Einde inhoudsopgave
Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
Artikel 14 [Aanpassing minimumloon. Indexering]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
21-12-2022, Stb. 2023, 168 jo Stb. 2022, 543 (uitgifte: 27-12-2022, kamerstukken: 36216)
12-05-2023, Stb. 2023, 168 jo Stb. 2022, 543 (uitgifte: 23-05-2023, kamerstukken: 35335)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-06-2023, Stb. 2023, 247 (uitgifte: 07-07-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
1.
Het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, onder b, wordt telkens met ingang van 1 januari door Onze Minister herzien overeenkomstig:
- a.
de helft van de ontwikkeling van de contractlonen zoals deze voor het betrokken jaar, blijkens bekendmaking in de Macro-Economische Verkenningen in het voorafgaande jaar, is geraamd; en
- b.
het verschil tussen de ontwikkeling van de contractlonen zoals deze voor het voorafgaande jaar, blijkens bekendmaking in het Centraal Economisch Plan in dat jaar, was geraamd en de ontwikkeling van de contractlonen zoals deze voor het voorafgaande jaar, blijkens bekendmaking in de Macro-Economische Verkenningen in dat jaar, nader is geraamd.
2.
Het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, onder b, wordt telkens met ingang van 1 juli door Onze Minister opnieuw herzien overeenkomstig het verschil tussen de helft van de ontwikkeling van de contractlonen zoals deze voor het betrokken jaar, blijkens bekendmaking in de Macro-Economische Verkenningen in het voorafgaande jaar, was geraamd en de ontwikkeling van de contractlonen zoals deze voor het betrokken jaar, blijkens bekendmaking in het Centraal Economisch Plan in dat jaar, nader is geraamd.
3.
Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt onder ontwikkeling van de contractlonen verstaan: het gemiddelde van de procentuele ontwikkeling van de contractlonen in marktsector, gepremieerde en gesubsidieerde sector, en bij de overheid, zoals deze door het Centraal Planbureau wordt bekend gemaakt.
4.
Indien de toepassing van het eerste, dan wel het tweede lid zou leiden tot verlaging van het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, onder b, wordt dat bedrag ongewijzigd vastgesteld. Voor zover hierdoor geen toepassing wordt gegeven aan het eerste, dan wel het tweede lid wordt het daarmee gemoeide percentage bij de eerstvolgende herziening en voor zover nodig tevens bij de daarop volgende herzieningen, alsnog in aanmerking genomen.
5.
Het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, onder b, kan met ingang van 1 januari en van 1 juli bij algemene maatregel van bestuur in afwijking van het eerste tot en met het vierde lid worden vastgesteld, naar gelang sprake is van een bovenmatige loonontwikkeling zodanig dat hiervan schade voor de werkgelegenheid kan worden verwacht dan wel van een zodanige volume-ontwikkeling in de sociale zekerheidsregelingen dat daardoor een betekenende premie- of belastingdrukverhoging noodzakelijk is.
6.
Indien per 1 januari toepassing is gegeven aan het vijfde lid, blijft per 1 juli van hetzelfde jaar de toepassing van het tweede lid achterwege. Indien echter inmiddels gebleken is dat de grond voor de toepassing van het vijfde lid niet langer aanwezig is, wordt het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, onder b, met ingang van 1 juli van hetzelfde jaar alsnog door Onze Minister herzien overeenkomstig het verschil tussen de ontwikkeling van de contractlonen zoals deze voor het betrokken jaar, blijkens bekendmaking in het Centraal Economisch Plan in dat jaar, is geraamd en de herziening die per 1 januari heeft plaatsgevonden.
7.
Indien per 1 juli toepassing wordt gegeven aan het vijfde lid dan wel het zesde lid, eerste volzin, toepassing heeft gevonden, blijft per 1 januari van het eerstvolgende jaar de toepassing van het eerste lid, onder b, achterwege.
8.
Indien een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het vijfde lid wordt voorbereid legt Onze Minister het ontwerp van die maatregel met de daarbij behorende nota van toelichting over aan de beide Kamers der Staten-Generaal. De voordracht tot de maatregel kan worden gedaan nadat tien dagen na de overlegging zijn verstreken of zoveel eerder als beide Kamers te kennen hebben gegeven dat geen verdere inlichtingen worden verlangd.
9.
Het overeenkomstig het eerste tot en met het vierde en het zesde lid herziene bedrag wordt afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van € 0,60. Indien het restbedrag € 0,30 bedraagt, geschiedt de afronding naar boven.
10.
Bij een herziening overeenkomstig het eerste tot en met zesde lid wordt tevens het minimumuurloon, genoemd in artikel 8, eerste lid, onder a, herzien overeenkomstig de volgende formule, waarbij het resultaat naar boven wordt afgerond op een veelvoud van € 0,01:
waarbij:
A = het herziene minimummaandloon overeenkomstig het eerste tot en met zesde lid.
B = het aantal weken per maand dat wordt gesteld op 4 1/3.
C = het aantal uren per week dat wordt gesteld op 36.
11.
De overeenkomstig het eerste tot en met het zesde en het tiende lid herziene bedragen treden in de plaats van de bedragen, genoemd in artikel 8, eerste lid, met dien verstande dat de afronding, bedoeld in het negende lid, bij de eerstvolgende herziening buiten beschouwing blijft.
12.
Indien te voorzien valt dat een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het vijfde lid niet tijdig voor 1 januari respectievelijk 1 juli tot stand zal kunnen komen, kan Onze Minister bepalen dat de laatstelijk vastgestelde bedragen, genoemd in artikel 8, eerste lid, nog gedurende een bij zijn besluit vast te stellen periode van ten hoogste drie maanden van kracht blijven en kan een algemene maatregel van bestuur in aansluiting op die periode worden vastgesteld.
13.
Onze Minister gaat telkens na verloop van een termijn van ten hoogste vier jaar, voor het eerst uiterlijk in 1994, na of er omstandigheden aanwezig zijn die een bijzondere wijziging wenselijk maken van de bedragen, genoemd in artikel 8, eerste lid. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen vervolgens bedragen worden vastgesteld die in de plaats treden van de bedragen, genoemd in artikel 8, eerste lid. Het achtste lid is van overeenkomstige toepassing.
14.
Het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, onder b, wordt bij algemene maatregel van bestuur verlaagd in de mate waarin en met ingang van het tijdstip waarop de minimumvakantiebijslag met artikel 15, toepassing van vierde lid, wordt verhoogd. Het negende, tiende en elfde lid zijn van overeenkomstige toepassing. Wanneer een verlaging op grond van dit lid samenvalt met een bijzondere wijziging op grond van het dertiende lid, worden de in artikel 8, eerste lid, genoemde bedragen in één algemene maatregel van bestuur opnieuw vastgesteld en is tevens het achtste lid van overeenkomstige toepassing.
15.
Wanneer een bijzondere wijziging of een verlaging op grond van het dertiende en veertiende lid samenvalt met een toepassing van het eerste tot en met het zesde en het tiende lid, worden de in artikel 8, eerste lid, genoemde bedragen in één algemene maatregel van bestuur opnieuw vastgesteld, met dien verstande dat in dat geval voor de toepassing van het eerste tot en met het zesde en het tiende lid wordt uitgegaan van de op grond van het dertiende en veertiende lid herziene bedragen.