CRvB, 21-07-2021, nr. 19/5131 AOW-W
ECLI:NL:CRVB:2021:1764
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
21-07-2021
- Zaaknummer
19/5131 AOW-W
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2021:1764, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 21‑07‑2021; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
ABkort 2021/455
USZ 2021/339
Uitspraak 21‑07‑2021
Inhoudsindicatie
Verzoek om wraking afgewezen. De bij verzoeker bestaande vrees dat de behandelend rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert, is niet objectief gerechtvaardigd.
19/5131 AOW-W
Datum beslissing: 21 juli 2021
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 8 november 2019, 19/557 in het geding tussen verzoeker en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb).
Naar aanleiding van zijn verzoek om mr. J.A.J. Groenendaal als getuige op te roepen heeft de Raad verzoeker bericht dat de Raad vooralsnog geen aanleiding ziet getuigen op te roepen, maar dat het verzoeker vrij staat zelf getuigen mee te nemen naar zitting.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2021, met M. Wolfrat als behandelend rechter. Verzoeker is verschenen. De Svb heeft zich via beeldbellen laten vertegenwoordigen door mr. P.C.A. Buskens.
Verzoeker heeft ter zitting een verzoek om wraking van de behandelend rechter ingediend.
De behandelend rechter heeft schriftelijk meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Verzoeker en de behandelend rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van de Raad op 7 juli 2021. Verzoeker is verschenen. De behandeld rechter is, zoals aangekondigd, niet verschenen.
OVERWEGINGEN
1. Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Blijkens de memorie van toelichting bij artikel 8:15 van de Awb is de strekking van het middel van wraking gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid.
2. Verzoeker heeft aan zijn verzoek om wraking ten grondslag gelegd dat mr. J.A.J. Groenendaal, gemachtigde van de Svb in de beroepsfase, bij de zitting van de Raad aanwezig had moeten zijn en dat hij “het benauwde gevoel” heeft dat de rechter niet alle stukken van de Svb heeft gekregen. Verzoeker heeft toegelicht geen vertrouwen meer te hebben in de procedure, omdat hij telkens wordt tegengewerkt.
3.1.
Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op (de persoon van) de rechters die de zaak behandelen. Bij een beoordeling van een beroep op het ontbreken van de onpartijdigheid van de rechter dient voorts het uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is
(zie onder meer het arrest van de Hoge Raad van 21 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9141).
3.2.1.
De beslissing om mr. Groenendaal niet als getuige op te roepen is een zogeheten procedurele beslissing. Dergelijke beslissingen kunnen als zodanig nooit grond vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het verzoek om wraking moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van een procedurele beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Ook de motivering van een procedurele beslissing kan geen grond vormen voor wraking, ook niet indien het zou gaan om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de procedurele beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (zie de uitspraak van 26 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3746). Van dat laatste is op geen enkele wijze gebleken.
3.2.2.
Verzoeker heeft niet geconcretiseerd welke stukken in het dossier zouden ontbreken, zodat deze grond reeds daarom niet kan slagen. Bovendien ziet dit verwijt niet op het handelen van de behandelend rechter. Voor het overige heeft verzoeker zijn stelling, dat de behandelend rechter niet onpartijdig is, op geen enkele wijze onderbouwd.
3.3.
Het voorgaande betekent dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de behandelend rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert, niet objectief gerechtvaardigd is en dat het verzoek om wraking moet worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om wraking af.
Deze beslissing is gegeven door E.W. Akkerman als voorzitter en door E. Dijt en T. Dompeling als leden, in tegenwoordigheid van G.S.M. van Duinkerken als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2021.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) G.S.M. van Duinkerken