RAR 2017/39
Ondernemingskamer. Is de beschikking van de Ondernemingskamer nietig nu een van de rechters die de uitspraak heeft gewezen, ten tijde van de uitspraak al was gedefungeerd?
HR 18-11-2016, ECLI:NL:HR:2016:2607
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 november 2016
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot, C.E. du Perron
- Zaaknummer
16/00545
- Conclusie
A-G mr. L. Timmerman
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS925587:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Medezeggenschapsrecht
Insolventierecht / Faillissement
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Arbeidsrecht / Collectief arbeidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2607, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑11‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:857, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑09‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 02‑02‑2016
- Wetingang
Art. 5 lid 2 en 3, 66 lid 2 RO; art. 2:350 lid 3, 2:354 BW
Essentie
Enquêterecht. Faillissement. Ondernemingskamer.
Is de beschikking van de Ondernemingskamer nietig nu een van de rechters die de uitspraak heeft gewezen, ten tijde van de uitspraak al was gedefungeerd? Voor wiens rekening zijn de onderzoekskosten van de enquête?
Samenvatting
A. c.s. hebben centrale bestuursfuncties vervuld binnen het Meavitaconcern, dat zich bezighield met de verlening van zorg en thuiszorg ingevolge de AWBZ en, vanaf 2007, de WMO. Aan sommige onderdelen van dit concern is surseance van betaling verleend, gevolgd door faillietverklaring. Andere onderdelen zijn verzelfstandigd. De Ondernemingskamer heeft in 2011 een onderzoek bevolen naar het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.