Einde inhoudsopgave
Universele Auteursrecht-Conventie herzien te Parijs op 24 juli 1971
Artikel Vbis
Geldend
Geldend vanaf 10-07-1974
- Bronpublicatie:
24-07-1971, Trb. 1976, 37 (uitgifte: 23-03-1976, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-07-1974
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-07-1971, Trb. 1976, 37 (uitgifte: 23-03-1976, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Auteursrecht
1.
Iedere Verdragsluitende Staat die overeenkomstig de gevestigde gebruiken van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties als ontwikkelingsland wordt beschouwd kan, door middel van een kennisgeving nedergelegd bij de Directeur-Generaal van de Organisatie der Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (hierna te noemen ‘de Directeur-Generaal’) op het tijdstip van zijn bekrachtiging, zijn aanvaarding of zijn toetreding, of op een later tijdstip, een beroep doen op alle of een gedeelte van de uitzonderingen voorzien in de artikelen Vter en Vquater.
2.
Elke overeenkomstig de bepalingen van het eerste lid nedergelegde kennisgeving blijft van kracht voor een tijdvak van tien jaren te rekenen van de datum van inwerkingtreding van deze Conventie of voor het op de datum van nederlegging van de kennisgeving nog resterende deel van dit tijdvak van tien jaar en kan geheel of gedeeltelijk worden verlengd voor volgende tijdvakken van tien jaren indien de Verdragsluitende Staat, binnen een termijn van vijftien tot drie maanden voor het verstrijken van het lopende tijdvak van tien jaar, een nieuwe kennisgeving bij de Directeur-Generaal nederlegt. Overeenkomstig de bepalingen van dit artikel kunnen kennisgevingen ook voor de eerste maal worden nedergelegd in de loop van deze nieuwe tijdvakken van tien jaren.
3.
Onverminderd de bepalingen van het tweede lid is een Verdragsluitende Staat die niet langer wordt beschouwd als een ontwikkelingsland volgens de begripsomschrijving van het eerste lid, niet meer bevoegd de kennisgeving te verlengen die hij had nedergelegd krachtens het eerste of het tweede lid en verliest deze Staat, ongeacht of hij al dan niet deze kennisgeving officieel intrekt, de mogelijkheid zich te beroepen op de uitzonderingen voorzien in de artikelen Vter en Vquater hetzij bij het verstrijken van het lopende tijdvak van tien jaar, hetzij drie jaar nadat hij niet langer wordt beschouwd als een ontwikkelingsland, waarbij de termijn welke het laatst verstrijkt moet worden toegepast.
4.
5.
Iedere Verdragsluitende Staat die een kennisgeving overeenkomstig artikel XIII heeft nedergelegd betreffende de toepassing van deze Conventie op een bepaald land of gebied waarvan de situatie als soortgelijk kan worden beschouwd aan die van de in de eerste alinea van dit artikel bedoelde Staten kan wat dat land of gebied betreft, eveneens kennisgevingen van uitzonderingen en vernieuwingen uit hoofde van dit artikel nederleggen. Gedurende het tijdvak waarin deze kennisgevingen van kracht zijn kunnen de bepalingen van de artikelen Vter en Vquater op genoemd land of gebied worden toegepast. Elke zending van exemplaren die uit genoemd land of gebied afkomstig zijn aan de Verdragsluitende Staat wordt beschouwd als een uitvoer in de zin van de artikelen Vter en Vquater.