Einde inhoudsopgave
Wet wederzijdse bijstand in de Europese Unie bij de invordering van belastingschulden en enkele andere schuldvorderingen 2012
Artikel 24
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2012
- Bronpublicatie:
08-12-2011, Stb. 2011, 632 (uitgifte: 21-12-2011, kamerstukken: 33022)
- Inwerkingtreding
01-01-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-12-2011, Stb. 2011, 632 (uitgifte: 21-12-2011, kamerstukken: 33022)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
- Vakgebied(en)
Invordering / Dwanginvordering
Invordering / Inlichtingenverplichting
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Een verzoek om bijstand hoeft niet in behandeling te worden genomen als het niet wordt gedaan door middel van het standaardformulier dat voldoet aan de in of krachtens de richtlijn gestelde voorwaarden. Een verzoek om bijstand hoeft eveneens niet in behandeling te worden genomen indien het uniform notificatieformulier en de uniforme titel niet voldoen aan de in of krachtens de richtlijn gestelde voorwaarden.
2.
De standaardformulieren, bedoeld in het eerste lid, het uniform notificatieformulier en de uniforme titel worden verzonden langs elektronische weg via het CCN-netwerk met inachtneming van de in of krachtens de richtlijn gestelde voorwaarden.
3.
Indien Nederland toch uitvoering geeft aan een verzoek om bijstand dat niet aan de voorwaarden van het eerste en het tweede lid voldoet, doet dit geen afbreuk aan de geldigheid van de maatregelen die zijn genomen om uitvoering te geven aan het verzoek dan wel de verstrekte inlichtingen.
4.
Een verzoek om bijstand, een uniform notificatieformulier en een uniforme titel dienen vergezeld te gaan van een vertaling in het Nederlands.
5.
Het feit dat in het vierde lid bedoelde documenten geheel of ten dele niet in het Nederlands, maar in een andere taal gesteld zijn doet niets af aan de geldigheid noch aan de geldigheid van de procedure, mits die taal is overeengekomen tussen Onze Minister en de bevoegde autoriteit van de verzoekende lidstaat.
6.
Indien een verzoek om bijstand vergezeld gaat van andere dan in het vierde lid bedoelde documenten kan, indien noodzakelijk, Onze Minister een vertaling in het Nederlands verlangen.