Rb. Noord-Holland, 04-09-2013, nr. HAA 13/209 t/m 13/213, 13/516
ECLI:NL:RBNHO:2013:10907, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
04-09-2013
- Zaaknummer
HAA 13/209 t/m 13/213, 13/516
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2013:10907, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 04‑09‑2013; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2014:4321, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Wetingang
Algemene wet bestuursrecht
- Vindplaatsen
Uitspraak 04‑09‑2013
Inhoudsindicatie
Boekenonderzoek bij coffeeshop. Geen ambtelijk verzuim ondanks dat één aanslag gedagtekend is op een datum na uitbreiding van het boekenonderzoek. Terecht omkering en verzwaring van de bewijslast nu inkoopadministratie ontbreekt en er nog diverse andere gebreken in de administratie zijn.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Zaaknummers: AWB 13/209 tot en met 13/213 en 13/516
Uitspraakdatum: 4 september 2013
Uitspraak in de gedingen tussen
[X], wonende te[Z], eiseres,
gemachtigde: mr. F. Butselaar,
en
de inspecteur van de Belastingdienst Amsterdam, verweerder.
1. Ontstaan en loop van de gedingen
1.1.1.
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2006 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 503.031. Voorts is bij beschikking een vergrijpboete van € 123.414 opgelegd en is bij beschikking een bedrag van € 51.556 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.1.2.
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2006 een navorderingsaanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Ibzvw) opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 30.015, en bij beschikking een bedrag van € 59 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.1.3.
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2007 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 699.378. Voorts is bij beschikking een vergrijpboete van € 169.709 opgelegd en is bij beschikking een bedrag van € 56.313 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.1.4.
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2008 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 567.578. Voorts is bij beschikking een vergrijpboete van € 135.226 opgelegd en is bij beschikking een bedrag van € 30.875 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.1.5.
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2009 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 495.140. Voorts is bij beschikking een vergrijpboete van € 118.575 opgelegd en is bij beschikking een bedrag van € 15.809 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.1.6.
Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009 een naheffingsaanslag omzetbelasting (hierna: ob) opgelegd van € 32.756. Voorts is bij beschikking een boete van € 16.378 opgelegd en is bij beschikking een bedrag van € 3.845 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.2.1.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 november 2012 de navorderingsaanslag ib/pvv 2006 en de daarbij behorende heffingsrentebeschikking gehandhaafd en de vergrijpboete verminderd tot € 98.731.
1.2.2.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 december 2012 de navorderingsaanslag Ibzvw 2006 en de daarbij behorende heffingsrentebeschikking gehandhaafd.
1.2.3.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 november 2012 de navorderingsaanslag ib/pvv 2007 en de daarbij behorende heffingsrentebeschikking gehandhaafd en de vergrijpboete verminderd tot € 135.768.
1.2.4.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 november 2012 de navorderingsaanslag ib/pvv 2008 en de daarbij behorende heffingsrentebeschikking gehandhaafd en de vergrijpboete verminderd tot € 108.181.
1.2.5.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 november 2012 de navorderingsaanslag ib/pvv 2009 en de daarbij behorende heffingsrentebeschikking gehandhaafd en de vergrijpboete verminderd tot € 94.860.
1.2.6.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 18 januari 2013 de naheffingsaanslag ob en de daarbij behorende heffingsrentebeschikking gehandhaafd en de boete verminderd tot € 13.102.
1.3.
Eiseres heeft tegen voornoemde uitspraken beroep ingesteld. Het beroep tegen de navorderingsaanslag ib/pvv 2006 heeft de rechtbank geregistreerd onder nummer AWB 13/209, het beroep tegen de navorderingsaanslag Ibzvw 2006 onder nummer AWB 13/213, het beroep tegen de navorderingsaanslag ib/pvv 2007 onder nummer AWB 13/210, het beroep tegen de navorderingsaanslag ib/pvv 2008 onder nummer AWB 13/211, het beroep tegen de navorderingsaanslag ib/pvv 2009 onder nummer AWB 13/212 en het beroep tegen de naheffingsaanslag ob over 2006 tot en met 2009 onder nummer AWB 13/516.
1.4.
Na het instellen van beroep heeft verweerder de boetebeschikking met betrekking tot de ob op 25 januari 2013 verder verminderd tot € 3.845.
1.5.
Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.6.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2013. Namens eiseres is daar haar gemachtigde voornoemd verschenen alsmede mr. R. Baptiste, bijgestaan door [A]. Namens verweerder zijn mr. M.D. Koolen, mr. drs. W. Garritsen, W.A. Koster en E.M. Veldmans verschenen. De beroepen zijn gelijktijdig behandeld met de zaak met nummer AWB 13/107 van de commanditaire vennootschap [A BEDRIJF] en de zaken met nummers AWB 13/66 tot en met 13/69 van [A].
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1.
In de vorm van een eenmanszaak drijft eiseres een onderneming onder de naam [B BEDRIJF]. De ondernemingsactiviteiten bestaan uit de exploitatie van een coffeeshop. De coffeeshop is het gehele jaar geopend van maandag tot en met zondag van 10:00 uur tot 01:00 uur. Alle verkopen worden contant afgerekend. Er is geen mogelijkheid om anders dan met contant geld te betalen. Er wordt gewerkt in een ochtenddienst en een avonddienst. Wisseling van de dienst vindt plaats tussen 18:00 uur en 19:00 uur.
2.2.
In de administratie werden de eerste vastleggingen verzorgd door het bijhouden van een kasboek. Tot en met juli 2006 werd het kasboek handmatig bijgehouden. Vanaf augustus 2006 wordt het kasboek in een Excelbestand bijgehouden. De digitale gegevens zijn niet bewaard gebleven.
2.3.
In de onderneming is sinds 12 april 2007 een kassa aanwezig van het merk [naam] die is aangeschaft bij [C BEDRIJF]. Op de kassa worden alleen de verkopen inclusief omzetbelasting aangeslagen. De omzet van de softdrugs wordt niet op de kassa aangeslagen, maar gebeurt extracomptabel. De kassa biedt de mogelijkheid een z-afslag (die de totale omzet weergeeft die is behaald vanaf de vorige z-afslag) en een x-afslag (die de tussentijdse omzet weergeeft die is behaald vanaf de vorige z-afslag) te maken.
2.4.
Vanaf maart 2011 heeft bij eiseres een boekenonderzoek plaatsgevonden waarbij de aanvaardbaarheid is onderzocht van de door eiseres gedane aangiften ib/pvv voor de jaren 2006 tot en met 2009 alsmede de aanvaardbaarheid van de aangiften ob over de tijdvakken 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009. Aanvankelijk zouden de aangiften ib/pvv 2006 en 2007 worden onderzocht. Bij brief van 3 mei 2011 is het boekenonderzoek uitgebreid naar de jaren 2008 en 2009. Van het boekenonderzoek is op 5 december 2011 een rapport opgemaakt.
2.5.1.
Tijdens het boekenonderzoek heeft verweerder ten aanzien van de overige (niet zijnde softdrugs) verkopen/verkopen laag onder meer geconstateerd dat:
- A.
in 2006 niet alle z-afslagen bewaard zijn gebleven omdat over het jaar 2006 telkens één z-afslag per dag ontbreekt in de kasadministratie;
- B.
de elektronische kassagegevens van de periode vóór 12 april 2007 niet bewaard zijn;
- C.
voor de jaren 2007 tot en met 2009 de z-afslagen niet zijn te controleren omdat de nummering en de datum van aanvang ontbreken;
- D.
de specificaties van de z-afslagen van de dranken met ingang van september 2009 niet meer zijn bewaard;
- E.
de werkroosters niet bewaard zijn gebleven;
- F.
de digitale bestanden van de kassa niet bewaard zijn gebleven;
- G.
diverse keren is geadministreerd dat er minder consumpties zijn verkocht dan er klanten afgerekend hebben en voorts dat er op diverse dagen geen consumpties zijn verkocht terwijl er wel omzet geboekt is.
2.5.2.
Ten aanzien van de voornoemde onderdelen van de administratie die niet zijn bewaard, heeft verweerder aan eiseres op 19 april 2011 een waarschuwing bewaarplicht uitgereikt.
2.5.3.
Ten aanzien van de constateringen genoemd onder 2.5.1, letter A, heeft [A] tijdens het boekenonderzoek verklaard dat vóór aanvang van de dagdienst (om 10:00 uur) en na afloop van de avonddienst (om 01:00) een z-afslag wordt opgemaakt. Bij de wisseling van de dienst (tussen 18:00 uur en 19:00 uur) wordt volgens [A] een x-afslag opgemaakt. De z-afslagen die zijn opgemaakt bij aanvang van de dagdienst alsmede de x-afslagen zijn niet bewaard. Verweerder heeft in de administratie uitsluitend z-afslagen aangetroffen die, op een enkele uitzondering na, veelal tussen 18:00 uur en 19:00 uur zijn opgemaakt. Verweerder heeft geconstateerd dat de z-afslagen die betrekking hebben op het dagdeel van 19:00 tot 01:00 (welke volgens [A] zouden zijn opgemaakt vóór aanvang van de dagdienst erna) niet zijn bewaard.
2.5.4.
De verantwoorde dagomzet in het kasboek is gelijk aan de omzet vermeld op de z-afslag die wordt opgemaakt na de dagdienst. Verweerder heeft vervolgens geconcludeerd dat de avondomzet niet is verantwoord.
2.6.1.
Voorts is tijdens het boekenonderzoek geconstateerd dat op het moment dat de nieuwe kassa op 12 april 2007in gebruik is genomen een aantal functies is uitgeschakeld die voor de controle van de administratie essentieel zijn. Het betreft onder andere de volgende functies:
- -
grand total;
- -
datum en tijd eerste afslag;
- -
datum en tijd laatste afslag;
- -
datum en tijd van de laatste z-afslag.
2.6.2.
Voorts worden geen uurrapporten uitgedraaid en zijn de omzetgroepen op hoofdgroepen verdicht.
2.6.3.
Ten aanzien van de voornoemde onderdelen van de administratie die niet zijn opgenomen heeft verweerder aan eiseres op 19 april 2011 een waarschuwing administratieplicht uitgereikt.
2.7.
Voorts heeft verweerder ten aanzien van de softdrugverkopen op grond van de volgende constateringen tijdens het boekenonderzoek geconcludeerd dat de administratie van eiseres onbetrouwbaar is en niet kan dienen voor het vaststellen van de omzet:
de omzet wordt niet dagelijks geboekt in het kasboek, maar één keer in de maand;
de kladaantekeningen met betrekking tot de verkopen van softdrugs zijn niet bewaard;
het kasboek wordt achteraf opgemaakt;
de inkopen worden niet vastgelegd;
de inkoopprijs wordt niet vastgelegd;
de inkopen worden contant betaald zonder dat dit in het kasboek wordt vermeld;
de inkoopprijs wordt berekend aan de hand van de verkopen zonder rekening te houden met de werkelijk betaalde prijs;
prijsverhogingen worden doorgevoerd zonder dat rekening wordt gehouden met de voorraad die tegen een lagere prijs is ingekocht;
de voorraadlijsten sluiten niet op elkaar aan;
de aangegeven dagomzet is veel lager dan de tijdens de HIT controles vastgestelde omzetten;
er zitten verschillen in de maandlijst en de voorraadlijst 2008.
2.8.1.
Ten aanzien van de constateringen genoemd onder 2.7, onder 1 tot en met 9, heeft [A] tijdens het boekenonderzoek verklaard dat de omzet wordt bepaald door weging per soort bij aanvang en bij het einde van de dag. Het verschil per soort maal de prijs is dan de omzet.
2.8.2.
De inkoop van de softdrugs wordt door [A] en [B] gedaan. Er wordt niet vastgelegd welke soort softdrugs wordt ingekocht en tegen welke prijs. De inkoopprijs wordt bepaald door de verkopen en is altijd 50% van de verkopen. In het kasboek wordt 50% van de omzet geboekt en de inkoopkosten worden, met uitzondering van het jaar 2009, niet in rekening gebracht.
2.8.3.
Er wordt per dag een voorraadlijst bijgehouden waarin het volgende staat vermeld:
- -
soort softdrugs per gram;
- -
beginvoorraad per gram;
- -
totaal verkocht per gram;
- -
eindvoorraad per gram;
- -
verkoopprijs per gram;
- -
totaal omzet per soort;
- -
totaal dagomzet.
2.8.4.
De voorraadlijst wordt door [A] achteraf opgemaakt in een Excelbestand. Deze Excelbestanden zijn niet als zodanig bewaard. Een keer per maand wordt aan de hand van de voorraadlijst een “omzetlijst betreft maand” opgemaakt waarop de omzet per dag staat vermeld (met uitzondering van 2009). Tijdens het boekenonderzoek heeft verweerder geconstateerd dat de voorraadlijsten niet altijd aansluiten omdat het regelmatig voorkomt dat de beginvoorraad afwijkt van de eindvoorraad van de voorafgaande dag. Voorts heeft verweerder geconstateerd dat op de voorraadlijsten de verkoopprijzen worden verhoogd, hetgeen invloed heeft op de aanwezige voorraad omdat de inkoopprijs wordt berekend aan de hand van de verkopen, maar dat in de kasadministratie daarmee geen rekening wordt gehouden.
2.8.5.
In 2009 is op de maandlijst het aantal verkochte softdrugs per soort vermeld. Hierop is zichtbaar wat er per soort per maand wordt verkocht. Deze gegevens worden overgenomen van de daglijsten. Op de maandlijst is niet in één oogopslag te zien wat de dagomzet is. Verder heeft verweerder geconstateerd dat de maandlijst veel typefouten bevat ten opzichte van de daglijsten. De aangegeven omzet in de kasadministratie sluit aan op de op de maandlijst vermelde omzet.
2.9.1.
Op 9 oktober 2008 omstreeks 19:57 uur heeft bij de onderneming van eiseres een controle plaatsgevonden door het Horeca Interventie Team (hierna: HIT). Bij deze controle is vastgesteld dat op het moment van de controle € 273 in de kas aanwezig was. Het beginsaldo van de kas (softdrugs) was niet bekend. Verder is geconstateerd dat er een bijvulling heeft plaatsgevonden die niet op de daglijst is genoteerd. De verantwoorde omzet voor de gehele dag is € 234,50.
2.9.2.
Op 18 november 2009 omstreeks 13:52 uur is opnieuw een controle uitgevoerd door het HIT bij de onderneming van eiseres. Het beginsaldo van de kas (softdrugs) was € 0. Op het moment van de controle is vastgesteld dat een omzet (softdrugs) was gegenereerd van € 280,50 terwijl de verantwoorde dagomzet € 263 bedraagt. Tijdens deze controle is vastgesteld dat de verkochte softdrugs per gram en per soort op papier wordt bijgehouden. De informatie wordt door [A] één op één overgenomen in Excel. Vervolgens wordt de daglijst afgedrukt en verwerkt in de administratie. Zowel de informatie op papier als de digitale informatie is niet bewaard. Het HIT heeft tijdens de controle de gegevens over de hoeveelheid verkochte softdrugs overgenomen. Tijdens het boekenonderzoek heeft verweerder geconstateerd dat de aangegeven hoeveelheid (bij het einde van de dag) bij het aantal soorten softdrugs minder is dan gedurende de controle is vastgesteld.
2.9.3.
Gedurende de beide controles door het HIT is vastgesteld dat het beginsaldo van de kas overige verkopen zowel in 2008 als in 2009 € 300 was. Het beginsaldo van de kas softdrugs was in 2008 onbekend en in 2009 € 0. Voorts is door het HIT geconstateerd dat de vastgestelde gemiddelde omzet per afrekening gedurende de bedrijfsbezoeken 192% (2008) en 240% (2009) hoger lag dan de door eiseres aangegeven gemiddelde omzet per afrekening voor die jaren.
2.10.1.
Verweerder heeft tijdens het boekenonderzoek geconstateerd dat volgens landelijke branchecijfers gemiddeld 80% van de omzet uit softdrugverkopen komt en 20% van de omzet uit overige verkopen. In alle andere coffeeshops in de omgeving van postcodegebied 1012 (het postcodegebied van de coffeeshop) is de verhouding softdrugs-andere verkopen 80-20. Volgens de administratie van eiseres over 2006 bedragen de softdrugverkopen 51,8% van de omzet en de overige verkopen 48,2%. Voor 2007 bedragen de softdrugverkopen 48,4% en de overige verkopen 51,6%. Voor 2008 bedragen de softdrugverkopen 52,7% en de overige verkopen 47,3% en voor 2009 bedragen de softdrugverkopen 54,5% en de overige verkopen 45,5%.
2.10.2.
Door het HIT is vastgesteld dat op het moment van de controles de softdrugverkopen gemiddeld 70% tot 80% van de omzet bedroegen en de overige verkopen gemiddeld 20% tot 30%.
2.11.
Op grond van de voornoemde constateringen tijdens het boekenonderzoek heeft verweerder geconcludeerd dat de administratie van eiseres onbetrouwbaar is en niet kan dienen voor het vaststellen van de omzet (zowel met betrekking tot de overige verkopen als ten aanzien van de softdrugverkopen). Verweerder heeft daarop de administratie van eiseres verworpen en omkering en verzwaring van de bewijslast gesteld omdat de administratieplicht is geschonden en de vereiste aangiften niet zijn gedaan.
2.12.
Voorts heeft verweerder over de jaren 2006 tot en met 2009 ten aanzien van eiseres en haar partner ([A]) vermogensvergelijkingen gemaakt die de volgende uitkomst hebben:
- -
2006 positief netto privé € 1.887;
- -
2007 negatief netto privé € 61.869;
- -
2005 negatief netto privé € 40.988;
- -
2006 negatief netto privé € 32.903.
2.13.
Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft verweerder de voornoemde naheffingsaanslag ob over 2006 tot en met 2009 opgelegd op basis van de volgende schattingen:
(overige verkopen / verkopen laag)
Verweerder is voor het jaar 2006 er vanuit gegaan dat de avondomzet (laag tarief) is verzwegen en dat deze minimaal 150% van de dagomzet moet zijn geweest. Voor de jaren 2007 tot en met 2009 is verweerder er vanuit gegaan dat door manipulatie met de omzetgroepen minder omzet (laag tarief) is aangegeven en dat een substantieel deel van de omzet (laag tarief) niet is verantwoord. Verweerder heeft daarop de omzet voor de jaren 2006 tot en met 2009 gecorrigeerd tot 250% van de aangegeven omzet.
(softdrugverkopen)
Voorts is verweerder er vanuit gegaan dat de gecorrigeerde omzet van de overige verkopen / verkopen laag 20% van de totale omzet bedraagt. Vervolgens heeft verweerder de aangegeven omzet uit softdrugverkopen gecorrigeerd tot 4 maal de gecorrigeerde omzet uit overige verkopen / verkopen laag.
2.14.
Verweerder heeft naar aanleiding van de constateringen uit het boekenonderzoek de voornoemde navorderingsaanslagen ib/pvv over de jaren 2006 tot en met 2009 opgelegd. Hierbij is verweerder uitgegaan van de gecorrigeerde omzetbedragen. Voorts is verweerder er vanuit gegaan dat de te betalen (gecorrigeerde) omzetbelasting 50% van de inkopen (laag) bedraagt en dat de inkopen softdrugs 50% van de (gecorrigeerde) omzet softdrugs bedragen. Tot slot heeft verweerder de zelfstandigenaftrek gecorrigeerd omdat hij niet aannemelijk gemaakt acht dat eiseres aan de voorwaarden voor de zelfstandigenaftrek voldoet.
3. Geschil
3.1.
In geschil is of terecht de hierboven genoemde naheffingsaanslag ob en navorderingsaanslagen ib/pvv zijn opgelegd. Meer specifiek is in geschil of sprake is van een voor de navorderingsaanslagen benodigd nieuw feit, of de bewijslast dient te worden omgekeerd en verzwaard en of de hoogte van de naheffingsaanslag en navorderingsaanslagen juist is vastgesteld. Daarnaast is in geschil of terecht boetes zijn opgelegd en heffingsrente in rekening is gebracht.
3.2.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag en navorderingsaanslagen en de vergrijpboeten. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
4. Beoordeling van het geschil
Nieuw feit/ambtelijk verzuim
4.1.1.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een nieuw feit omdat verweerder naar aanleiding van de HIT-controles al bekend had moeten zijn met de constateringen uit het boekenonderzoek. Voorts stelt eiseres dat sprake is van een ambtelijk verzuim omdat, als al sprake is van omzetverzwijgingen, die omzetverzwijgingen een zodanige omvang hebben dat zij verweerder hadden moeten opvallen. Daarbij verwijst eiseres naar een passage uit het onderzoeksrapport over de vastgestelde (dag)omzetten bij de HIT-controles en de verantwoorde (jaar)omzet en naar het arrest van de Hoge Raad van 7 december 2007, nr. 42300, ECLI:NL:HR:2007:BB9534, waaruit eiseres afleidt dat aan waarnemingen ter plaatse vertrouwen kan worden ontleend ten aanzien van de wijze van administreren. Tevens stelt eiseres dat verweerder een ambtelijk verzuim heeft begaan doordat de definitieve aanslagen ib/pvv 2008 en 2009 zijn opgelegd op een moment dat het boekenonderzoek nog niet was afgerond.
4.1.2.
De rechtbank overweegt dat verweerder in het algemeen met vertrouwen op de ingediende aangifte ib/pvv mag afgaan. Slechts indien verweerder, na met een normale zorgvuldigheid kennis te hebben genomen van de inhoud van de aangifte, en mede gelet op de overige in aanmerking komende omstandigheden van het geval, aan de juistheid van enig daarin opgenomen gegeven in redelijkheid behoorde te twijfelen kan er sprake zijn van een ambtelijk verzuim dat navordering in de weg staat. Voor twijfel is geen aanleiding indien de niet onwaarschijnlijke mogelijkheid bestaat dat de in de aangifte opgenomen gegevens juist zijn (Hoge Raad 31 mei 2013, nrs. 11/03452 en 11/03456, ECLI:NL:HR:2013:BX7184). In het onderhavige geval lieten de HIT-controles een beeld van de omzet zien dat overeenkomt met de landelijke gegevens voor coffeeshops, namelijk een omzetverhouding van 80 (softdrugs) - 20 (overige verkopen). De HIT-controles hebben verweerder dan ook geen reden gegeven te twijfelen aan de ingediende aangiftes, zodat er op dat moment geen reden was een nader onderzoek in te stellen naar de ingediende aangiftes. Pas bij het boekenonderzoek is verweerder gebleken dat de aangegeven omzetten en winsten van de coffeeshop niet juist waren. Dit vormt dan ook een nieuw feit op grond waarvan verweerder gerechtigd was de te weinig geheven belasting na te vorderen.
4.1.3.
Ten aanzien van de stelling van eiseres dat een ambtelijk verzuim navordering in de weg staat, overweegt de rechtbank dat de HIT-controles slechts een momentopname geven van de omzet. Er kan slechts worden gekeken naar de omzetverhoudingen op de betreffende dag waarop de controle plaatsvindt en dan nog alleen tot het tijdstip van de controle. Uit die enkele momentopname(s) is geen beeld te krijgen van de verantwoorde jaaromzet. Slechts bij een grondige controle van de administratie (waarbij uiteraard de momentopnames van de HIT-controles kunnen worden betrokken) kan worden vastgesteld of al dan niet sprake is van een juiste omzetverantwoording.
4.1.4.
Het door eiseres aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 7 december 2007 maakt het voorgaande niet anders. Van een vertrouwenwekkende controlehandeling is sprake indien de belastingplichtige mocht aannemen dat de inspecteur een betreffende aangelegenheid op zijn fiscale merites heeft beoordeeld (vgl. HR 18 december 1991, nr. 27127, ECLI:NL:HR:1991:ZC4832). Uit de feiten van de door eiseres aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad blijkt dat tijdens de betreffende waarneming ter plaatse concreet is beoordeeld of de belanghebbende aan de administratieve verplichtingen voldeed. Nergens blijkt uit dat de HIT-controles bij eiseres zich hebben uitgestrekt tot de vraag of eiseres heeft voldaan aan haar administratieve verplichtingen. De mededelingen in het verslag van de waarnemingen ter plaatse duiden veeleer op het tegendeel, namelijk dat alleen een kascontrole op dat moment is uitgevoerd. Uitdrukkelijk wordt in het verslag van de waarneming ter plaatse immers opgemerkt dat de administratie zelf niet beoordeeld is. Gelet op die mededeling en de beperkte controle in het wtp-verslag is de rechtbank van oordeel dat eiseres aan de waarnemingen ter plaatse niet het vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat haar administratieve verplichtingen zijn beoordeeld en dat haar administratie in orde was bevonden.
4.1.5.
De primitieve aanslagen ib/pvv 2006 en 2007 zijn gedagtekend op een moment voordat het boekenonderzoek is aangevangen. De primitieve aanslag ib/pvv 2008 is gedagtekend 18 maart 2011. Gesteld noch gebleken is dat het boekenonderzoek voor die jaren op een eerder tijdstip is aangevangen. Nu de dagtekening van de primitieve aanslag ib/pvv 2008 is gelegen voor de aanvang van het boekenonderzoek is in zoverre van een ambtelijk verzuim geen sprake. De aanslag ib/pvv 2009 is echter gedagtekend op een datum (7 mei 2011) die enkele dagen na de uitbreiding van het boekenonderzoek (3 mei 2011) is gelegen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient verweerder, indien hij bij het opleggen van de aanslag ermee bekend is dat een boekenonderzoek is ingesteld, alvorens een aanslag op te leggen de resultaten van dat onderzoek af te wachten, dan wel bij het opleggen van de aanslag rekening te houden met de op dat moment (redelijkerwijs) te verwachten uitkomst van dat onderzoek. Verweerder heeft verklaard dat ten tijde van de uitbreiding van het boekenonderzoek naar de jaren 2008 en 2009 (op 3 mei 2011) de aangifte ib/pvv 2009 reeds geautomatiseerd was afgedaan en vastgesteld. Gelet op de benodigde tijd voor het opleggen van een aanslag en het moment van uitbreiding van het boekenonderzoek acht de rechtbank verweerders verklaring, dat de aanslagregeling reeds was afgerond op het moment van de uitbreiding van het boekenonderzoek, aannemelijk. Onder die omstandigheden kan verweerder niet worden verweten dat hij bij het opleggen van de aanslag ib/pvv 2009 de resultaten van het boekenonderzoek niet heeft afgewacht. Van een ambtelijk verzuim is in zoverre evenmin sprake. Ook voor het jaar 2009 vormen de bevindingen van het boekenonderzoek het voor navordering vereiste nieuwe feit (vgl. Hof Amsterdam 6 juni 2013, nrs. 12-00191 tot en met 12-00194, ECLI:NL:GHAMS:2013:CA1775).
Omkering en verzwaring van de bewijslast
4.2.1.
Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de gebreken in de administratie niet ernstig genoeg zijn voor omkering en verzwaring van de bewijslast omdat alle omzet op de bewaarde z-afslagen zou zijn verantwoord. Verder stelt eiseres dat verweerder fouten heeft gemaakt bij de vermogensvergelijking.
4.2.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht de administratie heeft verworpen en vervolgens omkering en verzwaring van de bewijslast heeft gesteld. Uit het rapport van het boekenonderzoek komt immers een beeld naar voren van een dusdanig gebrekkige administratie dat deze geen betrouwbaar beeld van de omzet kan geven. Zo ontbreekt met betrekking tot de softdrugverkopen een inkoopadministratie. Zonder een inkoopadministratie te voeren en te bewaren kan niet worden voldaan aan de in artikel 52, lid 1, van de Algemene wet rijksbelastingen (hierna: AWR) gestelde eis dat op zodanige wijze een administratie wordt gevoerd en dat de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze worden bewaard dat te allen tijde belanghebbendes rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken (Hoge Raad 31 mei 2013, nrs. 11/03452 en 11/03456, ECLI:NL:HR:2013:BX7184).
4.2.3.
Met betrekking tot de overige verkopen ontbreken z-afslagen over 2006. De verklaring die door eiseres hiervoor wordt gegeven, namelijk dat de werknemers bij dienstwisseling een zogeheten nul-afslag maakten om de kassa steeds op nul te laten beginnen, acht de rechtbank niet overtuigend, te meer niet omdat ook deze zogeheten nul-afslagen niet bewaard zijn gebleven. Voorts is geconstateerd dat op de nieuwe kassa (sinds april 2007) diverse functies zijn uitgeschakeld waardoor geen controleerbaar beeld van de omzet kan worden gegeven. Verder is geconstateerd dat diverse keren is geadministreerd dat er meer consumpties zijn verkocht dan er klanten afgerekend hebben, dat er op diverse dagen geen consumpties zijn verkocht terwijl er wel omzet geboekt is en dat de gemiddelde omzet per afrekening voor 2006 en later veel lager is dan is geconstateerd tijdens de waarnemingen ter plaatse. Eiseres heeft hiervoor geen verklaring kunnen geven.
4.2.4.
Met betrekking tot de vermogensvergelijking heeft verweerder concreet aangegeven hoe het nettoprivévermogen is samengesteld en heeft hij een zorgvuldige berekening daarvan gemaakt. Hiertegenover heeft eiseres een tegenberekening (bijlage 11 bij de motivering van het beroepschrift) gemaakt. De rechtbank acht onduidelijk op welke grondslagen deze berekening van eiseres berust. Een deel van de door verweerder benoemde posten ontbreekt in de tegenberekening van eiseres. Daarbij zijn niet alle uitgaven per bank of credit card opgenomen, heeft eiseres rekening gehouden met een cumulatief vermogen terwijl daarvan niet is gebleken in aangiftes ib/pvv en is geen rekening is gehouden met uitgaven voor op 4 oktober 2006 bij eiseres aangetroffen sieraden ter waarde van € 120.000. Voorts blijkt uit de eigen opgaven van eiseres dat er met betrekking tot het huis in Griekenland uitgaven zijn geweest in de jaren 2007 tot en met 2009, terwijl daarmee in de tegenberekening niet volledig rekening is gehouden. De tegenberekening van eiseres acht de rechtbank dan ook niet bruikbaar. Indien rekening wordt gehouden met de door eiseres in haar tegenberekening wel benoemde uitgaven voor vakantie, kleding, eten en drinken, dan resulteert dat in de berekening van verweerder in een negatief netto privé voor de onderhavige jaren variërend tussen € 14.712 en € 59.961.
4.2.5.
Gelet op de voornoemde constateringen is de rechtbank van oordeel dat de administratie van eiseres zodanige gebreken vertoonde dat zij niet voldeed aan de in artikel 52, lid 1, van de AWR geformuleerde eisen en dat omkering en verzwaring van de bewijslast op die grond is gerechtvaardigd.
4.2.6.
Artikel 27e, aanhef en letter b, AWR, bepaalt, voor zover van belang, dat het beroep van de belastingplichtige ongegrond moet worden verklaard indien deze niet volledig heeft voldaan aan de verplichtingen van artikel 52 AWR, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraken op het bezwaar onjuist zijn. Daartoe heeft eiseres gesteld dat verweerder dusdanig veel onzorgvuldigheden kan worden verweten dat daaruit de conclusie moet worden getrokken dat het gehele boekenonderzoek onzorgvuldig is. Hierbij heeft eiseres gewezen op diverse tekstuele fouten en verschrijvingen in de stukken van verweerder. Deze tekstuele fouten en verschrijvingen zijn naar het oordeel van de rechtbank geen onzorgvuldigheden die in de weg staan aan de juistheid van de aanslagen en kunnen daarom niet tot vernietiging van de aanslagen leiden. Verder heeft eiseres gesteld dat verweerder misbruik van bevoegdheden kan worden verweten omdat hij er met de gemeente Amsterdam op uit is geweest de exploitatievergunning van eiseres te laten intrekken door middel van een traject BIBOB. Het is de rechtbank niet gebleken dat verweerder zich heeft laten leiden door een Bibobprocedure van de gemeente Amsterdam. Eiseres heeft derhalve niet doen blijken dat en in hoeverre de uitspraken op bezwaar onjuist zijn.
4.2.7.
De omkering en verzwaring van de bewijslast ontslaat verweerder evenwel niet van zijn verplichting de door hem aangebrachte correcties niet naar willekeur vast te stellen. De aanslagen dienen te berusten op een redelijke schatting. Gelet op de substantiële tekortkomingen in de administratie is de rechtbank van oordeel dat verweerder wel een zekere armslag moet worden gegeven om een redelijke schatting te maken van de omzet.
4.2.8.
In casu heeft verweerder voor het jaar 2006 de aangegeven omzet (overige verkopen) gecorrigeerd tot 250%. De rechtbank acht dit niet onredelijk gelet op het ontbreken van de vele z-afslagen voor die periode. De rechtbank acht het voorts onaannemelijk dat de wel bewaarde z-afslagen alle omzet vertegenwoordigen. Ook voor de jaren 2007 tot en met 2009 heeft verweerder de omzet (overige verkopen) gecorrigeerd tot 250%. Voor die jaren acht de rechtbank de schatting eveneens redelijk nu grote aantallen consumpties in die periode niet zijn verantwoord terwijl deze kennelijk wel zijn verkocht. Het door verweerder gehanteerde uitgangspunt dat het hierbij gaat om avondomzet en dat in de avond 50% meer omzet wordt behaald dan overdag, acht de rechtbank ook alleszins redelijk. De rechtbank is voorts van oordeel dat voldoende rekening is gehouden met de inkopen ter zake van de omzetcorrecties. Vervolgens heeft verweerder de gecorrigeerde omzetcijfers (overige verkopen) voor de jaren 2006 tot en met 2009 omgeslagen naar de omzet van de softdrugverkopen. Daarbij heeft verweerder op basis van branchegegevens tot uitgangspunt genomen dat 20% van de totale omzet afkomstig is van overige verkopen en 80% van de totale omzet afkomstig is van softdrugverkopen. De door verweerder overgelegde gegevens (zoals de stukken die bij verweerders brief van 7 mei 2013 zijn overgelegd) en de waarnemingen ter plaatse in de jaren 2008 en 2009 geven voldoende steun aan deze door verweerder gehanteerde omzetverhouding van 20-80. De stelling van eiseres dat door veelvuldig bezoek van toeristen de verhouding omzet softdrugs/overige verkopen anders ligt, gaat niet op nu de omzetverhouding van coffeeshops binnen het postcodegebied van eiseres gelijkluidend is. Verder is met betrekking tot de correctie voor softdrugs voldoende rekening gehouden met de inkopen gemoeid met de omzetcorrecties door deze te stellen op 50% van de omzet.
Boetes
4.3.1.
Met betrekking tot de boetes acht de rechtbank door verweerder genoegzaam bewezen dat over de in geding zijnde belastingjaren te weinig ib/pvv en ob is geheven en dat zulks is te wijten aan opzet van eiseres. De administratie van eiseres bevat vanaf 2006 dusdanig veel gebreken dat de rechtbank van oordeel is dat eiseres bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat daardoor te weinig belasting zou worden geheven. Gelet op de verklaring van [C] van [C BEDRIJF] acht de rechtbank voor de jaren 2007 tot en met 2009 voorts aannemelijk gemaakt dat de software van de kassa bewust is aangepast met het doel om omzet buiten de administratie te houden. [C] heeft immers verklaard dat alle kassa’s die van [C BEDRIJF] afkomstig zijn, afgeleverd worden met de basisinstellingen. De z-afslagnummer notering is daarbij ingeschakeld en is alleen uit te schakelen door een softwarematige aanpassing. De handleiding van de kassa vermeldt niets over het uitschakelen van de z-afslagnummer notering. Anders dan eiseres stelt, is [C] niet op zijn verklaring teruggekomen. De e-mail van [C] aan [A] van 1 februari 2012 vermeldt niets meer dan dat [C] bevestigt algemene informatie aan de belastingdienst te hebben verstrekt. Voorts verklaart [C] in de e-mail dat hij niet op de hoogte is van de feiten die verweerder aan eiseres heeft tegengeworpen.
4.3.2.
Verweerder heeft de boetes over de in geding zijnde jaren verminderd van 50% tot 40% in verband met zogenoemde anticumulatie. Bij de beoordeling of de boete passend en geboden is, dient mede rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat de verschuldigde belasting is vastgesteld met toepassing van de omkering van de bewijslast (vgl. HR 18 januari 2008, nr. 41 832, ECLI:NL:HR:2008: BC1962). Verweerder heeft de aan eiseres opgelegde boetes voor 2006, 2007, 2008 en 2009 gebaseerd op de onder 4.2.8 weergegeven schatting. Deze schatting bezit enige mate van grofheid, op grond waarvan de rechtbank aanleiding ziet de boetes steeds te verminderen tot 30%. De aldus verminderde boetes ib/pvv 2006 (€ 74.048), ib/pvv 2007 (€ 101.825), ib/pvv 2008 (€ 81.135) en ib/pvv 2009 (€ 71.145), acht de rechtbank gelet op alle omstandigheden van het geval passend en geboden.
4.3.3.
Met betrekking tot de boete die is opgelegd in het kader van de ob ziet de rechtbank geen aanleiding tot vermindering nu deze boete door verweerder reeds is verminderd tot 10%. Een dergelijke boete acht de rechtbank gelet op de omstandigheden van het geval eerder te laag dan te hoog.
Heffingsrente
4.4.
Het beroep tegen de heffingsrentebeschikkingen heeft eiseres niet afzonderlijk onderbouwd. Omdat de beroepen tegen de navorderingsaanslagen en de naheffingsaanslag geen doel treffen, zullen de beroepen tegen de daarmee samenhangende heffingsrentebeschikkingen eveneens ongegrond worden verklaard.
Slotsom
4.5.
Gelet op het overwogene in 4.3.2 dienen de beroepen gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
5.1.
Nu de beroepen gegrond verklaard worden, ziet de rechtbank aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op€ 1.416 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 472 en een wegingsfactor 1, en een factor 1,5 voor vier samenhangende zaken waarin het beroep gegrond is).
5.2.
Voor een vergoeding van de kosten die zijn gemaakt in de bezwaarfase acht de rechtbank geen termen aanwezig nu een verzoek om vergoeding daartoe niet, uiterlijk bij het doen van de bestreden uitspraak, is ingediend (artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht).
6. Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart de beroepen met de nummers 13/516 en 13/213 ongegrond;
- -
verklaart de beroepen met de nummers 13/209 tot en met 13/212 gegrond;
- -
vernietigt de uitspraak op bezwaar van 29 november 2012 voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikking verband houdende met de navorderingsaanslag ib/pvv 2006;
- -
vernietigt de uitspraak op bezwaar van 29 november 2012 voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikking verband houdende met de navorderingsaanslag ib/pvv 2007;
- -
vernietigt de uitspraak op bezwaar van 28 november voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikking verband houdende met de navorderingsaanslag ib/pvv 2008;
- -
vernietigt de uitspraak op bezwaar van 28 november 2012 voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikking verband houdende met de navorderingsaanslag ib/pvv 2009;
- -
vermindert de in verband met de navorderingsaanslag ib/pvv 2006 opgelegde boete tot € 74.048 (30% van de navorderingsaanslag);
- -
vermindert de in verband met de navorderingsaanslag ib/pvv 2007 opgelegde boete tot € 101.825 (30% van de navorderingsaanslag);
- -
vermindert de in verband met de navorderingsaanslag ib/pvv 2008 opgelegde boete tot € 81.135 (30% van de navorderingsaanslag);
- -
vermindert de in verband met de navorderingsaanslag ib/pvv 2009 opgelegde boete tot € 71.145 (30% van de navorderingsaanslag);
- -
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.416, en
- -
gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 160 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A. Fase, voorzitter, mr. M.C. van As en mr. M.C.A. Onderwater, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.T. van Arnhem, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 september 2013.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.