Einde inhoudsopgave
Vreemdelingencirculaire 2000 (C)
2.12 Voornemenprocedure
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2022
- Bronpublicatie:
29-03-2022, Stcrt. 2022, 8628 (uitgifte: 31-03-2022, regelingnummer: WBV 2022/8)
- Inwerkingtreding
01-04-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-03-2022, Stcrt. 2022, 8628 (uitgifte: 31-03-2022, regelingnummer: WBV 2022/8)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
Algemeen
De IND maakt in het voornemen kenbaar:
- •
alle gronden van het voornemen tot afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd;
- •
een eventueel voornemen tot een ambtshalve besluit om aan de vreemdeling al dan niet een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen;
- •
een eventueel voornemen tot een ambtshalve besluit om de uitzetting van de vreemdeling al dan niet achterwege te laten op grond van artikel 64 Vw;
- •
een eventueel voornemen tot het opleggen van een inreisverbod.
De IND verstrekt bij het voornemen informatie over de mogelijkheid die de vreemdeling heeft om een zienswijze naar voren te brengen.
De termijnen voor het indienen van de zienswijze worden geregeld in artikel 3.116, tweede lid, Vb.
Voornemen in de algemene asielprocedure
De IND zendt het voornemen aan de gemachtigde van de vreemdeling.
In de volgende situaties reikt de IND het voornemen aan de vreemdeling uit:
- •
van de vreemdeling is geen gemachtigde bekend; of
- •
de IND heeft wanneer dit nodig is in samenspraak met DT&V, COA, AVIM en/of KMar vastgesteld dat uitreiking in persoon is aangewezen.
Voornemen in de verlengde asielprocedure
De IND zendt het voornemen aan de gemachtigde van de vreemdeling. Als bij de IND geen gemachtigde van de vreemdeling bekend is, stuurt de IND het voornemen aangetekend naar het laatst bekende adres van de vreemdeling.
Als de IND er niet in slaagt het voornemen aan de vreemdeling bekend te maken, geeft de IND in een rapport van bevindingen aan welke handelingen zijn verricht om het voornemen aan de vreemdeling kenbaar te maken.
Uitstel voor het indienen van de zienswijze
Voor het indienen van de zienswijze verleent de IND:
- a.
bij het niet tijdig beschikbaar zijn van een tolk uitstel tot vijf werkdagen na de eerstvolgende datum waarop een tolk in de gewenste taal beschikbaar is;
- b.
bij plotselinge ziekte van de gemachtigde van de vreemdeling uitstel tot vijf werkdagen vanaf datum ziekte voor zaken waarin de reactietermijn gedurende de eerstvolgende vijf werkdagen verloopt;
- c.
bij plotselinge ziekte van de vreemdeling uitstel tot vijf werkdagen na zijn herstel als de ziekte door het verstrekken van een medische verklaring is aangetoond;
- d.
bij overplaatsing van de vreemdeling uitstel tot vijf werkdagen na de overplaatsing als de vreemdeling schriftelijk heeft aangetoond dat de overplaatsing samenviel met de afspraak met de gemachtigde; of
- e.
bij vakantie van de gemachtigde van de vreemdeling uitstel van vijf werkdagen na de vakantie van de gemachtigde als de vakantie ten minste één maand tevoren en met betrekking tot elke betreffende zaak schriftelijk is gemeld aan de IND.
Ad a.
De indiener van het verzoek om uitstel moet schriftelijk aantonen dat binnen drie dagen na ontvangst van het voornemen een tolk is aangevraagd, maar deze niet tijdig beschikbaar is.
De vreemdeling moet een schriftelijke verklaring van de intermediair die tolken levert overleggen waarin staat:
- •
op welke datum de vreemdeling een tolk heeft aangevraagd; en
- •
op welke eerstvolgende datum een tolk in de gewenste taal beschikbaar is.
De IND verleent geen uitstel als de besproken tolk een afspraak met de vreemdeling of zijn gemachtigde afzegt, tenzij sprake is van overmacht van de zijde van de tolk.
Ad e.
Voor eenmanskantoren bepaalt de IND op uitdrukkelijk verzoek een ruimere termijn.
De IND verleent geen uitstel vanwege wijziging van gemachtigde door de vreemdeling.
Het hierboven genoemde beleid voor het verlenen van uitstel voor het indienen van de zienswijze is van toepassing op verzoeken om uitstel voor het indienen van een reactie op onderzoeksresultaten.
Nieuwe feiten of omstandigheden
Feiten en omstandigheden zoals bedoeld in artikel 3.119 Vb zijn in ieder geval:
- •
nieuwe resultaten van onderzoek door of in opdracht van de IND; en
- •
feiten en omstandigheden die hetzij door het bekend worden, hetzij door een andere beoordeling naar aanleiding van de zienswijze van de vreemdeling, van invloed kunnen zijn op de beoordeling van de geloofwaardigheid van het relaas van de vreemdeling.
Als het eerder uitgebrachte voornemen op grond van nieuwe feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 3.119 Vb niet meer alle gronden voor afwijzing van de aanvraag tot een verblijfsvergunning asiel bevat, brengt de IND een nieuw of aanvullend voornemen uit.