Einde inhoudsopgave
Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden
Bijlage VI
Geldend
Geldend vanaf 20-04-2024
- Bronpublicatie:
11-04-2024, Stcrt. 2024, 10202 (uitgifte: 19-04-2024, regelingnummer: IENW/BSK-2024/97273)
- Inwerkingtreding
20-04-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-04-2024, Stcrt. 2024, 10202 (uitgifte: 19-04-2024, regelingnummer: IENW/BSK-2024/97273)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
A. Eindtermen voor het onderwijs inzake het bewijs van vakbekwaamheid voor het beheersen van plaagdieren en houtaantastende organismen
De kandidaat kan na het met goed gevolg deelnemen aan de voor deze functie af te leggen theorie- en praktijkexamens:
- a.
de meest relevante plaagdieren en houtaantastende organismen, voorkomend in en om gebouwen, herkennen en benoemen en kent de belangrijkste biologische kenmerken ervan;
- b.
de voorschriften en richtlijnen op het etiket van een biocide lezen, de beeldtaal interpreteren en systematisch zaken over biociden in naslagwerken opzoeken, daarnaast beschikt de kandidaat over kennis betreffende het werkingsmechanisme van de meest toegepaste toxicologische groepen;
- c.
blijk geven van voldoende kennis betreffende de benodigde apparatuur en hulpmiddelen en daar op de juiste wijze een optimale bestrijding mee uitvoeren;
- d.
per plaagdier of houtaantastend organisme de belangrijkste werings- en bestrijdingsmethoden aangeven alsmede de methoden om het gebruik en de emissie van biociden daarbij te beperken;
- e.
de benodigde hoeveelheid biocide berekenen en de spuitvloeistof of het lokaas gebruiksklaar maken;
- f.
blijk geven van voldoende kennis van geïntegreerde plaagdierbeheersing en in staat zijn een beheersingsplan op te stellen en een beheersing uit te voeren geheel gebaseerd op geïntegreerde plaagdierbeheersing;
- g.
de risico's voor veiligheid, gezondheid, voedselveiligheid en milieu van toe te passen biociden en beheersingsmethoden herkennen, beoordelen en beheersen;
- h.
omgaan met de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen zoals adembescherming en beschermende kleding, teneinde op een veilige en verantwoorde wijze een bestrijding uit te voeren;
- i.
een bestrijding van plaagdieren en houtaantastende organismen in en om gebouwen of daarvoor geschikte containers uitvoeren met behulp van de daarvoor geschikte apparatuur en hulpmiddelen die gebaseerd is op geïntegreerde plaagdierbeheersing; de kandidaat kan het beheersingsplan uitvoeren inclusief de daarmee verbonden vastlegging en rapportages; de kandidaat kan omgaan met lege verpakkingen van biociden, kan resten van biociden veilig (doen) afvoeren met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving en kan de gebruikte spuitapparatuur dagelijks onderhouden;
- j.
blijk geven van voldoende kennis betreffende de belangrijkste wet- en regelgeving op het gebied van het beheersen van plaagdieren en houtaantastende organismen, betreffende de toelating van biociden in Nederland en betreffende hetgeen bij of krachtens de Woningwet is bepaald met betrekking tot plaagdieren en de taken van de gemeenten daarin;
- k.
voorlichting geven over beheersingsmethoden en hoe deze passen binnen de geïntegreerde plaagdierbeheersing;
- l.
de opdrachtgever adviseren over de door de hem te nemen voorzorgsmaatregelen ten behoeve van geïntegreerde plaagdierbeheersing voorafgaand aan een bestrijding;
- m.
een preventie- en beheersingsplan opstellen dan wel beoordelen op de risico's ten aanzien van volksgezondheid, voedselveiligheid en milieu;
- n.
advies geven met betrekking tot preventieve maatregelen bij de verbouwing van gebouwen;
- o.
mondeling, schriftelijk of digitaal rapporteren over uitgevoerde en uit te voeren werkzaamheden;
- p.
houtaantastingen op de juiste wijze interpreteren en daar naar te handelen;
- q.
adviseren over de juiste preventieve en curatieve maatregelen ten aanzien van plaagdieren en houtaantastende organismen;
- r.
zijn communicatie aanpassen aan het kennis- en denkniveau van de opdrachtgever en zijn medewerkers;
- s.
effectieve communicatievaardigheden toepassen; en
- t.
de effectiviteit van eigen handelen en adviezen beoordelen en zo nodig bijsturen.
B. Voorwaarden voor verlenging van een bewijs van vakbekwaamheid voor het beheersen van plaagdieren en houtaantastende organismen
Een bewijs van vakbekwaamheid voor het beheersen van plaagdieren en houtaantastende organismen wordt door de Stichting Examen- en Certificeringsinstituut Plaagdierpreventie of de Stichting Certificeringsinstituut Plaagdierbeheersing, Milieu en Volksgezondheid verlengd indien:
- a.
de houder met goed gevolg heeft deelgenomen aan het theorie- en praktijkexamen waarin de eindtermen, bedoeld in onderdeel A van deze bijlage, zijn getoetst; of
- b.
de houder heeft aangetoond dat hij in de periode van vijf jaar voorafgaande aan de datum waarop de verlenging van kracht wordt, het beheersen van plaagdieren en houtaantastende organismen volgens de geldende regels heeft uitgevoerd, en met goed gevolg heeft deelgenomen aan ten minste 10 dagdelen bij- of nascholingsopleidingen verzorgd door een instantie als bedoeld in artikel 6.4, zesde lid.
C. Eindtermen voor het onderwijs inzake de opleiding starterlicentie voor het beheersen van plaagdieren en houtaantastende organismen
De kandidaat kan na het met goed gevolg deelnemen aan het voor deze functie af te leggen theorie-examen:
- a.
de werking van de meest belangrijke toxicologische groepen en bijbehorende risico's benoemen;
- b.
de meest voorkomende plaagdieren en houtaantastende organismen herkennen;
- c.
etiketten van biociden lezen, begrijpen en toepassen;
- d.
zich de meest voorkomende beheersingsmethoden eigen maken;
- e.
de benodigde biociden voor een beheersing veilig toepassen en daarbij de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken; en
- f.
schriftelijk of digitaal rapporteren over door hem uitgevoerde werkzaamheden.
D. Voorwaarden vrijstelling bewijs van vakbekwaamheid inzake een houder van een starterlicentie als bedoeld in artikel 6.6, onderdeel b
De houder van een starterlicentie, als bedoeld in artikel 6.6, onderdeel b, voldoet aan de volgende voorwaarden:
- a.
de houder neemt deel aan een opleiding voor het beheersen van plaagdieren en houtaantastende organismen, als bedoeld in artikel 71, tweede lid, onderdeel a, van de wet, of is daarvoor aangemeld en vangt daar uiterlijk 6 maanden na aanvang van het toepassen van biociden, bedoeld in artikel 71 van de wet;
- b.
de houder legt zijn werkzaamheden met betrekking tot het beheersen van plaagdieren en houtaantastende organismen vast in een logboek waarin ten minste aantekening wordt gemaakt van de plaats, de periode, de hoeveelheden gebruikte biociden en de toegepaste werkwijze of techniek;
- c.
de houder staat gedurende zijn werkzaamheden onder leiding van een plaagdierbeheerser die minimaal vijf jaar beschikt over een bewijs van vakbekwaamheid voor het beheersen van dierplagen en houtaantastende organismen, die:
- –
de betrokkene dagelijks spreekt;
- –
de betrokkene minimaal een keer per twee weken, gedurende minimaal twee uren begeleidt; en
- –
verslag daarover doet in het logboek.
E. Eindtermen voor het onderwijs inzake een licentie voor het beheersen van knaagdieren op een agrarisch bedrijf
De kandidaat kan na het met goed gevolg deelnemen aan de voor deze functie af te leggen theorie- en praktijkexamen:
- a.
de verschillende knaagdieren herkennen en kent de biologie en het gedrag van deze dieren;
- b.
de richtlijnen en de beeldtaal op het etiket van een rodenticide uitleggen;
- c.
gegevens betreffende knaagdierbeheersing in naslagwerken opzoeken;
- d.
een knaagdierenbeheersingsplan opstellen geheel gebaseerd op geïntegreerde plaagdierbeheersing;
- e.
blijk geven van voldoende kennis van geïntegreerde plaagdierbeheersing en in staat zijn een beheersing uit te voeren geheel gebaseerd op geïntegreerde plaagdierbeheersing;
- f.
inzicht geven in de resistentieproblematiek;
- g.
risico's voor veiligheid en gezondheid voor mens en dier van specifieke rodenticiden en beheersingsmethoden herkennen, beoordelen en beheersen;
- h.
tijdens en na het uitvoeren van een bestrijding alle maatregelen ter voorkoming van risico's voor veiligheid en gezondheid toepassen;
- i.
omgaan met de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen; en
- j.
de restanten van biociden veilig afvoeren met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving.
F. Voorwaarden inzake de verlenging van een licentie voor het beheersen van knaagdieren op een agrarisch bedrijf
Een licentie voor het beheersen van knaagdieren op een agrarisch bedrijf wordt door bureau Erkenningen van de Stichting Groene Erkenningen verlengd indien:
- a.
de houder met goed gevolg heeft deelgenomen aan het theorie- en praktijkexamen waarin de eindtermen, bedoeld in onderdeel E van deze bijlage, zijn getoetst; of
- b.
de houder heeft aangetoond aan de instantie die de bovengenoemde licentie heeft afgegeven dat hij het beheersen van knaagdieren op het eigen bedrijf volgens de geldende regels heeft uitgevoerd in de periode van vijf jaar voorafgaande aan de datum waarop de verlenging van kracht wordt, en met goed gevolg één dag heeft deelgenomen aan bij- of nascholingsopleidingen van een instantie als bedoeld in artikel 6.6, onderdeel c.