HR, 22-04-2022, nr. 21/02744
ECLI:NL:HR:2022:641
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22-04-2022
- Zaaknummer
21/02744
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:641, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑04‑2022; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2021:5429
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑06‑2021
- Vindplaatsen
V-N 2022/19.14 met annotatie van Redactie
NLF 2022/0881 met annotatie van Jeannette van der Vegt
FED 2022/63 met annotatie van G.C.D. Grauss
BNB 2022/75 met annotatie van J.J. VETTER
NTFR 2022/1845 met annotatie van mr. I. van Wijk
Uitspraak 22‑04‑2022
Inhoudsindicatie
art. 6:2 Awb; Verrekening voorlopige aanslag; geen fictieve weigering bij uitblijven van beslissing die geen voor bezwaar vatbaar besluit is.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/02744
Datum 22 april 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 juni 2021, nr. 19/000131., op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 18/3263) betreffende de verrekening van door belanghebbende op een voorlopige aanslag verschuldigde inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2017 en een verzoek van belanghebbende om toekenning van een dwangsom wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar.
1. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2. Beoordeling van de klachten
2.1
Terecht heeft het Hof geoordeeld dat uit de omstandigheid dat bij de bestuursrechter niet kan worden opgekomen tegen een besluit van de Ontvanger over de verrekening van uit te betalen en te ontvangen bedragen volgt dat het ook niet mogelijk is om bij de bestuursrechter op te komen tegen het uitblijven van een beslissing op een bezwaar tegen een dergelijk verrekeningsbesluit2.. Voor zover de klachten tegen dit oordeel opkomen falen zij daarom.
2.2
De overige klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2022.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 22‑04‑2022
Vgl. ABRvS 27 maart 2002, ECLI:NL:RVS:2002:AE0734, CRvB 16 januari 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:AZ7466 en CRvB 16 mei 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:CA0325.
Beroepschrift 28‑06‑2021
Uit het beroepschrift in cassatie van belanghebbende:
Hoge Raad Der Nederlanden
Postbus 20303
2500 EH Den Haag
Betreft: Cassatieberoep
[…] 28 juni 2021
Geachte heer/mevrouw,
Hierbij stel ik cassatieberoep in tegen uitspraak van het Gerechtshof Arnhem -Leeuwaarden van 1 juni 2021. Kopieën van deze uitspraak treft u aan als bijlage (bijlagen 1 t/m 5). Bij deze uitspraak heeft het Gerechtshof mijn hoger beroepen tegen de uitspraken van rechtbank Gelderland, ongegrond / niet- ontvankelijk verklaard. De beroepen waren gericht tegen uitspraken van de inspecteur en de ontvanger van de belastingdienst op mijn bezwaren. Bij mijn bezwaren had ik inspecteur en de ontvanger verzocht om belastingaanslagen IB/PVV van 2012 t/m 2014 en de in rekening gebrachte belastingrente en invorderingskosten in verband met deze aanslagen te vernietigen/te verminderen omdat de vermelde aanslagen en kosten ten onrechte (te hoog) opgelegd/in rekening waren gebracht. Belastingdienst heeft echter de aanslagen herzien, teruggevorderd, hoge kosten in rekening gebracht en beslag gelegd op mijn uitkering omdat de dienst de ondergetekende jarenlang in een onterechte FSV lijst geplaatst. Het Gerechtshof heeft dit niet onderkend en daarom de hoger beroepen ongegrond en of niet — ontvankelijk verklaard. Ik ben het niet eens met de uitspraken van het Gerechtshof. Hieronder volgt u inleiding en de gronden van mijn cassatieberoep:
De belastingdienst heeft de ondergetekende sinds 2002 op zwarte lijs geplaatst omdat de dienst met vooringenomenheid van oordeel was dat ik belastingfraudeur zouden zijn. Gelet hierop heeft de inspecteur de eerder vastgestelde aanslagen opnieuw en kritisch bekeken, herzien, verhoogd en teruggevorderd. Op dezelfde manier heeft de dienst mijn herziene aangiftes niet in behandeling genomen, mijn diverse bezwaren tegen terugvorderingen, niet in behandeling genomen en mijn verzoeken voor uitstel van betaling en kwijtschelding afgewezen. Ook de Belastingdienst/Toeslagen heeft de definitief en eerder vastgestelde toeslagen herzien en allerlei navorderingen verstuurd en hoge invorderingsrente en kosten. Mijn bezwaren hiertegen heeft Belastingdienst/Toeslagen ongegrond verklaard omdat afdeling Toeslagen van oordeel was dat er sprake was van nieuwe informatie van de zijde van inspecteur en dat de afdeling volgens deze nieuwe informatie bevoegd was om de aanslagen te herzien en na te vorderen. Herziening en terugvordering van de Toeslagen zijn in voort gezet, hoewel de Toeslagenafdeling de betreffende stukken voortijdig had vernietigd. Ondergetekende kon daarom zijn oude toeslagrechten niet meer controleren. Wij zijn echter twee keer hard aangepakt en bestraft, eerst door de inspecteur en daarna door afdeling Toeslagen van de belastingdienst. Deze alleen maar omdat de belastingdienst met vooringenomenheid van oordeel was dat wij belastingfraudeurs zouden zijn. Deze onterechte handelingen van de belastingdienst zijn zodanig geweest dat de ondergetekende zijn woning en zijn gezin moest verlaten en daarom zonder inkomen moest zitten.
Pas op 27 en 28 mei 2021 en na het ontvangen van 2 excuusbrieven van de Belastdienst en Belastingdienst/Toeslagen zijn wij erachter gekomen dat wij jarenlang en zonder enkele reden op de FSV lijst van de belastingdienst terecht zijn gekomen. Bij aanvullende hoger beroepen van 7 februari 2021 (bijlage 6) en 28 mei 2021 (bijlage 7) heeft daarom de ondergetekende aanvullende brieven verzonden naar het Gerechthof met het verzoek om bij de behandeling van de hogere beroepen rekening te houden met de nieuwe informatie van de belastingdienst. Het Gerechtshof heeft ten onrechte de nieuwe informatie geweigerd /niet in behandeling genomen en daarvoor ook geen redenen benoemd in de uitspraak van 1 juni 2021. Op 7 februari 2021 is echter het Gerechthof verzocht om de inspecteur in de gelegenheid te stellen/bevelen om alle op de beroepen betrekkende stukken in te leveren. Aan dit verzoek heeft de inspecteur noch het Gerechtshof gereageerd. Na de uitspraak van 1 juni 2021 heeft de Belastingdienst de nodigde stukken, met en of zonder opzet en te laat, op 27 en 28 mei 2021 verzonden naar mijn adres in [Z] en dan niet op tijd naar het Gerechtshof in Arnhem. Door deze handelwijze van de belastingdienst maar ook van het Hof ben ik geschaad in mijn (hoger)beroepsprocessen. Het Hof wist en of moest weten dat het onacceptabel was dat de belastingdienst de ondergetekende, enkel vanwege zijn achtergrond en dubbele nationaliteit in een onterechte FSV — lijst had gezet en dat dit jarenlang geheim had gehouden.
Belastingdienst heeft echter de ondergetekende jarenlang extra gecontroleerd en daarom hard aangepakt alleen maar wegens zijn achtergrond. De dienst heeft daarom alle aanslagen, verzoeken en bewaren met vooringenomenheid in behandeling genomen en afgewezen/niet- ontvankelijk verklaard. Als deze feiten eerder bekend waren, zou ik dan deze feiten in mijn bezwaar en (hoger)beroepen kon melden. Het zou dan al die opgelegde herziene aanslagen, naheffingen, invorderingen, aanmaningen, dwangbevelen, beslag en (beslag)kosten beter aangevochten konden worden.
Voorts ben ik na excuusbrieven van de belastingdienst erachter gekomen waarom de belastingdienst mijn eerdere verzoeken voor uitstel van betaling en kwijtschelding afgewezen/niet in behandeling heeft genomen. Ook ben ik thans erachter gekomen, hoe de belastingdienst en het UWV onderlings en in het geheim informatie hebben gewisseld over de door het UWV toegekende schadevergoeding en over geheimzinnige beslaglegging van de belastingdienst op deze schadevergoeding. Niet de belastingdienst maar ook het UWV hebben ten onrechte misbruik gemaakt van de FSV- lijst en daarom van de privacywet.
Al bij al ben ik van mening dat de uitspraak van het Gerechtshof onzorgvuldig en daarom onterecht tot stand is gekomen en dat de ingediende nieuw informatie ten onrecht is geweigerd/buiten behandeling is gelaten. Gelet op handelwijze van de belastingdienst diende het Gerechtshof de ingediende nieuwe stukken degelijk toe te laten, in behandeling ten nemen en daarmede alle bestreden aanslagen, opgelegde beslag en beslagkosten te vernietigen/verwijderen.
Verder diende het Gerechtshof van te voren mede te deling hoe en waarom de nieuwe informatie niet in behandeling zou worden genomen en of de stukken eerder en op tijd naar mij te sturen indien het hof van oordeel was dat ze niet in behandeling zou worden genomen. Het Gerechtshof was in dit geval wel bevoegd om te oordelen over hoger beroepen, nu de uitspraken van de inspecteur en de ontvanger van de belastingdienst op de bezwaren strijdig waren met tal van nationale en internationale regels en wetgeving, zoals mensenrechten en privacywetgeving. De ondergetekende is daarom materieel en immaterieel geschaad waarvoor de belastingdienst aansprakelijk is en de bestuurrechter degelijk bevoegd is om kennis te nemen van de ingediende (hoger)beroepen.
Reden verzoek ik uw Raad om het cassatieberoep gegrond te verklaren, uitspraken van 1 juni 2021 van het Gerechtshof en van de rechtank Gelderland alsmede uitspraken op bezwaar van de inspecteur en van de ontvanger van de belastingdienst te vernietigen, voor zover de nieuwe informatie en stukken niet toegelaten/ niet in behandeling genomen bij (hoger)beroepen, met veroordeling van de belastingdienst in de kosten van (hoger)beroepen.
Hoogachtend,