Einde inhoudsopgave
Vreemdelingencirculaire 2000 (C)
2.6 De Dublinprocedure
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2023
- Bronpublicatie:
25-09-2023, Stcrt. 2023, 26470 (uitgifte: 29-09-2023, regelingnummer: WBV 2023/22)
- Inwerkingtreding
01-10-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-09-2023, Stcrt. 2023, 26470 (uitgifte: 29-09-2023, regelingnummer: WBV 2023/22)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
Artikel 30, tweede lid, Vw en artikel 3.109c Vb regelen het verloop van de Dublinprocedure. Deze paragraaf bevat een verdere uitwerking van deze artikelen.
In deze paragraaf wordt gesproken over ‘verzoek om internationale bescherming’, omdat Verordening (EU) nr. 604/2013 deze terminologie gebruikt (zie artikel 2, onder b, Verordening (EU) nr. 604/2013).
Als er concrete aanwijzingen zijn (zie paragraaf C1/2.1 Vc onder Onderzoek naar de toepasbaarheid van Verordening (EU) 604/2013 (Dublin) dat een ander land verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming, dan wordt de aanvraag behandeld in de Dublinprocedure tenzij dit om proceseconomische redenen niet opportuun is (zie paragraaf C2/5 Vc).
Dit geldt eveneens als de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd of als de vreemdeling in bewaring is gesteld.
Zodra er concrete aanwijzingen zijn dat een ander land verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming, verstrekt de IND aan de vreemdeling de informatiebrochure ‘Deel B: De Dublinprocedure-informatie voor personen die om internationale bescherming verzoeken en zich in een Dublinprocedure bevinden, conform artikel 4 van Verordening (EU) Nr. 604/2013’. Als de folder tijdens het gehoor wordt uitgereikt, wordt de vreemdeling in de gelegenheid gesteld de brochure te lezen.
De IND neemt tijdens de Dublinprocedure een zogenaamd Dublin gehoor af als bedoeld in artikel 3.109c, vierde lid, Vb. Tijdens het Dublin gehoor biedt de IND de vreemdeling de mogelijkheid om de volgens artikel 4 Verordening (EU) 604/2013 aan hem verstrekte informatie juist te begrijpen; stelt de IND in ieder geval vragen in het kader van Verordening (EU) 604/2013; en informeert de IND de vreemdeling over de resultaten van het onderzoek naar de vingerafdrukken van de vreemdeling. De IND stelt aan de vreemdeling vragen over de resultaten van het onderzoek in Eurodac en EU VIS als hiertoe aanleiding is. Wanneer de vreemdeling de toegang is geweigerd of in bewaring is gesteld, kan de AVIM of de ambtenaar belast met de grensbewaking het gehoor afnemen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, Verordening (EU) 604/2013.
De IND vraagt de vreemdeling tijdens het Dublin gehoor of hij, als een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn verzoek om internationale bescherming, bereid is zelfstandig te vertrekken, met behulp van DT&V wenst te vertrekken of dat hij niet wenst mee te werken aan zijn vertrek naar die lidstaat. De IND informeert de vreemdeling over de gevolgen hiervan.
Het rapport van gehoor wordt uiterlijk tegelijkertijd met het voornemen bekend gemaakt aan de vreemdeling.
Als deze concrete aanwijzingen dat een ander land verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming pas tijdens de aanmeldfase, de rust- en voorbereidingstermijn of na de start van de algemene asielprocedure of op enig ander moment naar voren komen, dan zet de IND de behandeling van de aanvraag voort in de Dublinprocedure. Een reeds gestart aanmeldgehoor kan worden voortgezet als een Dublin gehoor. Ook verstrekt de IND aan de vreemdeling de informatiebrochure ‘Deel B: De Dublinprocedure-informatie voor personen die om internationale bescherming verzoeken en zich in een Dublinprocedure bevinden, conform artikel 4 van Verordening (EU) Nr. 604/2013’.
Als het aanmeldgehoor niet is voortgezet als Dublin gehoor of als pas na de aanmeldfase blijkt van concrete aanknopingspunten dat een ander land verantwoordelijk is voor de aanvraag, nodigt de IND de vreemdeling uit voor een Dublingehoor.
Als een Dublin gehoor heeft plaatsgevonden maar daarna nieuwe feiten en omstandigheden naar voren komen die onderzoek of een aanvullend Dublin gehoor behoeven, neemt de IND waar nodig (schriftelijk) contact op met de vreemdeling en/of nodigt de IND de vreemdeling waar nodig uit voor een aanvullend Dublin gehoor.
Als de vreemdeling, zonder voorafgaande kennisgeving en zonder verschoonbare reden, niet verschijnt voor het Dublin gehoor wordt aangenomen dat hij geen bezwaren heeft tegen de overdracht naar het land dat verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming.
Mocht de vreemdeling desondanks bezwaren hebben tegen de overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat, kan hij deze bezwaren in de zienswijze naar voren brengen.
Als er na de aanmeldfase een Dublingehoor plaatsvindt, dan maakt de IND het rapport van Dublingehoor uiterlijk tegelijkertijd met het voornemen bekend aan de vreemdeling.
De vreemdeling kan eventuele correcties en aanvullingen op het rapport van Dublin gehoor gelijk met zijn zienswijze op het voornemen om de aanvraag niet in behandeling te nemen indienen (zie ook 3.109c, achtste lid Vb). Paragraaf C1/2.12 Vc onder Uitstel voor het indienen van de zienswijze is van overeenkomstige toepassing.
De IND verleent geen uitstel indien aan de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd, of indien de vreemdeling in bewaring is gesteld.
Als tijdens de Dublinprocedure wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming, dan wordt een rust- en voorbereidingstermijn gegeven, waarna de behandeling van de aanvraag wordt voortgezet in de algemene asielprocedure. Indien nodig kan voorafgaand aan de rust- en voorbereidingstermijn een aanmeldgehoor worden gehouden. Wanneer de vreemdeling (nog) geen (volledige) rust- en voorbereidingstermijn heeft doorlopen, dan moet hij eerst de rust- en voorbereidingstermijn doorlopen. Wanneer de vreemdeling na behandeling in de algemene asielprocedure, is behandeld in de Dublin procedure waarin wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, dan wordt de behandeling van de aanvraag voortgezet in de verlengde asielprocedure. De IND geeft hierbij ook aan op welk moment de beslistermijn in de zin van artikel 42, zesde lid, Vw is aangevangen.
De Dublin beschikking
De IND maakt de beschikking bekend door uitreiking aan de vreemdeling of door toezending aan gemachtigde (zie artikel 3.109c, twaalfde lid, Vb).
Als het verzoek om internationale bescherming niet in behandeling wordt genomen op grond van artikel 30, Vw, neemt de IND in ieder geval in de meeromvattende beschikking op:
- •
het besluit dat de vreemdeling wordt overgedragen aan de verantwoordelijke lidstaat op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013; en
- •
de informatie bedoeld in artikel 26, eerste en tweede lid, Verordening (EU) nr. 604/2013.
Paragraaf C1/2.13 Vc onder ‘Wijze van bekendmaken’ en ‘De beschikking in de verlengde asielprocedure’ is van overeenkomstige toepassing.
De overdracht
Als de vreemdeling tijdens het Dublingehoor heeft aangegeven op eigen initiatief zelfstandig te zullen vertrekken naar de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn verzoek om internationale bescherming, biedt de IND hem een termijn van ten hoogste tien werkdagen na het bekendmaken van de beschikking om zijn vertrek te realiseren. Indien deze termijn is verstreken zonder dat de vreemdeling is vertrokken is er sprake van een zware grond voor inbewaringstelling als bedoeld in artikel 5.1b, derde lid onder l, Vb.
Als de vreemdeling aangeeft mee te zullen werken aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn verzoek om internationale bescherming, zal de DT&V de overdracht ter hand nemen.
Als de vreemdeling aangeeft niet te zullen meewerken aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn verzoek om internationale bescherming, is er sprake van een zware grond voor inbewaringstelling als bedoeld in artikel 5.1b, derde lid onder k, Vb. De DT&V zal de gedwongen overdracht ter hand nemen.
Als een overdracht onmiddellijk of op zeer korte termijn noodzakelijk is ten behoeve van het realiseren van de overdracht binnen zes maanden na het akkoord van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn verzoek om internationale bescherming, kan de IND het stellen van een termijn voor zelfstandig vertrek achterwege laten. De IND verleent evenmin een termijn om het vertrek zelfstandig te realiseren, indien aan de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd of indien de vreemdeling in bewaring is gesteld (zie ook paragraaf A3/6.9 Vc).
Artikel 29, tweede lid, Verordening (EU) 604/2013 geeft de IND de mogelijkheid om de overdrachtsdatum tot maximaal 18 maanden te verlengen als de vreemdeling zich aan de overdracht aan de andere lidstaat onttrekt en daarmee onderduikt. Het is belangrijk dat de vreemdeling in kennis wordt gesteld van zijn verplichting om mee te werken aan de overdracht. Ook moet hij geïnformeerd worden over de gevolgen van het niet meewerken hieraan. Als de vreemdeling op de hoogte was van zijn verplichtingen, en vervolgens (tijdelijk) buiten bereik van de autoriteiten is, dan neemt de IND in ieder geval aan dat de vreemdeling zich aan de uitvoering van de overdracht heeft onttrokken. De IND stelt de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn verzoek om internationale bescherming hier tijdig van op de hoogte. De IND verlengt de uiterste overdrachtsdatum niet als er sprake is geweest van verschoonbare feiten en omstandigheden of als de vreemdeling niet is ingelicht over de verplichtingen die dienaangaande op hem rusten.