt door middel van binnenlopers en worden altijd contant afgerekend.
Er wordt niet vastgelegd welk soort softdrugs is ingekocht en tegen welke prijs. De inkoopprijs wordt bepaald door de verkopen en is altijd 50% van de verkopen. De adviseur gaf aan dat dit wordt gehanteerd door de Belastingdienst. In het kasboek wordt 50% van de omzet geboekt en de inkoopkosten worden niet in rekening gebracht, met uitzondering van het jaar 2009.
Er wordt per dag een voorraadlijst bijgehouden waarin het volgende staat vermeld. (…)
• Soort softdrugs per gram;
• Beginvoorraad per gram;
• Totaal verkocht per gram;
• Eindvoorraad per gram;
• Verkoopprijs per gram;
• Totaal omzet per soort;
• Totaal dagomzet.
Deze voorraadlijst wordt achteraf opgemaakt in een Excel bestand door [de partner]. Deze wordt afgedrukt en bewaard bij de administratie. Één keer per maand wordt aan de hand van de voorraadlijst een “omzetlijst betreft maand” opgemaakt. Op dit maandoverzicht staat de omzet per dag vermeld met uitzondering van 2009. (…)
Tijdens de controle hebben wij geconstateerd dat de voorraadlijsten niet altijd aansluiten. Het komt regelmatig voor dat de beginvoorraad hoger of lager is dan de eindvoorraad van de dag ervoor. [De partner] verklaarde hierover dat bij een hogere beginvoorraad sprake is geweest van inkoop en bij een lager beginvoorraad is het verschil verwerkt in de joints. Er wordt niets weggegooid.
Op de voorraadlijsten is te zien dat de verkoopprijzen worden verhoogd. De verhoging van de
verkoopprijzen heeft invloed op de aanwezige voorraad omdat de inkoopprijs wordt berekend aan de hand van de verkopen. Hier wordt in de kasadministratie geen rekening mee gehouden.
In 2009 worden op de maandlijst het aantal verkochte softdrugs per soort vermeld. Hierop is zichtbaar wat er per soort per maand wordt verkocht. Deze gegevens worden overgenomen van de daglijsten. Op de maandlijst is niet in één oogopslag zichtbaar wat de dagomzet is. Dit lijkt niet logisch. Verder valt het op dat er veel typfouten voorkomen op de maandlijst ten opzichte van de daglijst. De aangegeven omzet in de kasadministratie sluit aan met de omzet vermeld op de maandlijst. Zie hieronder de typfouten.
(…)
Datum daglijst maandlijst verschil prijs p/gram verschil Dagomzet
30 jan. 3 33 30 € 10 € 300 € 360
13 feb. 3 33 30 € 12 € 360
13 feb. 5 55 50 € 4 € 200
13 feb. € 560 € 333
18 feb. 2 22 20 € 10 € 200 € 222
6 mrt. 3 33 30 € 10 € 300 € 349
20 mrt. 5 55 50 € 4 € 220 € 326
27 mrt. 5 55 50 € 4 € 220 € 386
28 mrt. 3 23 20 € 12 € 246 € 399
5 sept. 3 33 30 € 12 € 360 € 382
6 sept. 3 33 30 € 15 € 450 € 245
10 sept. 3 30 27 € 10 € 270 € 251,50
25 sept. 7 55 48 € 3,50 € 168 € 355,50
Het verschil uitgedrukt in geld, is zodanig groot in verhouding met de aangegeven omzet dat dit niet on[op]gemerkt kan blijven. De voorraadverschillen zijn eveneens onopgemerkt gebleven. Hieruit blijkt dat de kasadministratie en de voorraadadministratie softdrugs niet de werkelijke situatie weergeeft.
In bijlage 5 D 1 is op de voorraadlijst van 27 maart 2009 een bedrag vermeld dat is doorgekrast. Dit bedrag is € 2.040,00 terwijl de aangegeven omzet € 386,- is.
(…)
3.4.1
Verhouding verkopen softdrugs en overige verkopen
Uit de landelijke branchecijfers is af te leiden dat bij een coffeeshop de verhouding tussen verkopen laag en verkopen softdrugs ten opzichte van de totale omzet gemiddeld 20%
om 80% ligt. Het percentage van de verkopen softdrugs wordt hoger naar mate de onderneming dichter bij de grens is gevestigd en lager wanneer de onderneming meer in het binnenland is gevestigd. Het verhoudingspercentage is nooit minder dan 70% softdrugs en 30% overige verkopen.
In bijlage 9 tot en met 9 C hebben wij van een aantal coffeeshops de verhoudingen, die in dezelfde postcodegebied liggen als [de coffeeshop], op een rijtje gezet. De cijfers in de bijlagen zijn afkomstig uit de bedrijfsbezoeken die bij desbetreffende coffeeshops zijn ingesteld door het HIT. Deze cijfers zijn vastgesteld op grond van de x-afslag omzet laag en de verkochte softdrugs zoals deze waren op het moment van de controle. Hieruit blijkt dat gemiddeld 79% van de totale omzet afkomstig uit de verkopen van softdrugs.
Hieronder is het overzicht van de verhouding bij [de coffeeshop] gedurende de controlejaren
Jaar Verkopen laag Percentage Verkopen softdrugs Percentage
2006 € 82.687 48,2 € 88.740 51,8
2007 € 111.409 51,6 € 104.508 48,4
2008 € 90.092 47,3 € 100.092 52,7
2009 € 79.791 45,5 € 95.416 54,5
Het percentage van de verkopen softdrugs in verhouding tot de totale omzet ligt veel lager dan de landelijke branchecijfers en vastgestelde verhoudingen van de coffeeshops uit hetzelfde postcodegebied. Dit lijkt niet aannemelijk omdat [de coffeeshop] midden in de [gebied] in [Z] is gevestigd. Het is een feit van algemeen bekendheid dat deze locatie een trekpleister is voor toeristen die specifiek naar dit gebied komen voor [doel].
(…)
Zoals eerder vermeld is op 9 oktober 2008 een controle ingesteld door het HIT.
(…)
Op 18 november 2009 is door het HIT een controle ingesteld bij [de coffeeshop]. (…) Deze controle vond plaats omstreeks 15:32 uur. (…)
De verhouding tussen de verkopen overig en de verkopen softdrugs op het moment van de controles was als volgt:
Jaar Verkopen laag Percentage Verkopen softdrugs Percentage
2008 € 59,90 18 € 273 82
2009 € 69,90 20 € 280,50 80
2011-1 € 297,30 28 € 772 72
2011-2 € 90.90 20 € 362 80
Het is opvallend dat bij de onaangekondigde controles de verhouding tussen de verkopen softdrugs en de verkopen overig nagenoeg geheel aansluit bij de landelijke branchecijfers en de vastgestelde gemiddelde verhouding van de coffeeshops uit hetzelfde postcodegebied.
Gezien het verschil tussen de verantwoorde omzet en de geconstateerde omzet bij de bedrijfsbezoeken lijkt het aannemelijk dat er sprake is van omzet verzwijging. Er wordt immers een lagere dagomzet verantwoord dan er is geconstateerd tijdens de controles. Hier wordt nogmaals bevestigd dat er wordt gemanipuleerd met de omzet cijfers.
(…)
3.4.3.
Conclusies kas softdrugs
Uit feiten en omstandigheden zoals:
• de omzet niet dagelijks wordt geboekt in het kasboek, maar één keer per maand;
• kladaantekeningen met betrekking tot verkopen softdrugs worden niet bewaard;
• omzet gedurende de wtp’s hoger is dan de aangegeven dagomzet;
• het kasboek achteraf wordt opgemaakt;
• de inkopen niet worden vastgelegd;
• de inkoopprijs niet wordt vastgelegd;
• de inkopen contant worden betaald zonder dit in het kasboek te vermelden;
• de inkoopprijs berekend wordt aan de hand van de verkopen. Er wordt geen rekening gehouden met de werkelijk betaalde prijs;
• de prijsverhogingen doorgevoerd worden zonder dat er rekening wordt gehouden met de voorraad dat tegen een lagere prijs is ingekocht;
• de voorraadlijsten niet aansluiten;
• verschillen in de maandlijst en de voorraadlijst 2009;
[volgt] dat de kasadministratie dusdanige gebreken vertoont waardoor het onmogelijk is om een kascontrole uit te voeren. Het is onmogelijk dat het vermelde kassaldo het werkelijke saldo weergeeft. Het lijkt aannemelijk dat de belastingplichtige structureel omzet verzwijgt en de omzetbedragen manipuleert naar eigen wens.
(…)
4 Inkomstenbelasting
4.1
Vermogensvergelijking
Tijdens het boekenonderzoek is een vermogensvergelijking gemaakt van de vermogenspositie van [belanghebbende en haar partner]. De boekhouder heeft een overzicht verstrekt van de opgenomen gelden uit de ondernemingen. De bankrekeningen van [belanghebbende en haar partner] zijn overgelegd ten behoeve van de benoemde posten. De bankrekening van [belanghebbende] wordt ook zakelijk gebruikt. Zakelijke bestedingen zijn niet opgenomen in de vermogensvergelijking. Daarnaast is een kopie van een koopcontract en een bouwnota van een woning in Griekenland verstrekt.
Uit deze gegevens komen de volgende bevindingen
Van de bankrekening van [de partner] zijn voornamelijk vaste lasten voldaan. Eerste levensbehoeften en kleding zijn niet in de bankafschriften aangetroffen. Deze zijn derhalve niet in de vermogensvergelijking opgenomen.
Via de creditcard afschriften van American Express is zichtbaar dat een enkele keer aankopen in een vliegtuig of in het buitenland worden gedaan. Betalingen in privé of zakelijk voor tickets of betalingen voor vakanties zijn niet in de overgelegde gegevens aangetroffen.
[Belanghebbende] heeft in 2007 een stuk grond gekocht op [I] in Griekenland, waarop een huis is gebouwd. De betaling van de aankoop van de grond en de betalingen inzake de bouw van de woning zijn niet in de bankafschriften aangetroffen en hebben waarschijnlijk contant plaatsgevonden. De stukken van de aankoop van de grond en de factuur van de bouwnota is in de vermogensvergelijking opgenomen.
Het pand in Griekenland wordt voor vakanties gebruikt, er zijn geen betalingen of pin opnamen in Griekenland aangetroffen in de overgelegde stukken. De bestedingen inzake het verblijf aldaar zijn derhalve niet in de vermogensvergelijking opgenomen.
Aan de hand van de gegevens is de berekening als volgt:
Vermogensvergelijking 2006 2007 2008 2009
Totaal opnamen verminderd met stortingen in
ondernemingen 93.913 91.407 102.377 62.847
Plus kinderbijslag 1.856 1.981 2.048 2.061
Minus aankoop en bouw woning Griekenland 49.119 61.958
Toe of afname banktegoeden 1-1 en 31-12 - 1.360 3.654 -10.446 -20.502
Minus benoemde posten 82.522 109.792 73.009 77.309
Besteedbaar netto privé 1.887 -61.869 -40.988 -32.903
Uit de berekening van de vermogensvergelijking waarbij nog geen rekening is gehouden met uitgaven voor de eerste levensbehoefte, kleding en vakanties, volgt dat het netto privé in 2006 onaanvaardbaar laag is en in de overige jaren negatief. (…)
4.2
Ondernemersaftrek
Op basis van feiten en omstandigheden zoals vermeld in hoofdstuk 2.2 en 3 van het rapport is het aannemelijk dat [de partner] zich feitelijk bezighoudt met de bedrijfsvoering van [de coffeeshop]. Tijdens de gesprekken heeft [de partner] letterlijk aangegeven [dat] het geen business is voor vrouwen. [Belanghebbende] is gedurende de wtp’s nooit aangetroffen in de onderneming. [De partner] of de heer [H] namen de taken over. De inkopen worden gedaan door [de partner]. Tijdens de gesprekken is het [de partner] die veelal antwoorden geeft op de vragen die gesteld worden in verband met de bedrijfsvoering van [de coffeeshop].
Op 26 september heeft een gesprek plaatsgevonden (…) waarbij we hebben aangegeven dat wij tot de conclusie zijn gekomen dat [belanghebbende] zich weinig tot niet bemoeit met de bedrijfsvoering van [de coffeeshop]. Hierop werd door [de partner] bevestigend geantwoord.
Gelet op de hierboven staande zijn wij van mening dat [belanghebbende] enkel bij de onderneming is betrokken omdat de horecavergunning op haar naam staat. Derhalve heeft zij geen recht op de zelfstandigenaftrek omdat [belanghebbende] niet kan aantonen dat zij ten minste 1225 uur per jaar besteedt aan het verrichten van werkzaamheden aan haar onderneming. Hiermee vervalt ook het recht op de mkb vrijstelling.
(…)
6 Correcties
6.1
Redelijke schatting omzet laag tarief
In het jaar 2006 lijkt het aannemelijk geworden dat de belastingplichtige, gezien het tijdstip op de z-afslagen, veelal de dagomzet aangeeft en de avondomzet verzwijgt. De gemiddelde omzet per afrekening ligt in het jaar 2006 veel hoger dan de andere jaren.
Op het moment dat de nieuwe kassa wordt aangeschaft gaat de gemiddelde omzet per afrekening drastisch omlaag. Dat dit niet aannemelijk is wordt ook bevestigd door de vastgestelde gemiddelde omzet gedurende de bedrijfsbezoeken. Zie hieronder:
Jaar Aangegeven gemiddelde Vastgestelde gemiddelde in %
2008 € 1,70 €3.26 192%
2009 € 1,53 €3,68 240%
In 2011 zijn ook bedrijfsbezoeken ingesteld door het HIT zoals vermeld in hoofdstuk 5. Hier valt het op dat bij de eerste bedrijfsbezoek de belastingplichtige zelf een gemiddelde per afrekening van € 3,86 aangeeft. Op andere dagen is het gemiddelde € 1,90. Het verschil is 203%. Dit verschil moet veel hoger zijn omdat het aannemelijk is dat de aangegeven omzet is teruggeboekt. (…)
Om tot een redelijke schatting te komen van de verzwegen omzet zijn wij ervan uitgegaan dat de avondomzet minimaal 150% van de dagomzet moet zijn geweest. Wij hebben voor het jaar 2006 de aangegeven omzet gecorrigeerd tot 250%. Dat dit percentage redelijk is wordt bevestigd door de vastgestelde gemiddelde omzet per afrekening gedurende de bedrijfsbezoeken. Zie uitleg hieronder.
Voor de jaren 2007 tot en met 2009 hebben wij vastgesteld dat er wordt gemanipuleerd met de
omzetgroepen, waardoor er minder omzet (omzet laag tarief) wordt aangegeven. Daarnaast wordt een substantieel deel omzet (omzet laag tarief) niet verantwoord. Hierdoor wordt de gemiddelde omzet per afrekening lager.
Het vermoeden dat de aangegeven omzet (omzet laag tarief) veel lager is, wordt bevestigd door de vastgestelde “gemiddelde omzet per afrekening” gedurende de bedrijfsbezoeken. Voor de jaren 2007 tot en met 2009 zullen wij de aangeven omzet verhogen tot 250% zoals in 2006.
De omzetcorrecties over de jaren 2006 tot en met 2009 zijn als volgt:
Aangegeven omzet excl. Ob € 82.687
Theoretische berekening - 206.718
Correctie omzet € 124.030
Correctie omzetbelasting € 7.441
Aangegeven omzet excl. Ob € 111.409
Theoretische berekening - 278.523
Correctie omzet € 167.114
Correctie omzetbelasting € 10.026
Aangegeven omzet excl. Ob € 90.092
Theoretische berekening - 225.230
Correctie omzet € 135.138
Correctie omzetbelasting € 8.108
Aangegeven omzet excl. Ob € 79.791
Theoretische berekening - 199.478
Correctie omzet € 119.687
Correctie omzetbelasting € 7.181
6.2
Redelijke schatting verkopen softdrugs
De verhouding tussen de verkopen laag en verkopen softdrugs, bij [de coffeeshop], ten opzichte van totale omzet is respectievelijk 20% om 80%. Uit landelijke branchegegevens blijkt dat minimaal 70% van de totale omzet afkomstig is van de verkopen softdrugs. Gedurende de wtp’s bij [de coffeeshop] is vastgesteld dat de verhouding tussen de verkopen laag en verkopen softdrugs niet verschilt van de landelijk cijfers en de vastgestelde gemiddelde in dezelfde postcodegebied.
Wij hebben gesteld dat de gecorrigeerde omzet van de verkopen laag (zie hoofdstuk 6.1) 20% van de totale omzet is. Dit wil zeggen dat de overige 80% afkomstig is uit de verkopen softdrugs.
De omzetcorrecties over de jaren 2006 tot en met 2009 zijn als volgt:
Aangegeven omzet € 88.740
Theoretische berekening - 826.870
Correctie omzet € 738.130
Aangegeven omzet € 104.508
Theoretische berekening - 1.114.090
Correctie omzet € 1.009.582
Aangegeven omzet € 100.092
Theoretische berekening - 900.920
Correctie omzet € 800.828
Aangegeven omzet € 95.417
Theoretische berekening - 797.910
Correctie omzet € 702.494
7 Correctie winst uit onderneming
Correctie omzet laag € 124.031
Te betalen omzetbelasting - 7.441
Inkopen laag - 14.884
Winst uit onderneming € 101.706
Correctie omzet softdrugs € 738.130
Inkopen softdrugs - 369.065
Winst uit onderneming € 369.065
Bij: Zelfstandigenaftrek € 8.794
Correctie winst uit onderneming € 480.457
Correctie omzet laag € 167.114
Te betalen omzetbelasting - 10.026
Inkopen laag - 20.054
Winst uit onderneming € 137.034
Correctie omzet softdrugs € 1.009.582
Inkopen softdrugs - 504.791
Winst uit onderneming € 504.791
Bij: Zelfstandigenaftrek € 4.379
Bij: Mkb vrijstelling € 8.051
Correctie winst uit onderneming € 654.255
Correctie omzet laag € 135.138
Te betalen omzetbelasting - 8.108
Inkopen laag - 16.217
Winst uit onderneming € 110.813
Correctie omzet softdrugs € 800.828
Inkopen softdrugs - 400.414
Winst uit onderneming € 400.414
Bij: Zelfstandigenaftrek € 4.412
Bij: Mkb vrijstelling € 5.985
Correctie winst uit onderneming € 521.624
Correctie omzet laag € 119.687
Te betalen omzetbelasting - 7.181
Inkopen laag - 14.362
Winst uit onderneming € 98.144
Correctie omzet softdrugs € 702.494
Inkopen softdrugs - 351.247
Winst uit onderneming € 351.247
Bij: Zelfstandigenaftrek € 4.488
Bij: Mkb vrijstelling € 5.916
Correctie winst uit onderneming € 459.795
(…)
8 Overzicht correcties
(…)
8.2
Omzetbelasting
Correctie 2006 € 7.441
Correctie 2007 - 10.026
Correctie 2008 - 8.108
Correctie 2009 - 7.181
Totale correctie € 32.756”
2.7.1.
De inspecteur heeft met inachtneming van de in het controlerapport berekende correcties de navorderingsaanslagen IB/PVV 2006 tot en met 2009 vastgesteld, berekend naar de navolgende gecorrigeerde belastbare inkomens uit werk en woning:
2006
Aangegeven b.i. uit werk en woning € 22.574
Bij: meer winst uit onderneming € 471.663
correctie zelfstandigenaftrek € 8.794
Gecorrigeerd b.i. uit werk en woning € 503.031
2007
Aangegeven b.i. uit werk en woning € 45.123
Bij: meer winst uit onderneming € 641.825
correctie zelfstandigenaftrek € 4.379
correctie MKB-vrijstelling € 8.051
Gecorrigeerd b.i. uit werk en woning € 699.378
2008
Aangegeven b.i. uit werk en woning € 45.954
Bij: meer winst uit onderneming € 511.227
correctie zelfstandigenaftrek € 4.412
correctie MKB-vrijstelling € 5.985
Gecorrigeerd b.i. uit werk en woning € 567.578
2009
Aangegeven b.i. uit werk en woning € 35.345
Bij: meer winst uit onderneming € 449.391
correctie zelfstandigenaftrek € 4.488
correctie MKB-vrijstelling € 5.916
Gecorrigeerd b.i. uit werk en woning € 495.140
2.7.2.
Gelet op de door hem berekende gecorrigeerde winst uit onderneming voor het jaar 2006 heeft de inspecteur de navorderingsaanslag Zvw 2006 vastgesteld, berekend naar het maximale bijdrage-inkomen van € 30.015.
2.8.
Bij brief van 10 november 2011 hebben belanghebbende en haar partner gereageerd op de aan hen toegezonden conceptrapporten inzake de ingestelde boekenonderzoeken. In de bijlage bij deze brief worden de bevindingen uit de controlerapporten puntsgewijs besproken. In het onderdeel ‘Verweerschrift inzake het boekenonderzoek [bij de coffeeshop]’ wordt onder andere het volgende opgemerkt:
“Tijdregistratie Z-afslagen
U stelt dat de avondomzet niet verantwoord zou zijn. Het feit dat de Z-afslagen een tijd weergeven die tussen de 18:00 en 19:00 uur ligt verteld niks over het verantwoorden van de dagomzet en functioneren van de kassa.
Wij hebben een servicecontract voor de kassa en hebben op geen enkele wijze kennis of kunde van de kassa anders dan het reguliere gebruik (…). Daarnaast hebben wij in meerdere gesprekken aangegeven dat de zaak meerdere malen getroffen is door stroomonderbrekingen. Deze stroomonderbrekingen zouden tot gevolg gehad kunnen hebben dat de tijdregistratie van de kassa ontregeld is geraakt. (…) Wij zijn dan ook van mening dat u in uw rapport zeer kort door de bocht bent gegaan door te stellen dat de avondomzet niet is verantwoord. Om dit te mogen stellen zou eerst geconstateerd moeten worden dat de kassa geen defecten vertoonde en andere oorzaken uitgesloten waren. Aangezien dit onderzoek niet heeft plaats gevonden achten wij uw onderzoek niet correct uitgevoerd. (…)
Uit vergelijkende omzetten uit overige jaren waar de tijdsregistratie van de Z-afslagen wel correct staat blijkt er geen noemenswaardige afwijking van de omzet te zijn. Dit versterkt ons standpunt dat met uitzondering van de tijdsregistratie van de kassa wij ons op geen enkele wijze schuldig hebben gemaakt aan foutieve of frauduleuze handelingen.
(…)
Bijlage 1
U stelt dat er per dag minimaal twee Z-afslagen worden gemaakt maar dat er slechts een in de
administratie wordt verantwoord. Wij zijn van mening dat de nummers van de Z-afslagen inderdaad niet allemaal aansluiten op de voorgaande Z-afslagnummers. Dit zegt echter niets over het feit of de gehele dagomzet wel of niet verantwoord is voor deze dag, enkel dat de nummers niet opeenvolgend zijn. Het is goed gebruik geweest om tussentijds een Z-afslag te maken om de omzet van de dag te bekijken. Deze tussentijdse Z-afslagen zijn niet bewaard omdat deze geen waarde hebben. De Z-afslagen die de dagomzet verantwoorden zijn wel bewaard. (…) Kasverschillen moesten door het personeel zelf worden aangevuld. Zoals al eerder aangegeven hebben wij geen verklaring voor de tijdsaanduiding op de afslagen. De gehele dagomzet is verantwoord en opgegeven. (…)
U stelt dat er op 31-1-2006 een Z-afslag is geregistreerd van € 455,60 en dat er in de kasadministratie slechts € 124 wordt verantwoord. Ik wil u er op wijzen dat wij inderdaad een Z-afslag van € 455,60 hebben maar een dagomzet van € 1.241 hebben gerapporteerd. Ten onrechte wordt de indruk gewekt dat omzet verzwegen wordt. Dit is wederom een bewijs dat ook positieve kasverschillen in de administratie worden verantwoord. Indien we bezig zijn geweest de omzet te manipuleren dan zou dit positief kasverschil niet aangegeven worden.
(…)
Bijlage 1A
U geeft aan dat er onregelmatigheden zijn m.b.t. de afslagnummers 3283, 3284, 3332, 3333, 3334 en 3335. We willen aangeven dat voor deze Z-afslagen de volledige dagomzet verantwoord is in het kasboek.
U stelt dat er op enig moment tussen 0:00 en 2:16 een omzet van € 159,20 wordt gegenereerd. U geeft tevens aan dat u dit niet aannemelijk vindt. Wij willen hierbij opmerken dat hier een heel logische verklaring voor is. Er waren in deze periode problemen met de kassa. Om toch omzet te draaien wordt de omzet gedurende de openingstijd tijdelijk genoteerd. Zodra de kassa weer werkzaam is wordt de omzet aangeslagen. Hierdoor lijkt het alsof de omzet in slechts 2 uur wordt gegenereerd.
(…)
Bijlage 1B
(…)
U geeft aan dat er onregelmatigheden zijn m.b.t. de afslagnummers 3948, 3950, 3952 en 3955. We willen aangeven dat voor deze Z-afslagen de volledige dagomzet verantwoord is in het kasboek.
U maakt melding dat er in zes minuten 328 consumpties zijn verkocht en 176 klanten hebben
afgerekend. We willen u er op wijzen dat het zeer goed mogelijk is dat er i.v.m. een kassastoring omzet tijdelijk op papier is bijgehouden en op een later tijdstip is opgevoerd.
(…)
Bijlage 2
U stelt dat de kassalade vaak open gaat zonder dat er omzet wordt gegenereerd. In de zaak wordt er vaak gewisseld voor de sigarettenautomaat, pool, photoplay machine of om andere reden. Hierdoor gaat de kassa vaak open zonder dat er omzet wordt gegenereerd. Zo gebeurt het ook wel eens dat mensen klein geld terug wisselen naar vast geld. Ook wordt er gewisseld tussen de kassa van de overige verkopen en de kassa van de softdrug verkopen.
(…)
U stelt dat er op andere dagen meer klanten hebben afgerekend dan er aan consumpties zijn verkocht. Graag zouden wij vernemen welke dagen dit zijn geweest. Het is goed gebruik bij de werknemers om nul aanslagen te maken om de kassa te openen voor het wisselen van geld. Hierdoor neemt het aantal aanslagen toe terwijl er geen daadwerkelijke verkopen plaats vindt.
(…)
U stelt dat er op 20-7-2007 en 3-8-2007 verschillen zijn tussen het kasboek en de Z-afslagen. We wijten deze vermeende kasverschillen aan menselijk handelen.
U stelt dat er op 17 april -7 warme dranken zijn verkocht. Wij wijten dit aan correcties die gemaakt zijn. Het negatief boeken van de omzet maakt voor de totale omzet niet uit als hierdoor de juiste verkopen wel worden aangeslagen.
(…)
Bijlage 2B
(…)
U stelt dat het regelmatig voor komt dat meer klanten afrekenen dan er aan consumpties worden verkocht. Zoals eerder aangegeven worden er vaak nul aanslagen gemaakt om de kassa te openen.
U stelt dat de gemiddelde omzet onder de € 2,- per dag ligt. Wij nemen dit voor kennisgeving aan.
U stelt dat op 11 juni 2009 de kassa gedurende de dag maar 2 maal open is geweest. Op deze dag was er sprake van een stroomstoring. Hierdoor is de omzet van de dag apart bij gehouden. Op het moment dat de kassa weer functioneerde is de volledige omzet weer in de kassa gezet. We verwerpen de insinuatie dat er moedwillig gemanipuleerd is met de dagomzet.
Op 18 november 2009 heeft er een bedrijfsbezoek plaatsgevonden van het HIT. U stelt dat op deze dag de gemiddelde omzet € 3,68 betrof en aan het eind van de dag € 1,53. Daarnaast stelt u dat er in 9,5 uur tijd er een omzet van € 20,10 is gegenereerd. Verder stelt u dat er met de omzet is gemanipuleerd. Wij bestrijden deze stelling en stellen dat het HIT verantwoordelijk is voor de verstoring van de bedrijfsvoering. Uw bevindingen geven een perfect beeld hoe een controle van het HIT de bedrijfsvoering verstoord. Op het moment van binnenkomst worden alle klanten gesommeerd de zaak te verlaten. Zoals u weet gaat dit gepaard met achterlating van de gekochte drankjes. Vaak laten de bezoekers de gekocht softdrugs ook achter. De controle kan soms enige uren duren waarbij het personeel wordt gecontroleerd en ondervraagd. (…) De gasten die terug komen worden vergoed. Sommigen willen hun geld terug andere een nieuw drankje of andere vergoeding. De correcties die door het bezoek van het HIT moeten worden uitgevoerd gaat ten koste van de gerealiseerde omzet. Het is daarom logisch dat de gemiddelde omzet daalt. Als bijkomend probleem hebben we te maken dat wanneer de zaak leeg is je niet snel een zaak weer vol krijgt. (…) Wij vinden het daarom stuitend dat door
toedoen van het HIT de bedrijfsvoering wordt verstoord en dit als argument wordt gebruikt om te stellen dat de omzet wordt gemanipuleerd. Dit is de wereld op zijn kop.
U stelt dat er op diverse data; 2 juni 2009, 10 juni 2009, 26 juni 2009 en 1 juli 2009 er sprake is van negatieve aanslagen en dat er meer klanten hebben afgerekend dan dat er consumpties zijn verkocht. We nemen uw constatering voor kennisgeving aan. De verklaring hier voor is zeer eenvoudig. Foute aanslagen worden gecorrigeerd. Vandaar de negatieve aanslagen. Er worden nul aanslagen gemaakt om de kassa te openen. Kortom er gebeurd niks vreemds anders dan normaal menselijk handelen.
(…)
Verkopen softdrugs
U stelt dat de aangegeven omzet softdrugs niet juist is. Dit leidt u af uit de door u geconstateerde verschillen tussen de voorraadlijsten waar u de omzet uit destilleert en de opgegeven omzet. Wij zijn van mening dat uw bevindingen onjuist zijn. Wij hebben altijd de omzet op de verkopen softdrugs correct verantwoord. Zoals u misschien kunt begrijpen worden er door de softdrug verkopers geen bonnen afgegeven. Wij zijn van mening dat u geen rekening heeft gehouden met de aanwezige voorgedraaide joints. Dit verklaart de verschillen.
(…)
Ook geeft u aan dat het kasboek voor de omzet van softdrugs een keer per maand wordt opgemaakt. Dit is absoluut niet waar. Het kasboek wordt dagelijks opgemaakt. (…)
Verder is [de coffeeshop] de enige coffeeshop op haar gracht en enigszins buiten het drukke coffeeshop gebied. Voordat klanten bij [de coffeeshop] binnen komen zijn ze tal van andere grotere coffeeshops in het gebied en in de binnenstad gepasseerd. De clientèle bestaat voornamelijk uit toeristen, er zijn geen vaste klanten. Een aangekochte joint kan door meerdere personen worden genuttigd terwijl er maar slechts een drankje per persoon wordt genuttigd. Het is daarom heel goed verdedigbaar dat de verhouding afwijkt van andere coffeeshops.”
2.9.
In een brief van 15 juni 2012 schrijft de gemachtigde onder meer het volgende aan de inspecteur:
“Tijdens het onderzoek heeft er een derdenonderzoek plaatsgevonden (…) in verband met de kassa (…). Daarnaast heeft er een derdenonderzoek plaatsgevonden bij [M], de drankenleverancier van de onderneming. In dit geval is er sprake van horecagelegenheden op drie locaties met (in het geval van [de coffeeshop] onder andere) als kernactiviteit de verkoop van drank. In de onderzoeksrapporten is (…) [o]ver het derdenonderzoek bij [M] geen informatie terug te vinden, terwijl er naar aanleiding van dat onderzoek door de belastingdienst is geconcludeerd en medegedeeld dat er met de winstmarges niets mis was. Daarnaast heeft [M] aan de onderneming de afgelopen vier jaar ongeveer negen afschriften per week verstrekt die zien op de levering van drank aan de horecagelegenheden. Het verbaas[t] mij dan ook dat er ten aanzien van dit derdenonderzoek (…) niets is terug te vinden in het rapport en het dossier van de belastingdienst.
Netto privé
Het boekenonderzoek ziet op de jaren 2006 tot en met 2009. Bij de berekening van het netto privé wordt de vakantiewoning genoemd in Griekenland die “waarschijnlijk contant” hebben plaatsgevonden. Het komt ons voor dat de belastingdienst ervan uit is gegaan dat het benodigde vermogen om deze woning te verkrijgen op moet zijn gebouwd sinds 2006, de periode waar het onderzoek op ziet. [De partner van belanghebbende] is reeds werkzaam vanaf 1985 en is sinds 1994 actief met de onderneming (eerst [de CV] en vanaf 2003 en 2004 tevens met de twee andere ondernemingen) waarbij sindsdien vermogen is opgebouwd waarmee het huis in Griekenland kon worden bekostigd. Gelet op het bovenstaande kan de netto privéberekening dan anders uitpakken. Het overzicht van [de boekhouder] laat in ieder geval zien dat er voldoende besteedbaar vermogen zou moeten resteren (…).”
2.10.
In de door de gemachtigde in zijn brief van 15 juni 2012 genoemde berekening van de boekhouder zijn inzake de jaren 2005 tot en met 2009 onder andere de volgende gegevens vermeld:
“Resultaat [belanghebbende] en [de partner van belanghebbende]
Jaar 2005 2006 2007 2008 2009
Winst aandeel [CV] € 96,763 € 71,019 € 19,036 € 31,198 € 31,775
Winst [de Pub] € -69,529 € -17,756 € 5,020 € 29,323 € 5,643
Winst [coffeeshop] € 21,179 € 31,648 € 84,886 € 73,026 € 60,825
€ 48,413 € 84,911 € 108,942 € 133,547 € 98,243
(…)
Aankoop huis Griekenland € - € - € - € 50,000 € 20,000
(…)
[Totaal benoemde posten] € 31,052 € 56,214 € 64,009 € 121,445 € 104,914
Over nog te besteden p.j. € 17,361 € 28,697 € 44,933 € 12,201 € - 6,671
Cumulatief Eigen Vermogen € 109,100 € 137.797 € 182,731 € 194,832 € 188,162
Eind 2006 is er rond de € 95.000,- kasgeld in beslag genomen.”
2.11.
In zijn verweerschrift in eerste aanleg heeft de inspecteur het volgende geschreven omtrent de in de controlerapporten opgenomen vermogensvergelijking:
“De controleambtenaren hebben een netto privé berekening gemaakt die is gebaseerd op de privé opnamen uit de kas van alle ondernemingen en de bank- en de creditcardafschriften van belanghebbende en [haar] levenspartner. (…) Gemachtigde heeft in het beroepschrift (…) een overzicht opgenomen dat uitgaven voor kleding, eten, drinken en vakanties bevat. Deze uitgaven ontbraken in het overzicht van het boekenonderzoek. Na verwerking van deze cijfers leidt dit tot de volgende uitkomst:
Vermogensvergelijking 2006 2007 2008 2009
(…)
Besteedbaar netto privé 1.887 - 61.869 - 40.988 - 32.903
Aanvullingen uit overzicht gemachtigde
Uitgaven voor kleding 7.649 7.802 7.958 8.117
Eten en drinken 6.850 6.975 7.115 7.257
Vakantie-uitgaven 2.100 2.150 3.900 4.875
Besteedbaar netto privé - 14.712 -78.796 -59.961 - 53.152
(…) Ter aanvulling op de netto privé berekening:
1. er is geen enkele pinbetaling aangetroffen ten laste van een bankrekening.
2. kosten van uitgaan, vrije tijd en restaurantbezoek etc. ontbreken
3. (…)
4. (…)
5. Bij een huiszoeking op 4 oktober 2006 zijn sieraden aangetroffen met een waarde die is geschat op € 120.000, hetgeen consumptie-uitgaven zijn uit 2006 en vorige jaren en niet in de netto privé berekening zijn opgenomen.
6. De aankoop van de bouwgrond en de bouw van de vakantiewoning is geheel contant betaald. Dat is een bedrag van € 111.077 aangevuld met een onbekend bedrag aan reis- en verblijfkosten voor ondertekening van de aankoop van grond, de contractering van de aannemer en de oplevering van de vakantiewoning.”
2.12.
In het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank van 23 mei 2013 is onder andere het volgende vermeld:
“[door belanghebbende en haar partner:]
(…) De aankoop van de grond in Griekenland heeft in 2007 plaatsgevonden. De verbouwingen zijn op zijn vroegst in 2009 aangevangen. Met de aannemer heeft [de partner van belanghebbende] afgesproken dat er betaald wordt naar gelang van de bouwvorderingen. Voor 2008 staat er in het overzicht dat € 50.000 is betaald. De belasting was iets meer dan € 14.000. De aankoop van de grond was ook zo’n € 15.000. Het overige zal een aanbetaling geweest zijn.
[M] is de enige leverancier van de coffeeshop. Voor de koffie en thee heeft [belanghebbende] een aparte leverancier. De koffie kwam van [N] en was gewoon verwerkt in de administratie.
(…)
- en verklaart [de inspecteur] over de coffeeshop:
(…) De omzet softdrugs is afgeleid uit de omzet overige verkopen. De 20% overige verkopen zijn vastgesteld aan de hand van de avondverkopen. We zijn er vanuit gegaan dat er na 18:30 meer bedrijvigheid [is] in de horeca. Daarom is uitgegaan van 150% omzet in de avonduren. Naar onze mening is dat nog aan de lage kant. Dat geldt in ieder geval voor 2006. Ook voor latere jaren is uitgegaan van 150% omzet in de avonduren omdat we geen aanleiding hebben om te denken dat de handelwijze van eisers in de overige jaren anders was.
De controle bij [M] geeft een consistent beeld. Dat sluit echter niet uit dat er elders is ingekocht. De brutowinstmarge geeft immers een dusdanig beeld dat er voor een hoger bedrag verkocht had kunnen worden. De prijslijsten van de coffeeshop zijn nagegaan, maar we weten niet exact wat nu de verkopen zijn. Daarom is gezegd dat de brutowinstmarge acceptabel was. (…) Van de softdrugs was er geen inkoopadministratie, maar wel van de overige verkopen. (…) Het is reëel dat rekening wordt gehouden met een theoretische inkoop (overige verkopen), maar dan wel minimaal.”
2.13.
Als bijlage bij zijn verweerschrift in hoger beroep heeft de inspecteur een schermprint overgelegd van de gegevens uit het Aanslag Belastingen Systeem (ABS) inzake de afhandeling van de door belanghebbende ingediende aangifte IB/PVV voor her jaar 2009. Op deze schermprint is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“Startdatum 20-12-2010
Einddatum 20-04-2011
(…)
BEHANDELBESLUIT
(…)
Behandelreden GEAUTOMATISEERD
Behandelmoment 15-04-2011 00:54
(…)
Met dagtekening 07-05-2011
(…)
Procestaak Status (…) Gerealiseerde einddatum
DA_IB_FORMALISEREN GESLOTEN (…) 20-04-2011
DA_IB_BEREKEN_EN_SIGN GESLOTEN (…) 19-04-2011
(…)
DA_GEAUTOMATISEERDE_FVC GESLOTEN (…) 20-12-2010
DA_IB_BEOORDELEN_AVA_VER GESLOTEN (…) 20-12-2010”
2.14.
Tijdens de zitting in hoger beroep is op de onder 2.12 vermelde gegevens namens de inspecteur de volgende toelichting gegeven:
“Het (…) schermprintje met betrekking tot de afhandeling van de aangifte IB/PVV 2009 van [belanghebbende en haar partner], welke printjes voor beiden inhoudelijk identiek zijn, kunt u het beste van beneden naar boven lezen. Blijkens dit printje, voor [de partner], is de aangifte binnengekomen op 20 december 2010. Dan wordt eerst gekeken of er een voorlopige aanslag opgelegd moet worden. Daarboven staat de afkorting FVC. Dat is de beoordeling of de aangifte volledig is. Er wordt dan niet gecontroleerd op juistheid, maar op volledigheid. (…) In dit geval was de aangifte in die zin volledig. Van 9 januari 2011 tot 13 april 2011 is de aangifte kennelijk belemmerd geweest. Waarom dat is, weet ik niet. Daarna is de aangifte weer verder in behandeling genomen. Op 15 april 2011 vindt de berekening van de aanslag plaats. Bij de procestaak formaliseren, op 20 april 2011, wordt de aanslag daadwerkelijk uitgeprint en opgestuurd. In ieder geval kan vanaf half april de aanslagregeling niet meer worden afgebroken. Bij de procestaak berekening en signalering kan de aanslagregeling niet meer worden afgebroken. Wellicht al eerder, maar dat kan ik niet met zekerheid zeggen.”
3. Geschil in hoger beroep
3.1.
Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de bestreden aanslagen en beschikkingen terecht en naar de juiste bedragen zijn vastgesteld. Meer specifiek zijn de volgende punten in geschil.
- a.
Beschikt de inspecteur ter zake van de navorderingsaanslagen IB/PVV 2008 en 2009 over een navordering rechtvaardigend nieuw feit en zo niet, is belanghebbende ter zake te kwader trouw?
- b.
Heeft de inspecteur de bestreden aanslagen terecht met toepassing van de sanctie van de omkering en verzwaring van de bewijslast vastgesteld?
- c.
Indien de vorige vraag bevestigend wordt beantwoord, is in geschil of belanghebbende heeft doen blijken dat de aanslagen te hoog zijn vastgesteld en of de aanslagen berusten op een redelijke schatting.
- d.
Heeft de inspecteur terecht en naar de juiste bedragen vergrijpboetes opgelegd en heffingsrente in rekening gebracht?
3.2.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de (hogere) beroepen en primair tot vernietiging van de navorderingsaanslagen, de naheffingsaanslag en de boetebeschikkingen. Subsidiair concludeert belanghebbende tot vermindering van de naheffingsaanslag omzetbelasting tot een bedrag van € 3.854 en van de navorderingsaanslagen IB/PVV met inachtneming van winstcorrecties van € 64.063 (2006), € 93.845 (2007), € 68.098 (2008) en (meer subsidiair) € 56.927 voor het jaar 2009.
3.3.
De inspecteur concludeert in zijn incidentele hogere beroepen tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot ongegrondverklaring van de beroepen.
4. Beoordeling van het geschil
Nieuw feit/kwade trouw
4.1.1.
Belanghebbende heeft zich in eerste aanleg op het standpunt gesteld dat de navorderingsaanslagen IB/PVV 2008 en 2009 dienen te worden vernietigd omdat sprake is van een ambtelijk verzuim aan de zijde van de inspecteur, terwijl belanghebbende ter zake van de feiten die aanleiding hebben gegeven tot het opleggen van deze navorderingsaanslagen niet te kwader trouw is geweest. In hoger beroep heeft belanghebbende haar argumentatie toegespitst op de stelling dat (in elk geval) een nieuw feit voor het jaar 2009 ontbreekt, omdat de definitieve aanslag IB/PVV 2009 is vastgesteld met dagtekening 7 mei 2011, terwijl de uitbreiding van het boekenonderzoek tot (ook) het jaar 2009 reeds was aangevangen bij brief van 3 mei 2011.
De inspecteur heeft de standpunten van belanghebbende betwist.
4.1.2.
De rechtbank heeft over deze geschilpunten als volgt geoordeeld:
“4.1.1. Eiseres stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een nieuw feit omdat verweerder naar aanleiding van de HIT-controles al bekend had moeten zijn met de constateringen uit het boekenonderzoek. Voorts stelt eiseres dat sprake is van een ambtelijk verzuim omdat, als al sprake is van omzetverzwijgingen, die omzetverzwijgingen een zodanige omvang hebben dat zij verweerder hadden moeten opvallen. Daarbij verwijst eiseres naar een passage uit het onderzoeksrapport over de vastgestelde (dag)omzetten bij de HIT-controles en de verantwoorde (jaar)omzet en naar het arrest van de Hoge Raad van 7 december 2007, nr. 42300, ECLI:NL:HR:2007:BB9534, waaruit eiseres afleidt dat aan waarnemingen ter plaatse vertrouwen kan worden ontleend ten aanzien van de wijze van administreren. Tevens stelt eiseres dat verweerder een ambtelijk verzuim heeft begaan doordat de definitieve aanslagen ib/pvv 2008 en 2009 zijn opgelegd op een moment dat het boekenonderzoek nog niet was afgerond.
4.1.2.
De rechtbank overweegt dat verweerder in het algemeen met vertrouwen op de ingediende aangifte ib/pvv mag afgaan. Slechts indien verweerder, na met een normale zorgvuldigheid kennis te hebben genomen van de inhoud van de aangifte, en mede gelet op de overige in aanmerking komende omstandigheden van het geval, aan de juistheid van enig daarin opgenomen gegeven in redelijkheid behoorde te twijfelen kan er sprake zijn van een ambtelijk verzuim dat navordering in de weg staat. Voor twijfel is geen aanleiding indien de niet onwaarschijnlijke mogelijkheid bestaat dat de in de aangifte opgenomen gegevens juist zijn (Hoge Raad 31 mei 2013, nrs. 11/03452 en 11/03456, ECLI:NL:HR:2013:BX7184). In het onderhavige geval lieten de HIT-controles een beeld van de omzet zien dat overeenkomt met de landelijke gegevens voor coffeeshops, namelijk een omzetverhouding van 80 (softdrugs) - 20 (overige verkopen). De HIT-controles hebben verweerder dan ook geen reden gegeven te twijfelen aan de ingediende aangiftes, zodat er op dat moment geen reden was een nader onderzoek in te stellen naar de ingediende aangiftes. Pas bij het boekenonderzoek is verweerder gebleken dat de aangegeven omzetten en winsten van de coffeeshop niet juist waren. Dit vormt dan ook een nieuw feit op grond waarvan verweerder gerechtigd was de te weinig geheven belasting na te vorderen.
4.1.3.
Ten aanzien van de stelling van eiseres dat een ambtelijk verzuim navordering in de weg staat, overweegt de rechtbank dat de HIT-controles slechts een momentopname geven van de omzet. Er kan slechts worden gekeken naar de omzetverhoudingen op de betreffende dag waarop de controle plaatsvindt en dan nog alleen tot het tijdstip van de controle. Uit die enkele momentopname(s) is geen beeld te krijgen van de verantwoorde jaaromzet. Slechts bij een grondige controle van de administratie (waarbij uiteraard de momentopnames van de HIT-controles kunnen worden betrokken) kan worden vastgesteld of al dan niet sprake is van een juiste omzetverantwoording.
4.1.4.
Het door eiseres aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 7 december 2007 maakt het voorgaande niet anders. Van een vertrouwenwekkende controlehandeling is sprake indien de belastingplichtige mocht aannemen dat de inspecteur een betreffende aangelegenheid op zijn fiscale merites heeft beoordeeld (vgl. HR 18 december 1991, nr. 27127, ECLI:NL:HR:1991:ZC4832). Uit de feiten van de door eiseres aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad blijkt dat tijdens de betreffende waarneming ter plaatse concreet is beoordeeld of de belanghebbende aan de administratieve verplichtingen voldeed. Nergens blijkt uit dat de HIT-controles bij eiseres zich hebben uitgestrekt tot de vraag of eiseres heeft voldaan aan haar administratieve verplichtingen. De mededelingen in het verslag van de waarnemingen ter plaatse duiden veeleer op het tegendeel, namelijk dat alleen een kascontrole op dat moment is uitgevoerd. Uitdrukkelijk wordt in het verslag van de waarneming ter plaatse immers opgemerkt dat de administratie zelf niet beoordeeld is. Gelet op die mededeling en de beperkte controle in het wtp-verslag is de rechtbank van oordeel dat eiseres aan de waarnemingen ter plaatse niet het vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat haar administratieve verplichtingen zijn beoordeeld en dat haar administratie in orde was bevonden.
4.1.5.
De primitieve aanslagen ib/pvv 2006 en 2007 zijn gedagtekend op een moment voordat het boekenonderzoek is aangevangen. De primitieve aanslag ib/pvv 2008 is gedagtekend 18 maart 2011. Gesteld noch gebleken is dat het boekenonderzoek voor die jaren op een eerder tijdstip is aangevangen. Nu de dagtekening van de primitieve aanslag ib/pvv 2008 is gelegen voor de aanvang van het boekenonderzoek is in zoverre van een ambtelijk verzuim geen sprake. De aanslag ib/pvv 2009 is echter gedagtekend op een datum (7 mei 2011) die enkele dagen na de uitbreiding van het boekenonderzoek (3 mei 2011) is gelegen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient verweerder, indien hij bij het opleggen van de aanslag ermee bekend is dat een boekenonderzoek is ingesteld, alvorens een aanslag op te leggen de resultaten van dat onderzoek af te wachten, dan wel bij het opleggen van de aanslag rekening te houden met de op dat moment (redelijkerwijs) te verwachten uitkomst van dat onderzoek. Verweerder heeft verklaard dat ten tijde van de uitbreiding van het boekenonderzoek naar de jaren 2008 en 2009 (op 3 mei 2011) de aangifte ib/pvv 2009 reeds geautomatiseerd was
afgedaan en vastgesteld. Gelet op de benodigde tijd voor het opleggen van een aanslag en het moment van uitbreiding van het boekenonderzoek acht de rechtbank verweerders verklaring, dat de aanslagregeling reeds was afgerond op het moment van de uitbreiding van het boekenonderzoek, aannemelijk. Onder die omstandigheden kan verweerder niet worden verweten dat hij bij het opleggen van de aanslag ib/pvv 2009 de resultaten van het boekenonderzoek niet heeft afgewacht. Van een ambtelijk verzuim is in zoverre evenmin sprake. Ook voor het jaar 2009 vormen de bevindingen van het boekenonderzoek het voor navordering vereiste nieuwe feit (vgl. Hof Amsterdam 6 juni 2013, nrs. 12-00191 tot en met 12-00194, ECLI:NL:GHAMS:2013:CA1775).”
4.1.3.
Het Hof onderschrijft dit oordeel van de rechtbank en maakt de ervoor gebezigde gronden tot de zijne. Het voegt hieraan toe dat de inspecteur in hoger beroep zijn standpunt nader heeft onderbouwd dat het proces van de vaststelling en verzending van de aanslag IB/PVV 2009 reeds was afgerond op het tijdstip dat het besluit is genomen tot uitbreiding van het boekenonderzoek tot de jaren 2008 en 2009. Op grond van de gegevens van de onder 2.13 vermelde schermprint en de daarop ter zitting in hoger beroep gegeven toelichting, zoals weergegeven onder 2.14, acht het Hof door de inspecteur aannemelijk gemaakt dat de door belanghebbende ingediende aangifte IB/PVV 2009 geautomatiseerd is afgedaan, dat dit proces van aanslagregeling (berekening elementen aanslag) op (uiterlijk) 19 april 2011 is afgesloten en dat op 20 april 2011 het aanslagbiljet is geprint en verzonden. Gelet op de dagtekening (3 mei 2011) en de bewoordingen van de onder 2.5.2 vermelde brief waarin de uitbreiding van het boekenonderzoek tot 2008 en 2009 is aangekondigd acht het Hof het niet aannemelijk, ook indien veronderstellenderwijs ervan wordt uitgegaan (zoals de gemachtigde heeft aangevoerd) dat de beslissing tot de uitbreiding van het boekenonderzoek op een eerdere datum moet zijn genomen dan op de dag van de verzending van de brief van 3 mei 2011, dat deze beslissing op een vóór 21 april 2011 gelegen datum is genomen en dat het ten tijde van die beslissing nog mogelijk was de vaststelling van de aanslag IB/PVV 2009 in het geautomatiseerde systeem tegen te houden. Onder die omstandigheden kan het de inspecteur niet worden verweten, zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld, dat bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2009 de resultaten van het boekenonderzoek (dat op het tijdstip van die vaststelling uitsluitend betrekking had op de jaren 2006 en 2007) niet is afgewacht. Feiten of omstandigheden op grond waarvan deze conclusie anders zou kunnen luiden, zijn niet aannemelijk geworden.
Van een ambtelijk verzuim is derhalve geen sprake; aan de beantwoording van de vraag of belanghebbende ter zake te kwader trouw was, komt het Hof evenals de rechtbank niet toe.
Omkering en verzwaring bewijslast
4.2.1.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de inspecteur zich terecht heeft beroepen op de sanctie van artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Gelet op de in het controlerapport gedane constateringen is de rechtbank van oordeel dat de administratie van belanghebbende zodanige gebreken vertoonde dat zij niet voldeed aan de in artikel 52 AWR geformuleerde eisen en dat omkering en verzwaring van de bewijslast op die grond is gerechtvaardigd.
4.2.2.
Het Hof komt op grond van de navolgende overwegingen op dit punt tot een ander oordeel dan de rechtbank.
4.2.3.
Zoals het Hof heeft overwogen in zijn uitspraak van 14 maart 2014, nrs. 12/00814 t/m 12/00816, ECLI:NL:GHAMS:2014:1171 (r.o. 4.2.3 t/m 4.2.6), moet er van worden uitgegaan dat het bij de Wet van 27 mei 2011, Stb. 2011, 265 – waarin geen overgangsbepalingen zijn opgenomen – gewijzigde artikel 27e AWR van toepassing is in situaties waarin de inspecteur bij de inwerkingtreding van die bepaling bevoegd was jegens belanghebbende de informatiebevoegdheden van art. 47 e.v. AWR uit te oefenen en een informatiebeschikking te nemen. Deze bevoegdheid wordt begrensd door het intreden van de beroepsfase, zoals volgt uit het arrest HR 10 februari 1988, nr. 23.925, BNB 1988/160. Deze (bij gebreke van een specifieke overgangsbepaling) onmiddellijke werking van de met ingang van 1 juli 2011 gewijzigde artikelen 27e en 52a AWR volgt naar het oordeel van het Hof ook uit de strekking van de Wet van 27 mei 2011, te weten het bieden van aanvullende rechtsbescherming aan de belastingplichtige, doordat deze voorafgaand aan en zelfstandig van de op de beschikking gebaseerde aanslagen, de informatiebeschikking ter toetsing aan de rechter kan voorleggen. In de wetsgeschiedenis is hierover opgemerkt dat het gevolg van deze nieuwe bepaling tevens is dat indien “de inspecteur, om welke reden dan ook, ervan afziet om een beschikking te nemen, omkering en verzwaring van de bewijslast niet meer aan de orde kan zijn”; volgens de wetgever wordt daarmee bewerkstelligd dat er sprake is van “equality of arms” (zie Kamerstukken II 2008/09, 30 645, nr. 14, blz. 5). Gelet op deze strekking is er geen reden deze nieuwe wettelijke systematiek te beperken tot gevallen waarin op 1 juli 2011 nog geen aanslag is opgelegd dan wel nog niet eerder om informatie is verzocht, maar dient zij te gelden – zoals hiervoor overwogen – in alle gevallen waarin de inspecteur op 1 juli 2011 bevoegd was zijn informatiebevoegdheden van art. 47 e.v. AWR uit te oefenen en een informatiebeschikking te nemen.
4.2.4.
Gelet op de ondubbelzinnige tekst van artikel 27e, eerste lid, in samenhang met artikel 52a, eerste lid, AWR, is naar ’s Hofs oordeel ook de sanctie van de omkering en verzwaring van de bewijslast in geval van het niet-voldoen aan de verplichtingen van artikel 52 AWR (met ingang van 1 juli 2011) op de hiervoor beschreven wijze afhankelijk van een informatiebeschikking en is een en ander niet beperkt tot gevallen waarin de inspecteur op eigen initiatief nieuwe, aanvullende eisen stelt aan de administratieplichtige (vgl. de reeds genoemde uitspraak van het Hof van 14 maart 2014, r.o. 4.2.6).
4.2.5.
In het onderhavige geval was de inspecteur op 1 juli 2011 bevoegd om voor de jaren 2006 tot en met 2009 een informatiebeschikking te nemen; op die datum waren de bestreden navorderingsaanslagen en naheffingsaanslag nog niet vastgesteld. Verder staat vast dat door de inspecteur voor de jaren 2006 tot en met 2009 geen informatiebeschikking is genomen als bedoeld in artikel 52a AWR. Om deze reden kan de sanctie van de omkering en verzwaring van de bewijslast vanwege het niet-voldoen aan de verplichtingen van artikel 52 AWR niet aan de orde komen, omdat daaraan in artikel 27e, eerste lid, AWR (met ingang van 1 juli 2011) als voorwaarde is gesteld dat een informatiebeschikking onherroepelijk is geworden.
4.2.6.
Ter zitting in hoger beroep heeft de inspecteur gesteld dat hij, ook indien hij uitgaat van de in de uitspraak van het Hof van 14 maart 2014 opgenomen oordelen omtrent de onmiddellijke werking van het met ingang van 1 juli 2011 gewijzigde artikel 27e AWR, van mening is dat de daarin opgenomen sanctie in casu van toepassing is. Zoals hij reeds in eerste aanleg (subsidiair) had gesteld, heeft belanghebbende volgens de inspecteur namelijk voor de jaren 2006 tot en met 2009 niet de vereiste aangifte gedaan. De aard en de omvang van de gebreken in de administratie van de coffeeshop, in combinatie met de negatieve bedragen aan besteedbaar netto privé (zoals door hem berekend) wijzen er volgens de inspecteur op dat belanghebbende in alle in geschil zijnde jaren aanzienlijke bedragen aan door haar uit de coffeeshop genoten winsten niet in haar aangiften heeft verantwoord en om die reden niet de vereiste aangifte heeft gedaan als bedoeld in artikel 27e AWR. Dezelfde conclusie heeft te gelden voor de door belanghebbende gedane aangiften OB voor de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009, zo stelt de inspecteur.
4.2.7.
Belanghebbende heeft dit standpunt van de inspecteur betwist. Zij stelt in alle in geschil zijnde jaren de door haar genoten ondernemingswinsten, alsmede de in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009 verschuldigde omzetbelasting volledig in haar aangiften te hebben verantwoord. De door de inspecteur in de administratie van de coffeeshop geconstateerde gebreken zijn volgens belanghebbende niet van dien aard dat daardoor geen reëel beeld zou kunnen worden verkregen van de in deze onderneming gegenereerde omzet. Verder heeft belanghebbende erop gewezen dat de uit de administratie blijkende brutowinstmarge ook naar de mening van de inspecteur acceptabel is. De berekening van het (negatieve) netto privé door de inspecteur is volgens belanghebbende zowel wat betreft de gegevens waarop deze is gebaseerd als wat betreft de uitkomst geheel onjuist; belanghebbende verwijst in dit verband naar de door de boekhouder vervaardigde opstelling, zoals vermeld onder 2.10. Belanghebbende concludeert dat de inspecteur geen feiten of omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt die de toepassing van de sanctie van artikel 27e AWR rechtvaardigen.
4.2.8.
Over de door de inspecteur gemaakte berekeningen van het gezamenlijke nettoprivé-vermogen van belanghebbende en haar partner (zoals weergegeven onder 2.6 (par. 4.1 controlerapport) en 2.11) en de door belanghebbende opgestelde tegenberekening (zoals vermeld onder 2.10) heeft de rechtbank het volgende overwogen:
“4.2.4. Met betrekking tot de vermogensvergelijking heeft verweerder concreet aangegeven hoe het nettoprivévermogen is samengesteld en heeft hij een zorgvuldige berekening daarvan gemaakt. Hiertegenover heeft eiseres een tegenberekening (bijlage 11 bij de motivering van het beroepschrift) gemaakt. De rechtbank acht onduidelijk op welke grondslagen deze berekening van eiseres berust. Een deel van de door verweerder benoemde posten ontbreekt in de tegenberekening van eiseres. Daarbij zijn niet alle uitgaven per bank of credit card opgenomen, heeft eiseres rekening gehouden met een cumulatief vermogen terwijl daarvan niet is gebleken in aangiftes ib/pvv en is geen rekening (…) gehouden met uitgaven voor op 4 oktober 2006 bij eiseres aangetroffen sieraden ter waarde van € 120.000. Voorts blijkt uit de eigen opgaven van eiseres dat er met betrekking tot het huis in Griekenland uitgaven zijn geweest in de jaren 2007 tot en met 2009, terwijl daarmee in de tegenberekening niet volledig rekening is gehouden. De tegenberekening van eiseres acht de rechtbank dan ook niet bruikbaar. Indien rekening wordt gehouden met de door eiseres in haar tegenberekening wel benoemde uitgaven voor vakantie, kleding, eten en drinken, dan resulteert dat in de berekening van verweerder in een negatief netto privé voor de onderhavige jaren variërend tussen € 14.712 en € 59.961.”
4.2.9.
Het Hof maakt deze oordelen tot de zijne. Belanghebbende heeft in hoger beroep geen feiten of omstandigheden aangevoerd die op dit punt een nieuw of ander licht op de zaak werpen.
4.2.10.
Aan de aanzienlijk negatieve bedragen aan besteedbaar netto privé van belanghebbende en haar partner gezamenlijk in elk van de in geschil zijnde jaren (de inspecteur heeft nog erop gewezen dat het hoogste negatieve netto privé niet € 59.961 bedroeg, maar € 78.796), beoordeeld in samenhang met de navolgende door het Hof aannemelijk geachte feiten en omstandigheden die erop wijzen dat in de jaren 2006 tot en met 2009 (aanzienlijk) meer omzet is gerealiseerd dan in de administratie van de coffeeshop is vastgelegd, ontleent het Hof het vermoeden dat in de coffeeshop in de genoemde jaren (aanzienlijk) meer omzet ‘overige verkopen’ is gegenereerd dan in de aangiften omzetbelasting over de desbetreffende periode is verantwoord en dat belanghebbende in de jaren 2006 tot en met 2009 (aanzienlijk) meer winst heeft genoten uit de coffeeshop dan door haar in haar aangiften IB/PVV over deze jaren (en Zvw voor het jaar 2006) is vermeld. Het betreft de volgende in het controlerapport vermelde feiten en omstandigheden.
4.2.11.
Ter zake van de verantwoorde omzet ‘overige verkopen’, die op de in de onderneming aanwezige kassa werd aangeslagen (de omzet softdrugs werd extracomptabel bijgehouden) is het volgende van belang. Tot april 2007 was in de onderneming een kassa aanwezig waarin de gemaakte z-afslagen een eigen (opeenvolgend) nummer kregen. In de kasadministratie van het jaar 2006 is (op enkele uitzonderingen na) één z-afslag per dag verantwoord en bewaard, terwijl voor elke dag één z-afslagnummer ontbreekt. Het tijdstip van de bewaarde z-afslag ligt in het boekjaar 2006 veelal tussen 18:00 uur en 19:00 uur, terwijl de coffeeshop tot 1:00 uur geopend is. De omzet behaald tussen 19:00 uur en 1.00 uur is niet vermeld op deze afslagen. Aangezien de in het kasboek verantwoorde dagomzet (op enkele uitzonderingen na) gelijk is aan de omzet vermeld op de z-afslag die wordt opgemaakt na de dagdienst, is het vermoeden gewettigd dat de avondomzet van de desbetreffende dagen (grotendeels) niet in het kasboek (en de daarop gebaseerde jaarstukken en aangiften) is verantwoord. Dit vermoeden wordt bevestigd door de als bijlage 1 en 1A bij het controlerapport gevoegde z-afslagen uit de maanden januari, februari en maart 2006, welke (vrijwel) alle een afslagtijdstip bevatten tussen 18:00 uur en 19:00 uur. Een ander deel van de in de administratie bewaarde z-afslagen van het jaar 2006, zoals weergegeven in bijlage 1A en 1B van het controlerapport, is opgemaakt na 0:00 uur, terwijl ook ter zake van deze z-afslagen geldt dat per dag één z-afslagnummer ontbreekt. Op grond van de in paragraaf 3.3.1 van het controlerapport gedane constateringen, met name de constateringen ter zake van de z-afslagen van 28 februari, 29 december, 30 december en 31 december 2006 (datum aanvang gelijk aan datum afslag) alsmede het vastgestelde verschil tussen de x-afslag van 31 december 2006 (02:09 uur) en de (lagere) omzet van de z-afslag van deze datum (02:15 uur) acht het Hof het vermoeden gewettigd dat op de in de administratie bewaarde z-afslagen van het jaar 2006 welke na 0:00 uur zijn gemaakt eveneens een substantieel van de omzet van de desbetreffende dag niet is verantwoord, dat er een eerdere (niet-bewaarde) z-afslag van die dag moet zijn geweest waarop de ontbrekende omzet was vermeld en dat de op de wél bewaarde z-afslag vermelde omzet naar eigen wens is aangeslagen.
4.2.12.
Op de 12 april 2007 in gebruik genomen nieuwe kassa stond de nummering van de gemaakte z-afslagen uit en ontbrak de datum van aanvang op de uit deze nieuwe kassa geprinte z-afslagen, zodat de volledigheid van de vermelde dagomzet op de na 12 april 2007 bewaarde z-afslagen (en de op basis daarvan in de administratie verantwoorde omzet) op deze punten niet kan worden geverifieerd. In samenhang met de navolgende door het Hof aannemelijk geachte feiten en omstandigheden acht het Hof het vermoeden gewettigd dat ook in de jaren 2007 tot en met 2009 voor substantiële bedragen meer omzet in de coffeeshop is gegenereerd dan in de administratie is verantwoord:
- -
in alle onderzochte maanden (minimaal één per jaar) komen z-afslagen voor met een groter aantal afrekenende klanten dan het aantal bestelde consumpties, hetgeen feitelijk niet mogelijk is en hetgeen wijst op het “terugdraaien” van behaalde omzet (z-afslagen van augustus 2007 (op 4 augustus 2007 na); de in bijlage 2A van het controlerapport vermelde z-afslagen uit de periodes 14 april tot en met 20 april 2008 en 4 augustus 2008 tot en met 31 augustus 2008 (op drie dagen na); de in bijlage 2B van het controlerapport vermelde z-afslagen uit de periode 1 juni 2009 tot en met 4 juli 2009 (11 dagen);
- -
z-afslagen waarop de volledige (verantwoorde) dagomzet volgens de registratie door twee klanten is afgerekend (z-afslag van 11 juni 2009);
- -
z-afslagen waarop een negatief aantal wordt verkocht van bepaalde omzetgroepen, hetgeen feitelijk niet mogelijk is en hetgeen wijst op het “terugdraaien” van behaalde omzet
(z-afslagen met datum 17 april 2007, 2 juni 2009, 10 juni 2009, 26 juni 2009 en 1 juli 2009);
- z-afslagen die niet aansluiten op de in het kasboek verantwoorde omzet (20 juli en 3 augustus 2007).
Bij de beoordeling van de hiervoor vermelde omstandigheden weegt het Hof mee dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de betrouwbaarheid van de omzet die in het kasboek is vermeld, waaronder de verantwoorde omzet van de hiervoor vermelde data, om verschillende redenen niet kan worden geverifieerd. Zo is aannemelijk geworden dat geen kastellingen hebben plaatsgevonden c.q. dat er geen kasverschillen worden genoteerd, staat (zoals reeds opgemerkt) vanaf de ingebruikneming van de nieuwe kassa op 12 april 2007 de nummering van de z-afslagen uit en ontbreekt op de na 12 april 2007 gemaakte z-afslagen de datum van aanvang.
4.2.13.
Het hiervoor vermelde bewijsvermoeden inzake substantiële bedragen aan niet-aangegeven omzet is voor de jaren 2008 en 2009 nog nader onderbouwd door de bevindingen van het HIT-team tijdens de bedrijfsbezoeken op 9 oktober 2008 en 18 november 2009. Blijkens de tijdens de bedrijfsbezoeken gemaakte tussentijdse afslagen (x-afslagen) lag de op dat moment vastgestelde gemiddelde omzet per afrekening aanzienlijk hoger (190% voor 2008 respectievelijk 240% voor 2009) dan de gemiddelde omzet per afrekening volgens de administratie voor die jaren.
4.2.14.
Ook ter zake van de omzet softdrugs (die zoals opgemerkt extracomptabel werd bijgehouden) heeft de inspecteur feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt die het vermoeden wettigen dat (aanzienlijk) meer omzet is gegenereerd, en dat door belanghebbende hieruit (aanzienlijk) meer winst is genoten, dan door haar in haar aangiften IB/PVV en Zvw is verantwoord. Het Hof weegt hierbij met name de volgende feiten en omstandigheden mee:
- -
de kladaantekeningen met betrekking tot de verkopen van softdrugs zijn niet bewaard gebleven;
- -
er wordt niet vastgelegd welke soort softdrugs is ingekocht en tegen welke prijs;
- -
de inkoopprijs wordt berekend aan de hand van de verkopen zonder rekening te houden met de werkelijk betaalde prijs;
- -
prijsverhogingen worden doorgevoerd zonder dat rekening wordt gehouden met de voorraad die tegen een lagere prijs is ingekocht;
- -
de voorraadlijsten sluiten niet altijd op elkaar aan.
In samenhang beoordeeld met de constateringen dat:
- -
in alle andere coffeeshops in de omgeving van postcodegebied [postcodegebied] (het postcodegebied van de coffeeshop) – het betreft 24 coffeeshops – de verhouding verkopen softdrugs-andere verkopen gemiddeld genomen ongeveer 80-20 is, terwijl het percentage van de verkopen softdrugs in verhouding tot de totale omzet volgens de administratie van de coffeeshop aanzienlijk lager ligt (tussen 48,4% en 54,5%, zoals weergegeven in paragraaf 3.4.1 van het controlerapport);
- -
tijdens de onaangekondigde bedrijfsbezoeken van het HIT-team op 9 oktober 2008 en 18 november 2009, aan de hand van de tijdens die controles gemaakte x-afslagen, de softdrugverkopen gemiddeld 70% tot 80% van de omzet bedroegen en de overige verkopen gemiddeld 20% tot 30%;
is naar ’s Hofs oordeel het vermoeden gewettigd dat in de in geschil zijnde jaren aanzienlijke bedragen aan extra omzet uit verkopen softdrugs zijn gerealiseerd die door belanghebbende als winst zijn genoten, zonder dat zij deze bedragen in haar aangiften heeft verantwoord.
4.2.15.
Gelet op het onder 4.2.8 tot en met 4.2.14 overwogene, in samenhang beoordeeld, acht het Hof het vermoeden gewettigd dat in de in geschil zijnde jaren aanzienlijke bedragen aan extra omzet zijn gegenereerd in de coffeeshop en dat belanghebbende deze bedragen als (extra) winst heeft genoten, zonder deze in haar aangiften IB/PVV en Zvw te verantwoorden. Op dit punt beoordeelt het Hof het door de inspecteur geleverde bewijs in samenhang met hetgeen het Hof hieromtrent heeft overwogen in de onder 1.5 vermelde zaken van de partner van belanghebbende (kenmerken 13/00588 t/m 13/00591), in welke het Hof gelijktijdig uitspraak doet. Het Hof neemt daarbij in aanmerking dat de door de inspecteur (nader) berekende bedragen aan negatief besteedbaar netto privé van € 14.712 (2006), € 78.796 (2007), € 59.961 (2008) respectievelijk € 53.152 (2009) het besteedbaar netto privé van belanghebbende en haar partner gezamenlijk betreffen; met deze berekening heeft de inspecteur het bewijsvermoeden onderbouwd dat zowel belanghebbende als de partner aanzienlijke bedragen aan door hen genoten winsten uit de door hen geëxploiteerde ondernemingen – de coffeeshop bij belanghebbende en de CV bij de partner – niet in hun aangiften hebben verantwoord. Gelet op de aard van de geconstateerde gebreken in de administratie van de coffeeshop en het daaruit volgende bewijsvermoeden, zoals hiervoor weergegeven, en bij gebreke aan concretere gegevens acht het Hof het vermoeden gerechtvaardigd dat de helft van de zojuist vermelde bedragen aan negatief netto privé moet worden verklaard door winsten die belanghebbende uit de coffeeshop heeft genoten en niet in haar aangiften IB/PVV en Zvw heeft verantwoord.
4.2.16.
Belanghebbende heeft met hetgeen zij in beroep en hoger beroep heeft aangevoerd, de hiervoor vermelde bewijsvermoedens niet ontzenuwd. De stelling van belanghebbende dat het vroege tijdstip van de z-afslagen uit de periode januari – maart 2006 moet worden verklaard door een stroomstoring, waardoor de tijdregistratie van de kassa ontregeld moet zijn geraakt, acht het Hof niet geloofwaardig, gelet op de hiervoor weergegeven bevindingen inzake de wél op elkaar aansluitende z-afslagen van 19 en 20 januari 2006 (waarbij de z-afslag van 19 januari een afslagtijdstip van 2:36 uur vermeldt). De stelling van belanghebbende dat de in de administratie van 2006 ontbrekende z-afslagen (voor elke dag één) alle z-afslagen betroffen die ter controle werden uitgedraaid aan het begin van een nieuwe dagdienst en dat deze afslagen geen omzet hebben vermeld, verwerpt het Hof eveneens als ongeloofwaardig, gelet op de contrateringen in paragraaf 3.3.1 van het controlerapport, zoals weergegeven onder 4.2.11. Hierbij weegt het Hof mee dat de partner van belanghebbende op dit punt tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd; bij de aanvang van het boekenonderzoek is door hem vermeld dat in 2006 na de ochtenddienst een x-afslag werd opgemaakt en na het einde van de dag (na de avonddienst) één z-afslag (zie paragraaf 3.3 controlerapport); in de loop van het boekenonderzoek heeft de partner deze verklaring gewijzigd in de stelling dat voor de aanvang van de dagdienst eveneens een z-afslag werd gemaakt. Ook de onder 2.8 weergegeven verklaring van belanghebbende voor het gegeven dat er z-afslagen zijn met een groter aantal afrekenende klanten dan het aantal bestelde consumpties (er zijn volgens belanghebbende nul-aanslagen gemaakt om de kassa te openen voor het wisselen van geld) leidt er niet toe dat redelijkerwijs moet worden betwijfeld dat dit gegeven wijst op meer omzet dan op de z-afslag is vermeld. Het - uitsluitend - openen van de kassa-lade brengt immers geen wijziging in het aantal bestelde consumpties of het aantal afrekenende klanten. Belanghebbende heeft voorts dezelfde verklaring aangevoerd voor de omstandigheid dat er sprake is van een (zeer) groot aantal registraties van het openen van de kassa-lade zonder dat wordt afgerekend (welke verklaring daartoe - op zich - meer in de rede lijkt te liggen).
Met de stelling dat de omzetverhouding tussen verkopen softdrugs en overige verkopen bij de coffeeshop lager is omdat deze aan de gracht is gelegen, ontzenuwt zij niet het bewijsvermoeden dat is gebaseerd op de omzetgegevens van de andere coffeeshops in hetzelfde postcodegebied, in samenhang beschouwd met de bij de bedrijfsbezoeken van het HIT-team geconstateerde omzetverhouding en de onder 4.2.14 geconstateerde gebreken. Met haar stelling dat tijdens in een later jaar (2012) afgelegde bedrijfsbezoeken van het HIT-team een lagere omzetverhouding is geconstateerd, doet zij evenmin af aan de voor de onderhavige jaren geconstateerde bewijsvermoedens.
Ook met hetgeen belanghebbende voor het overige heeft aangevoerd, heeft zij niet de hiervoor geformuleerde bewijsvermoedens ontzenuwd.
4.2.17.
In aanmerking genomen het door de inspecteur geleverde bewijs dat belanghebbende de helft van de door de inspecteur (nader) berekende bedragen aan negatief besteedbaar netto privé van € 14.712 (2006), € 78.796 (2007), € 59.961 (2008) respectievelijk € 53.152 (2009) heeft genoten als niet in haar aangiften IB/PVV verantwoorde winst en gelet op de door belanghebbende in haar aangiften IB/PVV 2006 tot en met 2009 en Zvw 2006 wél verantwoorde bedragen en de op grond daarvan verschuldigde IB/PVV respectievelijk bijdrage Zvw, zoals weergegeven onder 2.4.1 en 2.4.2, is het Hof van oordeel dat de inspecteur het bewijs heeft geleverd van zijn stelling dat al deze aangiften gebreken bevatten die ertoe leiden dat de volgens de aangiften verschuldigde IB/PVV en bijdrage Zvw verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde IB/PVV respectievelijk bijdrage Zvw, en tevens dat het bedrag van de genoemde heffingen dat als gevolg van deze gebreken in de aangiften niet zou zijn geheven, op zichzelf beschouwd - steeds - aanzienlijk is. Reeds de aard en omvang van deze gebreken in de aangiften (niet-verantwoorde winsten uit de coffeeshop) brengen mee dat tevens sprake is van gebreken in de aangiften IB/PVV 2006 t/m 2009 en Zvw 2006 waarvan belanghebbende ten tijde van het doen van deze aangiften wist of zich bewust moest zijn dat daardoor een aanzienlijk bedrag aan belasting niet zou worden geheven. Mitsdien heeft belanghebbende voor de genoemde jaren niet de vereiste aangiften gedaan.
4.2.18.
Gelet op het hiervoor overwogene komt het Hof tot hetzelfde oordeel ter zake van de door belanghebbende gedane aangiften omzetbelasting voor de tijdvakken gelegen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009. De met de hiervoor vermelde bedragen aan niet-verantwoorde winst gemoeide bedragen aan verzwegen omzet ‘overige verkopen’ (indien wordt uitgegaan van de in de administratie verantwoorde brutowinstpercentages) zijn - ook indien er rekening mee wordt gehouden dat een deel van de verzwegen omzet zal zijn gerealiseerd met verzwegen verkopen softdrugs ter zake waarvan geen OB is verschuldigd - van een zodanige omvang dat de inspecteur naar ’s Hofs oordeel het bewijs heeft geleverd van zijn stelling dat deze aangiften OB zodanige gebreken bevatten dat de ermee gemoeide bedragen aan OB zowel op zichzelf beschouwd als relatief (vergeleken met de wél aangegeven OB) aanzienlijk zijn. Op dezelfde gronden als hiervoor overwogen ten aanzien van de aangiften IB/PVV en Zvw is het Hof van oordeel dat tevens is voldaan aan het zogenoemde bewustheidsvereiste.
4.2.19.
Gelet op het onder 4.2.10 tot en met 4.2.18 overwogene is het Hof van oordeel – zij het op andere gronden dan de rechtbank – dat in alle in geschil zijnde jaren de sanctie van artikel 27e AWR toepassing dient te vinden.
Tegenbewijs belanghebbende. Redelijke schatting
4.3.1.
In eerste aanleg heeft de rechtbank geoordeeld dat belanghebbende niet overtuigend heeft aangetoond dat de met omkering van de bewijslast vastgestelde navorderingsaanslagen en naheffingsaanslag onjuist zijn. Voorts heeft de rechtbank beslist dat de correcties van de inspecteur zijn gebaseerd op een redelijke schatting. De rechtbank heeft hierover het volgende overwogen:
“4.2.6. Artikel 27e, aanhef en letter b, AWR, bepaalt, voor zover van belang, dat het beroep van de belastingplichtige ongegrond moet worden verklaard indien deze niet volledig heeft voldaan aan de verplichtingen van artikel 52 AWR, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraken op het bezwaar onjuist zijn. Daartoe heeft eiseres gesteld dat verweerder dusdanig veel onzorgvuldigheden kan worden verweten dat daaruit de conclusie moet worden getrokken dat het gehele boekenonderzoek onzorgvuldig is. Hierbij heeft eiseres gewezen op diverse tekstuele fouten en verschrijvingen in de stukken van verweerder. Deze tekstuele fouten en verschrijvingen zijn naar het oordeel van de rechtbank geen onzorgvuldigheden die in de weg staan aan de juistheid van de aanslagen en kunnen daarom niet tot vernietiging van de aanslagen leiden. Verder heeft eiseres gesteld dat verweerder misbruik van bevoegdheden kan worden verweten omdat hij er met de gemeente [Z] op uit is geweest de exploitatievergunning van eiseres te laten intrekken door middel van een traject BIBOB. Het is de rechtbank niet gebleken dat verweerder zich heeft laten leiden door een Bibobprocedure van de gemeente [Z]. Eiseres heeft derhalve niet doen blijken dat en in hoeverre de uitspraken op bezwaar onjuist zijn.
4.2.7.
De omkering en verzwaring van de bewijslast ontslaat verweerder evenwel niet van zijn verplichting de door hem aangebrachte correcties niet naar willekeur vast te stellen. De aanslagen dienen te berusten op een redelijke schatting. Gelet op de substantiële tekortkomingen in de administratie is de rechtbank van oordeel dat verweerder wel een zekere armslag moet worden gegeven om een redelijke schatting te maken van de omzet.
4.2.8.
In casu heeft verweerder voor het jaar 2006 de aangegeven omzet (overige verkopen) gecorrigeerd tot 250%. De rechtbank acht dit niet onredelijk gelet op het ontbreken van de vele z-afslagen voor die periode. De rechtbank acht het voorts onaannemelijk dat de wel bewaarde z-afslagen alle omzet vertegenwoordigen. Ook voor de jaren 2007 tot en met 2009 heeft verweerder de omzet (overige verkopen) gecorrigeerd tot 250%. Voor die jaren acht de rechtbank de schatting eveneens redelijk nu grote aantallen consumpties in die periode niet zijn verantwoord terwijl deze kennelijk wel zijn verkocht. Het door verweerder gehanteerde uitgangspunt dat het hierbij gaat om avondomzet en dat in de avond 50% meer omzet wordt behaald dan overdag, acht de rechtbank ook alleszins redelijk. De rechtbank is voorts van oordeel dat voldoende rekening is gehouden met de inkopen ter zake van de omzetcorrecties. Vervolgens heeft verweerder de gecorrigeerde omzetcijfers (overige verkopen) voor de jaren 2006 tot en met 2009 omgeslagen naar de omzet van de softdrugverkopen. Daarbij heeft verweerder op basis van branchegegevens tot uitgangspunt genomen dat 20% van de totale omzet afkomstig is van overige verkopen en 80% van de totale omzet afkomstig is van softdrugverkopen. De door verweerder overgelegde gegevens (zoals de stukken die bij verweerders brief van 7 mei 2013 zijn overgelegd) en de waarnemingen ter plaatse in de jaren 2008 en 2009 geven voldoende steun aan deze door verweerder gehanteerde omzetverhouding van 20-80. De stelling van eiseres dat door veelvuldig bezoek van toeristen de verhouding omzet softdrugs/overige verkopen anders ligt, gaat niet op nu de omzetverhouding van coffeeshops binnen het postcodegebied van eiseres gelijkluidend is. Verder is met betrekking tot de correctie voor softdrugs voldoende rekening gehouden met de inkopen gemoeid met de omzetcorrecties door deze te stellen op 50% van de omzet.”
4.3.2.
Het Hof onderschrijft het in onderdeel 4.2.6 van de uitspraak van de rechtbank opgenomen oordeel en maakt de ervoor gebezigde overwegingen tot de zijne. Hetgeen belanghebbende hierover in hoger beroep heeft aangevoerd, werpt geen nieuw of ander licht op de zaak. In zoverre heeft belanghebbende niet doen blijken dat de bestreden uitspraken op bezwaar onjuist zijn.
4.3.3.
Inzake het geschilpunt of de bestreden navorderingsaanslagen en de naheffingsaanslag zijn gebaseerd op een redelijke schatting, heeft belanghebbende in hoger beroep verwezen naar haar in eerste aanleg ingediende argumentatie en heeft zij daarbij benadrukt dat in elk geval sprake is van een onredelijke, want willekeurige, schatting. Bij de door de inspecteur geschatte en door de rechtbank in stand gelaten omzetcorrecties ‘overige verkopen’ voor de jaren 2006 tot en met 2009 (250% van de in de administratie verantwoorde omzet) is volledig voorbij gegaan aan het gegeven dat tijdens het boekenonderzoek tevens een derdenonderzoek heeft plaatsgevonden bij [M], de vaste leverancier van alle drank van de coffeeshop, en dat tijdens dit derdenonderzoek is geconstateerd – zoals door de inspecteur wordt erkend – dat de inkoopadministratie van de coffeeshop volledig aansluit op de verkoopadministratie van [M]. Gelet hierop is het niet reëel om ervan uit te gaan, zoals de inspecteur heeft gedaan, dat er een extra omzet overige verkopen van in totaal € 545.969 is gegenereerd uit veronderstelde “zwarte inkopen” die niet zijn geboekt in de administratie. Gelet op de hoogte van de in aanmerking genomen correcties zou de coffeeshop dan meer dan de helft van haar verkopen elders hebben moeten inkopen, terwijl er geen enkel aanknopingspunt is gevonden voor een aanvullend inkoopkanaal. De door de inspecteur in eerste aanleg gegeven verklaring (extra inkopen “bij de supermarkt om de hoek”) is volstrekt onaannemelijk, gelet op de met de inkoopcorrecties gemoeide omvangrijke goederenbeweging, die valt te becijferen op de extra inkoop - elke dag gedurende vier jaar - ter zake van (wat betreft de coffeeshop) ongeveer 186 extra drankjes per dag, zo stelt belanghebbende.
4.3.4.
Wat betreft de door de inspecteur geschatte extra omzet uit verkopen softdrugs heeft belanghebbende de door de inspecteur in aanmerking genomen omzetverhouding (80-20) verkopen softdrugs – overige verkopen betwist. Volgens belanghebbende ligt de schatting van de inspecteur al boven het gemiddelde van het postcodegebied van de coffeeshop (dat volgens belanghebbende op 69-31 ligt), is er ten onrechte geen rekening mee gehouden dat de coffeeshop als enige in het postcodegebied aan een gracht ligt (waardoor er minder aanloop is) en bevestigt de tijdens twee waarnemingen ter plaatse in 2012 geconstateerde omzetverhouding van 54-46 juist de stabiliteit van de in de administratie van de coffeeshop verantwoorde omzetverhouding.
4.3.5.
Belanghebbende heeft in dit verband subsidiair gesteld dat de te schatten omzetcorrecties moeten worden gebaseerd op landelijke gemiddelden en ervaringscijfers, waaruit volgens haar kan worden afgeleid dat in de Nederlandse horeca 15% van de totale omzet overige verkopen “zwart” wordt gegenereerd, en waarin volgens haar een verhouding van 70-30 wordt gehanteerd voor de omzet softdrugs - omzet overige verkopen. Toegepast op de aangegeven omzet van de coffeeshop betekent dit volgens belanghebbende dat de naheffingsaanslag OB moet worden verminderd tot een bedrag van € 3.854 en dat de bij haar in aanmerking genomen winstcorrecties moeten worden verminderd tot € 64.063 (2006), € 93.845 (2007), € 68.098 (2008) en € 56.927 (2009).
4.3.6.
De inspecteur heeft dit standpunt van belanghebbende betwist. Volgens hem is het weliswaar correct dat een derdenonderzoek heeft plaatsgevonden bij de leverancier van de dranken van de coffeeshop en dat tijdens dit derdenonderzoek is geconstateerd dat de inkoopadministratie van de coffeeshop volledig aansluit op de verkoopadministratie van de drankenleverancier en is het in de administratie verantwoorde brutowinstpercentage voor alle jaren als redelijk aangemerkt, maar deze constatering doet volgens hem niet af aan de redelijkheid van de gemaakte schatting van de omzetcorrecties ‘overige verkopen’. Gelet op de geconstateerde gebreken in de administratie die wijzen op omzetverzwijging alsmede de negatieve bedragen van het gezamenlijke netto privé van belanghebbende en haar partner is het volgens de inspecteur redelijk om de schatting van de extra genoten omzet te baseren op de aannames dat de aangegeven omzet alleen de dagomzet behelst en dat de avondomzet 150% van de dagomzet heeft bedragen. De door belanghebbende gestelde omvangrijke goederenbeweging die de door de inspecteur veronderstelde extra inkopen met zich zouden brengen, vallen volgens de inspecteur te overzien. Volgens hem is bijvoorbeeld de met extra inkopen van koffie gemoeide goederenbeweging beperkt en valt ook niet uit te sluiten dat belanghebbende in werkelijkheid een hogere brutowinstmarge heeft gerealiseerd dan uit de administratie blijkt. De geschatte verhouding tussen de (gecorrigeerde) omzet overige verkopen en de omzet softdrugs is gelet op het door hem overgelegde bewijsmateriaal ook alleszins redelijk, zo stelt de inspecteur.
4.3.7.
Het Hof stelt bij zijn beoordeling voorop dat de inspecteur zijn schatting van de omzetcorrectie ‘overige verkopen’ heeft gebaseerd op het uitgangspunt dat extra inkopen hebben plaatsgevonden welke niet zijn geboekt in de administratie. Naar ’s Hofs oordeel dient dan zwaar te worden meegewogen dat, naar tussen partijen niet in geschil is, de inkoopadministratie van de coffeeshop één op één aansluit met de verkoopadministratie van de (bekende) leverancier van de dranken. Dit betekent dat de volgens de inspecteur gepleegde inkopen die buiten de administratie zijn gehouden, langs een ander inkoopkanaal moeten zijn gerealiseerd. Belanghebbende heeft terecht gesteld dat het met de schatting van de inspecteur gemoeide inkoopvolume dermate omvangrijk is, dat de door de inspecteur hiervoor aanvankelijk gegeven verklaring (inkoop “bij de supermarkt om de hoek”) hiervoor niet toereikend is. Verder acht het Hof de stelling van belanghebbende aannemelijk dat er, gelet op de concurrentie van andere horecagelegenheden in het gebied waarin de coffeeshop is gelegen, weinig ruimte bestond om - zoals door de inspecteur is gesuggereerd - een aanzienlijk hogere brutowinstmarge te realiseren dan in de administratie is verantwoord, zodat de inspecteur ook met deze suggestie de redelijkheid van de door hem geschatte omzetcorrecties ‘overige verkopen’ niet aannemelijk maakt. Daar komt bij dat de brutowinstpercentages zoals die in de aangiften zijn verantwoord tijdens het boekenonderzoek als “redelijk” zijn aangemerkt en ook zijn gehanteerd bij de berekening van de omzetcorrecties.
4.3.8.
Gelet op de onder 4.3.7 vermelde feiten en omstandigheden heeft de inspecteur naar het oordeel van het Hof de grenzen der redelijkheid overschreden door de schatting van de verzwegen omzet ‘overige verkopen’ uitsluitend te baseren op de aannames dat elke dag (gedurende vier jaar) de avondomzet is verzwegen en dat deze omzet 150% heeft bedragen van de wél verantwoorde omzet. De inspecteur heeft geen (begin van) reële aanknopingspunten aannemelijk kunnen maken betreffende de hiermee noodzakelijkerwijs gemoeide extra inkoopvolumes. Daar komt bij dat alleen de uit de periode januari 2006 tot en met maart 2006 bewaarde z-afslagen (gelet op de daarop vermelde afslagtijden) het specifieke bewijsvermoeden wettigen dat de avondomzet niet op deze z-afslagen is vermeld; ter zake van de resterende periode acht het Hof weliswaar het vermoeden gerechtvaardigd dat substantiële bedragen aan omzet zijn verzwegen, maar zijn geen concrete aanknopingspunten voorhanden dat het telkens de avondomzet heeft betroffen en dat de verzwegen omzet bovendien telkens 150% van de wél aangegeven omzet heeft bedragen. Ook indien de aard en omvang van de lacunes in de administratie worden meegewogen die wijzen op ontbrekende omzet (alsmede de omvang van het negatieve gezamenlijke netto privé) waarop het hiervoor geformuleerde vermoeden van verzwegen omzet is gebaseerd, is het Hof – alles afwegende – van oordeel dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat een redelijke schatting van de verzwegen omzet ‘overige verkopen’ op een hoger bedrag kan worden gesteld dan (voor alle in geschil zijnde jaren) 50% van de wél verantwoorde omzet.
4.3.9.
Gelet op de door hem overgelegde gegevens omtrent de omzetverhouding tussen de overige verkopen en de verkopen softdrugs uit het postcodegebied ([postcodegebied]) waarin de coffeeshop is gelegen, alsmede de tijdens de twee waarnemingen ter plaatse geconstateerde omzetverhouding (zoals vermeld onder 4.2.14) is het Hof van oordeel dat de inspecteur de grenzen der redelijkheid niet heeft overschreden door uit te gaan van een omzetverhouding 20% - 80% en de in aanmerking te nemen omzet softdrugs te berekenen op het viervoudige van de (gecorrigeerde) omzet overige verkopen. Het Hof zal de bij de redelijke schatting in aanmerking te nemen omzet softdrugs derhalve berekenen op het viervoudige van de geschatte omzet overige verkopen, zoals omschreven onder 4.3.8.
4.3.10.
Naar het oordeel van het Hof heeft de inspecteur de door belanghebbende geclaimde ondernemersfaciliteiten in het kader van zijn redelijke schatting terecht gecorrigeerd. Belanghebbende heeft niet doen blijken dat zij voldoet aan het voor de toekenning van deze faciliteiten gestelde urencriterium.
4.3.11.
Gelet op al het hiervoor overwogene komt het Hof tot de volgende berekening van de op basis van een redelijke schatting in aanmerking te nemen omzet(belasting)- en winstcorrecties, waarbij het Hof in aanmerking neemt dat tussen partijen de elementen van de winstbepaling (zoals de in aanmerking te nemen brutowinstmarge) als zodanig niet in geschil zijn.
2006 2007 2008 2009 Totaal
Omzet laag
Aangegeven omzet (excl. OB) 82.687 111.409 90.092 79.791 363.979
Theoretische berekening (ex OB)124.030 167.113 135.138 119.686 545.967
Correctie omzet laag 181.988
Omzet softdrugs
Aangegeven omzet 88.740 104.508 100.092 95.417
Theoretische berekening 496.120 668.452 540.552 478.744
Correctie omzet 407.380 563.944 440.460 383.327
Correctie winst uit onderneming
Winstcorrectie omzet laag
Correctie omzet laag 41.343 55.704 45.046 39.895
Af: te betalen OB - 2.480 - 3.342 - 2.702 - 2.393
Af: meer inkoopwaarde - 4.962 - 6.685 - 5.406 - 4.788 21.841
Winstcorrectie 33.901 45.677 36.938 32.714
Winstcorrectie omzet softdrugs
Correctie omzet 407.380 563.944 440.460 383.327
Af: meer inkoopwaarde 203.690 281.972 220.230 191.664
Winstcorrectie 203.690 281.972 220.230 191.663
Totale winstcorrectie: 237.591 327.649 257.168 224.377
4.3.12.
Op grond van deze schattingen dienen de navorderingsaanslagen IB/PVV voor de jaren 2006 tot en met 2009 te worden vastgesteld naar de als volgt nader berekende belastbare inkomens uit werk en woning:
2006
Aangegeven b.i. uit werk en woning € 22.574
Bij: meer winst uit onderneming € 237.591
correctie zelfstandigenaftrek € 8.794
Gecorrigeerd b.i. uit werk en woning € 268.959
2007
Aangegeven b.i. uit werk en woning € 45.123
Bij: meer winst uit onderneming € 327.649
correctie zelfstandigenaftrek € 4.379
correctie MKB-vrijstelling € 8.051
Gecorrigeerd b.i. uit werk en woning € 385.202
2008
Aangegeven b.i. uit werk en woning € 45.954
Bij: meer winst uit onderneming € 257.168
correctie zelfstandigenaftrek € 4.412
correctie MKB-vrijstelling € 5.985
Gecorrigeerd b.i. uit werk en woning € 313.519
2009
Aangegeven b.i. uit werk en woning € 35.345
Bij: meer winst uit onderneming € 224.377
correctie zelfstandigenaftrek € 4.488
correctie MKB-vrijstelling € 5.916
Gecorrigeerd b.i. uit werk en woning € 270.126
4.3.13.
Op grond van de nader geschatte winstcorrectie van € 237.591 dient de navorderingsaanslag Zvw 2006 te worden gehandhaafd op een berekend naar het maximum bijdrage-inkomen van € 30.015.
4.3.14.
De naheffingsaanslag OB dient als volgt nader te worden vastgesteld. Uit de onder 4.3.11 opgenomen berekening volgt dat de over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009 in totaal in aanmerking te nemen (geschatte) omzet laag bedraagt: € 545.967 en dat de correctie omzet laag in totaal (afgerond) € 181.988 bedraagt. De gemachtigde heeft terecht aangevoerd dat bij de berekening van de over deze correctie na te heffen OB tevens rekening moet worden gehouden met een (te schatten) bedrag aan alsnog in aftrek te brengen OB over de in aanmerking genomen (geschatte) inkoopwaarde van de omzetcorrectie laag: Met inachtneming van al deze aspecten dient de naheffingsaanslag OB naar het oordeel van het Hof nader te worden vastgesteld op (een geschat bedrag van) € 10.000.
Vergrijpboetes
4.4.1.
De rechtbank heeft het volgende overwogen omtrent de vraag of de door de inspecteur opgelegde vergrijpboetes passend en geboden zijn:
“4.3.1. Met betrekking tot de boetes acht de rechtbank door verweerder genoegzaam bewezen dat over de in geding zijnde belastingjaren te weinig ib/pvv en ob is geheven en dat zulks is te wijten aan opzet van eiseres. De administratie van eiseres bevat vanaf 2006 dusdanig veel gebreken dat de rechtbank van oordeel is dat eiseres bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat daardoor te weinig belasting zou worden geheven. Gelet op de verklaring van [J] van [D] acht de rechtbank voor de jaren 2007 tot en met 2009 voorts aannemelijk gemaakt dat de software van de kassa bewust is aangepast met het doel om omzet buiten de administratie te houden. [J] heeft immers verklaard dat alle kassa’s die van [D] afkomstig zijn, afgeleverd worden met de basisinstellingen. De z-afslagnummer notering is daarbij ingeschakeld en is alleen uit te schakelen door een softwarematige aanpassing. De handleiding van de kassa vermeldt niets over het uitschakelen van de z-afslagnummer notering. Anders dan eiseres stelt, is [J] niet op zijn verklaring teruggekomen. De e-mail van [J] aan [A] van 1 februari 2012 vermeldt niets meer dan dat [J] bevestigt algemene informatie aan de belastingdienst te hebben verstrekt. Voorts verklaart [J] in de e-mail dat hij niet op de hoogte is van de feiten die verweerder aan eiseres heeft tegengeworpen.
4.3.2.
Verweerder heeft de boetes over de in geding zijnde jaren verminderd van 50% tot 40% in verband met zogenoemde anticumulatie. Bij de beoordeling of de boete passend en geboden is, dient mede rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat de verschuldigde belasting is vastgesteld met toepassing van de omkering van de bewijslast (vgl. HR 18 januari 2008, nr. 41 832, ECLI:NL:HR:2008: BC1962). Verweerder heeft de aan eiseres opgelegde boetes voor 2006, 2007, 2008 en 2009 gebaseerd op de onder 4.2.8 weergegeven schatting. Deze schatting bezit enige mate van grofheid, op grond waarvan de rechtbank aanleiding ziet de boetes steeds te verminderen tot 30%. De aldus verminderde boetes ib/pvv 2006 (€ 74.048), ib/pvv 2007 (€ 101.825), ib/pvv 2008 (€ 81.135) en ib/pvv 2009 (€ 71.145), acht de rechtbank gelet op alle omstandigheden van het geval passend en geboden.
4.3.3.
Met betrekking tot de boete die is opgelegd in het kader van de ob ziet de rechtbank geen aanleiding tot vermindering nu deze boete door verweerder reeds is verminderd tot 10%. Een dergelijke boete acht de rechtbank gelet op de omstandigheden van het geval eerder te laag dan te hoog.”
4.4.2.
In hoger beroep heeft belanghebbende aangevoerd dat zij de uit de coffeeshop genoten winst altijd volledig heeft verantwoord in haar aangiften; de gestelde gebreken in de administratie, die overigens alle door haar zijn weersproken, maken dit volgens belanghebbende niet anders. Voorts heeft de rechtbank bij de toetsing van de opgelegde boetes volgens belanghebbende (te) veel gewicht toegekend aan de aanname dat de software van de in april 2007 in gebruik genomen nieuwe kassa bewust is aangepast met het doel omzet buiten de administratie van de coffeeshop te houden. Van een dergelijk bewust handelen is volgens belanghebbende geen sprake geweest. Volgens haar is uitsluitend de producent van de kassa in staat de desbetreffende kassafuncties uit te schakelen en hebben deze functies vermoedelijk reeds ten tijde van de aflevering van de nieuwe kassa uitgestaan. Ter onderbouwing van deze stelling heeft belanghebbende ter zitting in hoger beroep een schriftelijke verklaring overgelegd van [K] ([L]).
4.4.3.
De inspecteur heeft in zijn incidentele hoger beroep gesteld dat de rechtbank terecht tot het oordeel is gekomen dat in alle jaren sprake is geweest van voorwaardelijk opzet aan de zijde van belanghebbende, gelet op het grote aantal aangetroffen onregelmatigheden in de administratie van de coffeeshop. Volgens de inspecteur heeft de rechtbank evenwel ten onrechte de ter zake van de navorderingsaanslagen IB/PVV opgelegde vergrijpboetes verder verminderd tot 30% van het bedrag van de navorderingsaanslagen; met de bij de uitspraken op bezwaar toegepaste matiging tot 40% is reeds voldoende rekening gehouden met alle omstandigheden van het geval. De inspecteur heeft de stelling van belanghebbende betwist dat deze zich niet bewust is geweest van het feit dat verschillende kassafuncties waren uitgezet.
4.4.4.
Ook indien veronderstellenderwijs wordt uitgegaan van de juistheid van de stellingen van belanghebbende dat reeds ten tijde van de aflevering van de in april 2007 in gebruik genomen nieuwe kassa verschillende functies daarvan waren uitgezet en dat zij zich hiervan niet bewust is geweest, is het Hof van oordeel dat de inspecteur feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt waaruit volgt dat het ten minste aan voorwaardelijk opzet van belanghebbende is te wijten dat de definitieve aanslagen IB/PVV voor de jaren 2006 tot en met 2009 tot te lage bedragen zijn vastgesteld en dat de OB welke op aangifte moest worden voldaan voor de tijdvakken gelegen in de periode tussen 1 januari 2006 en 31 december 2009 (gedeeltelijk) niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn is betaald. De administratie van de coffeeshop vertoonde in alle in geschil zijnde jaren dermate veel onregelmatigheden – met name weegt het Hof de onder 4.2.11 en 4.2.12 vermelde omstandigheden mee – dat het Hof aannemelijk acht dat belanghebbende ten tijde van het doen van haar aangiften IB/PVV voor de jaren 2006 tot en met 2009 en de voldoening van de verschuldigde OB over de hiervoor genoemde periode, ook indien ervan wordt uitgegaan dat zij de eerste vastleggingen in de administratie overliet aan haar partner, wist dat de administratie ernstige en omvangrijke hiaten bevatte wat betreft de volledigheid van de omzetverantwoording. Door haar aangiften IB/PVV c.q. de voldoening op aangifte van de verschuldigde OB te baseren op de in de administratie van de coffeeshop en de op grond daarvan opgestelde jaarstukken opgenomen winst- en omzetgegevens had zij daardoor naar ’s Hofs oordeel wetenschap van de aanmerkelijke kans dat daardoor te weinig belasting zou worden geheven en heeft zij die kans toen bewust aanvaard (op de koop toe genomen). Bovendien is het Hof van oordeel, nu belanghebbende het bewijsvermoeden niet heeft ontzenuwd dat in de coffeeshop meer omzet is gegenereerd (en zij daaruit meer winst heeft genoten) dan in de aangiften is verantwoord, ook uit de aard van deze bewezen geachte correcties (verzwegen omzet) volgt dat sprake is van (ten minste voorwaardelijk) opzet.
4.4.5.
Het Hof acht voor alle in geschil zijnde jaren een vergrijpboete van 50% in beginsel passend en geboden. In de omstandigheid dat sprake is van omzetcorrecties die zowel in de IB/PVV als de OB hebben geleid tot het opleggen van navorderingsaanslagen en een naheffingsaanslag met vergrijpboetes van 50%, terwijl materieel gezien telkens het vermogen van belanghebbende door die boetes wordt getroffen, heeft de inspecteur terecht aanleiding gezien de boetes te matigen tot 40% van de nagevorderde en nageheven belasting (waarbij de inspecteur de OB-boete abusievelijk verder heeft gematigd); het Hof sluit zich hierbij aan. Daarnaast heeft de rechtbank terecht rekening gehouden met de omstandigheid dat de verschuldigde belasting is vastgesteld met toepassing van de sanctie van omkering en verzwaring van de bewijslast. Ook na de door het Hof toegepaste correcties op de door de inspecteur gemaakte schattingen, zoals weergegeven onder 4.3.11, 4.3.12 en 4.3.14, bevatten deze schattingen een zekere mate van ruwheid. Met inachtneming van alle omstandigheden van het geval ziet het Hof hierin aanleiding om ook ter zake van deze lager vastgestelde boetegrondslagen de boetes te matigen tot 30% van de (nader vastgestelde) nagevorderde en nageheven belasting. Naar het oordeel van het Hof zijn de aldus verminderde boetes passend en geboden.
4.4.6.
Het hiervoor overwogene houdt in dat zowel de hogere beroepen van belanghebbende als de incidentele hogere beroepen van de inspecteur op dit punt geen doel treffen.
Slotsom
4.5.
De slotsom is dat de hogere beroepen van belanghebbende gedeeltelijk gegrond zijn en dat de incidentele hogere beroepen van de inspecteur geen doel treffen. De uitspraak van de rechtbank kan niet in stand blijven. Beslist dient te worden als hieronder is opgenomen.
5. Kosten
5.1.
Aangezien de door belanghebbende ingestelde hogere beroepen (deels) gegrond zijn, acht het Hof termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) tot vergoeding van de door belanghebbende in hoger beroep gemaakte proceskosten. In beginsel komt belanghebbende eveneens een vergoeding toe voor de kosten ter zake van het verweer in de incidentele hogere beroepen. Hiervoor zijn echter geen separate kosten gemaakt; het verweer is alleen ter zitting van het Hof gevoerd.
5.2.
De rechtbank heeft aan belanghebbende reeds op de voet van artikel 8:75 Awb een vergoeding toegekend voor de in eerste aanleg gemaakte proceskosten; het Hof zal de uitspraak van de rechtbank op dit punt in stand laten.
5.3.
Evenals de rechtbank acht het Hof geen termen aanwezig voor een vergoeding van in bezwaar gemaakte kosten, aangezien niet aannemelijk is geworden dat daartoe tijdig (uiterlijk bij het doen van de bestreden uitspraken op bezwaar) een verzoek is ingediend.
5.4.
De voor vergoeding in aanmerking komende kosten in hoger beroep zijn de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) stelt het Hof deze kosten vast op 2 (proceshandelingen: beroepschrift in hoger beroep en bijwonen zitting) x € 487 (waarde per punt) x 1,5 (wegingsfactor voor gewicht van de zaak) x 1,5 (vermenigvuldigingsfactor voor samenhangende zaken) = € 2.191,50. Het Hof beschouwt de door belanghebbende ingediende hogere beroepen IB/PVV 2006, 2007, 2008 en 2009 en OB (tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009) daarbij als samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit, aangezien deze hogere beroepen inhoudelijk op vergelijkbare gronden berusten en (nagenoeg) gelijktijdig zijn ingediend.
6. Beslissing
Het Hof:
- -
vernietigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens de beslissingen inzake de proceskosten en het griffierecht;
- -
verklaart het beroep inzake de aan belanghebbende opgelegde navorderingsaanslag Zvw 2006 en de in verband daarmee genomen beschikking heffingsrente ongegrond;
- -
verklaart de overige beroepen gegrond;
- -
vernietigt de bestreden uitspraken op bezwaar, behoudens de uitspraken op bezwaar inzake de navorderingsaanslag Zvw 2006 en de in verband daarmee genomen beschikking heffingsrente;
- -
vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2006 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 268.959;
- -
vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2007 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 385.202;
- -
vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2008 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 313.519;
- -
vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2009 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 270.126;
- -
vermindert de in verband met deze navorderingsaanslagen in rekening gebrachte heffingsrente naar evenredigheid van de hiervoor vermelde vermindering van de navorderingsaanslagen;
- -
vermindert de in verband met de navorderingsaanslagen IB/PVV 2006, 2007, 2008 en 2009 opgelegde vergrijpboetes tot (telkens) 30% van het bedrag van de navorderingsaanslagen, zoals nader vastgesteld bij de onderhavige uitspraak;
- -
vermindert de naheffingsaanslag OB tot € 10.000;
- -
vermindert de in verband met de naheffingsaanslag OB in rekening gebrachte heffingsrente naar evenredigheid van de hiervoor vermelde vermindering van de naheffingsaanslag;
- -
vermindert de in verband met de naheffingsaanslag OB opgelegde vergrijpboete tot € 3.000 (30%);
- -
veroordeelt de inspecteur in de proceskosten in hoger beroep van belanghebbende tot een bedrag van € 2.191,50; en
- -
gelast de inspecteur het door belanghebbende in hoger beroep betaalde griffierecht van € 239 te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mrs. H.E. Kostense, voorzitter, J. den Boer en E.F. Faase, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. B.J.E. Lodder als griffier.
De beslissing is op 10 juli 2014 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.