Einde inhoudsopgave
Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter
8.2 Bi- en multilaterale APA’s
Geldend
Geldend vanaf 22-12-2023
- Bronpublicatie:
19-12-2023, Stcrt. 2023, 25745 (uitgifte: 21-12-2023, regelingnummer: 2023-0000020007)
- Inwerkingtreding
22-12-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-2023, Stcrt. 2023, 25745 (uitgifte: 21-12-2023, regelingnummer: 2023-0000020007)
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Informatieverplichting
Fiscaal bestuursrecht / Standpuntbepaling
Internationaal belastingrecht / BEPS
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Belastingrecht algemeen / Organisatie Belastingdienst
De inspanning van de Belastingdienst is in beginsel gericht op het afsluiten van een bilaterale APA. Het overleggen met de bevoegde autoriteiten van verdragslanden over en het sluiten van bilaterale APA’s is gebaseerd op de in de desbetreffende Belastingverdragen opgenomen bepalingen over het voeren van onderling overleg, veelal overeenkomstig artikel 25 van het OESO-modelverdrag.
Hoewel een bilaterale APA zekerheid biedt aan beide zijden van de grens, kan de Belastingdienst dit echter niet aan de belanghebbende voorschrijven. Bovendien is vereist dat tussen Nederland en het desbetreffende andere land een Belastingverdrag is gesloten waarin een met artikel 25 van het OESO-modelverdrag vergelijkbare bepaling is opgenomen. Daarnaast moet het andere land bereid zijn tot het voeren van een dergelijk overleg vooraf. Onder omstandigheden kunnen dit beletsels zijn tot het maken van een bilaterale afspraak.
Als er een unilaterale APA is en een belanghebbende verzoekt daarna een bilaterale APA over (een deel van) dezelfde periode, ligt het niet in de lijn der verwachtingen dat een mogelijke bilaterale overeenstemming materieel zal afwijken van de unilateraal overeengekomen uitkomst.
Onder omstandigheden is het denkbaar dat een belanghebbende zekerheid wenst te verkrijgen in meer dan twee landen en daarvoor een verzoek doet voor het afsluiten van een multilaterale APA. Dit zal in zijn algemeenheid het geval zijn als de relevante transacties gevolgen hebben voor de belastingheffing in meer dan twee landen. Aan een dergelijk verzoek zal in beginsel medewerking worden verleend. Mocht dit op bezwaren stuiten bij één of meer van de verdragslanden, dan zal het verzoek worden opgevat als een verzoek tot het sluiten van meerdere bilaterale APA’s. De verzoeker wordt in een dergelijk geval door het MAP-team Belastingdienst op de hoogte gesteld van de splitsing van het verzoek in meerdere verzoeken tot bilaterale APA’s.
Een belanghebbende richt een verzoek tot het sluiten van een bi- of multilaterale APA aan het MAP-team Belastingdienst. Het MAP-team Belastingdienst stuurt een kopie van het verzoek aan de relevante partijen binnen de Belastingdienst. Het MAP-team Belastingdienst stelt als bevoegde autoriteit van Nederland, de bevoegde autoriteit van het andere betrokken land in kennis van het verzoek, om de bi- of multilaterale procedure in gang te zetten. Het MAP-team Belastingdienst is verantwoordelijk voor de totstandkoming van een bi- of multilaterale APA en zal daarbij geadviseerd worden door het Behandelteam IFZ.
In een bi- of multilaterale overeenkomst kunnen de bevoegde autoriteiten overeenkomen dat de fiscale behandeling, zoals overeengekomen in de APA ook van toepassing is op transacties die reeds tot stand zijn gekomen. In een unilaterale APA kan de overeengekomen fiscale behandeling alleen van toepassing zijn op transacties die reeds tot stand zijn gekomen als de relevante feiten en omstandigheden in de reeds verstreken periode vergelijkbaar zijn met de feiten en omstandigheden die ten grondslag liggen aan het APA-verzoek en dit ten aanzien van deze transacties niet leidt tot een situatie waarin een deel van de winst uiteindelijk in geen enkel land wordt belast.
Gelieerde lichamen die bij een bi- of multilateraal APA-verzoek betrokken zijn, wordt geadviseerd het verzoek gelijktijdig bij de bevoegde autoriteiten van alle betrokken landen in te dienen. Deze handelwijze leidt ertoe dat de landen gelijktijdig kunnen starten met de beoordeling van het verzoek, in plaats van volgtijdig. De informatie in het verzoek bevat in ieder geval de informatie die moet worden verstrekt bij een verzoek om een unilaterale APA zoals hiervoor omschreven in paragraaf 6.
Het kan voorkomen dat een Nederlandse belanghebbende zowel inkomende als uitgaande (samenhangende) transacties met verbonden entiteiten in verschillende staten aangaat. Als in een dergelijke situatie in een onderlinge overlegprocedure wordt overeengekomen dat de voorwaarden (waaronder de prijs) van één van deze transacties wordt aangepast, kan dit ertoe leiden dat de winst van de Nederlandse belanghebbende als zodanig niet langer als ‘at arm’s length’ overeenkomstig artikel 8b Wet VPB kan worden beschouwd. Dit zal zich met name voordoen in situaties waarin de Nederlandse belanghebbende de ‘minst complexe entiteit’ is waaraan een beperkte winst toekomt. Om dit te voorkomen, kan – als de betreffende buitenlandse bevoegde autoriteit hiermee akkoord gaat – een kritische veronderstelling in de (internationale) overeenkomst worden opgenomen op grond waarvan rekening wordt gehouden met verrekenprijscorrecties uit landen die niet bij de bilaterale of multilaterale APA zijn betrokken.