Einde inhoudsopgave
Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003
Artikel 38 (wijze van toewijzing aanvragers niet-landelijke commerciële radio-omroep)
Geldend
Geldend vanaf 28-02-2003
- Bronpublicatie:
24-02-2003, Stcrt. 2003, 40 (uitgifte: 26-02-2003, regelingnummer: MLB/JZ/2003/7757)
- Inwerkingtreding
28-02-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-02-2003, Stcrt. 2003, 40 (uitgifte: 26-02-2003, regelingnummer: MLB/JZ/2003/7757)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
De minister wijst aan een aanvrager de kavel toe waarvoor hij als hoogste in rangorde is beoordeeld en waaraan hij tevens de eerste voorkeur heeft gegeven.
2.
De minister wijst vervolgens aan de aanvrager die in het eerste lid een kavel toegewezen heeft gekregen, de kavel toe waarvoor hij als hoogste in rangorde is beoordeeld en waaraan hij de tweede voorkeur heeft gegeven. Daarbij geldt dat de kavel niet wordt toegewezen, indien dit voor die aanvrager leidt tot een combinatie als bedoeld in artikel 3, derde lid of tot overschrijding van 30% demografisch bereik als genoemd in datzelfde lid. Indien een aanvrager een kavel niet krijgt toegewezen op grond van de vorige volzin, dan blijft deze kavel bij de verdere toewijzing van de kavels voor deze aanvrager buiten beschouwing.
3.
Het tweede lid wordt telkens opnieuw toegepast waarbij de in het tweede lid genoemde tweede voorkeur bij iedere nieuwe toepassing met één voorkeursnummer wordt verhoogd tot de toewijzing aan deze aanvrager stagneert, omdat de aanvrager voor die kavel niet de hoogste in rangorde is.
4.
Vervolgens wordt ten aanzien van de overblijvende kavels bepaald welke aanvragers het hoogste in rangorde zijn.
5.
Ten aanzien van de overblijvende kavels worden het eerste tot en met vierde lid telkens opnieuw toegepast tot op grond van deze leden verdere verdeling niet meer mogelijk is, met dien verstande dat de verdeling voor een aanvrager die op grond van de vorige leden al een of meer kavels toegewezen heeft gekregen, voor hem wordt hervat met de kavel waarvoor de toewijzing aan hem is gestagneerd op grond van het derde lid.
6.
Ten aanzien van de overblijvende kavels wordt het vijfde lid telkens opnieuw toegepast tot op grond van dat lid verdere verdeling niet meer mogelijk is. Daarbij blijft bij iedere nieuwe toepassing de kavel met het laagste overblijvende voorkeursnummer van de aanvrager buiten beschouwing.