Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie
Artikel 8 Gedragscodes voor overheidsfunctionarissen
Geldend
Geldend vanaf 14-12-2005
- Bronpublicatie:
31-10-2003, Trb. 2005, 244 (uitgifte: 18-10-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
14-12-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-10-2003, Trb. 2005, 244 (uitgifte: 18-10-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Ter bestrijding van corruptie bevordert elke Staat die partij is onder andere de integriteit, eerlijkheid en verantwoordelijkheidsgevoel onder zijn overheidsfunctionarissen, overeenkomstig de grondbeginselen van zijn rechtsstelsel.
2.
Elke Staat die partij is, streeft in het bijzonder naar de toepassing, binnen zijn eigen institutionele en rechtsstelsel, van gedragscodes voor de correcte, eerzame en adequate uitoefening van publieke functies.
3.
Voor de uitvoering van de bepalingen van dit artikel, slaat elke Staat die partij is, waar passend en overeenkomstig de grondbeginselen van zijn rechtsstelsel, acht op relevante initiatieven van regionale, interregionale en multilaterale organisaties, zoals de International Code of Conduct for Public Officials vervat in de bijlage bij resolutie 51/59 van de Algemene Vergadering van 12 december 1996.
4.
Elke Staat die partij is, overweegt tevens, overeenkomstig de grondbeginselen van zijn nationale recht, het instellen van maatregelen en systemen die het overheidsfunctionarissen gemakkelijker maken corrupte handelingen te melden aan de desbetreffende autoriteiten wanneer deze hen ter kennis komen tijdens het uitoefenen van hun functie.
5.
Elke Staat die partij is, spant zich in, waar van toepassing en overeenkomstig de grondbeginselen van zijn nationale recht, maatregelen en systemen in te stellen die overheidsfunctionarissen verplichten verklaringen af te leggen tegenover de desbetreffende autoriteiten met betrekking tot, onder andere, hun externe activiteiten, betrekkingen, investeringen, activa en substantiële giften of voordelen waaruit belangenverstrengeling kan voortvloeien met betrekking tot hun functie als overheidsfunctionaris.
6.
Elke Staat die partij is, overweegt, overeenkomstig de grondbeginselen van zijn nationale recht, disciplinaire of andere maatregelen te nemen tegen overheidsfunctionarissen die de overeenkomstig dit artikel ingestelde codes of normen schenden.