Revindicatoire aanspraken op giraal geld
Einde inhoudsopgave
Revindicatoire aanspraken op giraal geld (R&P nr. FR3) 2009/4.6.1.1:4.6.1.1 Schriftelijke depotovereenkomst e.a.
Revindicatoire aanspraken op giraal geld (R&P nr. FR3) 2009/4.6.1.1
4.6.1.1 Schriftelijke depotovereenkomst e.a.
Documentgegevens:
B. Bierens, datum 23-03-2009
- Datum
23-03-2009
- Auteur
B. Bierens
- JCDI
JCDI:ADS584075:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Het openen van een kwaliteitsrekening binnen een jaar of een nader vast te stellen periode voor faillissement van een van de betrokkenen bij de kwaliteitsrekening, zou kunnen worden opgenomen in de lijst van artikel 43 Fw; zie Hoofdstuk 4, par. 4.4 en 6.2.
Vgl. artikel 25 lid 1 Wn en 19 lid 1 Gdw.
Vgl. artikel 25 lid 1 Wn en 19 lid 1 Gdw, die verlangen dat de naam en hoedanigheid van de notaris c.q. gerechtsdeurwaarder worden vermeld.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Ten aanzien van de depotovereenkomst zou de wetgever kunnen verlangen dat deze schriftelijk wordt vastgelegd en, zoals nu reeds het geval is bij de stille verpanding, ter registratie bij de belastingdienst wordt aangeboden. Het beoogde doel van deze registratie is deels een uitwerking van het publiciteitsvereiste, maar bovenal het verifieerbaar maken van het tijdstip waarop de tussenpersoon wordt belast met het aanhouden van een kwaliteitsrekening. Dat verkleint de kans dat in het zicht van een faillissement door middel van een depotovereenkomst gelden aan de boedel van de tussenpersoon worden onttrokken, althans het maakt een handeling met een kennelijk paulianeus oogmerk eenvoudiger te traceren.1 Met betrekking tot de giro-overeenkomst tussen de tussenpersoon en zijn bank zijn ook diverse waarborgen denkbaar. Er kan worden verlangd dat de kwaliteitsrekening wordt aangehouden bij een in Nederland gevestigde en dus onder toezicht staande bank.2 Ook zou de wetgever kunnen verlangen dat uit de tenaamstelling van de rekening duidelijk blijkt wie de begunstigde is van het tegoed of anderszins tot uitdrukking wordt gebracht dat de rekeninghouder het geld in een bijzondere hoedanigheid (`qualitate qua') aanhoudt.3 Een dergelijke tenaamstelling is niet alleen een vorm van publiciteit, maar zou ook tot gevolg moeten hebben dat aan de betreffende rekening geen krediet in rekening-courant kan worden verbonden. Dat voorkomt dat de tussenpersoon aanspraken van de solvent of accipiënt op het geld op de rekening ongerechtvaardigd 'vermengt' met een geldschuld van de tussenpersoon in privé aan de bank. Ook kan aan de tussenpersoon worden opgedragen om een door de bank beschikbaar gestelde doorlopende en sluitende administratie voor handen te hebben, waaruit de herkomst van het geld op de rekening blijkt.