CRvB, 16-01-2007, nr. 06/1075 WWB
ECLI:NL:CRVB:2007:AZ7466
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
16-01-2007
- Zaaknummer
06/1075 WWB
- LJN
AZ7466
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid bijstand (V)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2007:AZ7466, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 16‑01‑2007; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JB 2007/77
Uitspraak 16‑01‑2007
Inhoudsindicatie
Tegen de weigering van een bestuursorgaan om beleid vast te stellen kan geen bezwaar en beroep worden ingesteld.
06/1531 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 14 februari 2006, 05/583 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het Dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Walcheren (hierna: het Dagelijks bestuur)
Datum uitspraak: 16 januari 2007
I. PROCESVERLOOP
Als gevolg van de inwerkingtreding van een gemeenschappelijke regeling oefent het Dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Walcheren de taken en bevoegdheden uit in het kader van de Wet werk en Bijstand (WWB) die voorheen door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere werden uitgeoefend. In deze uitspraak wordt onder het Dagelijks bestuur tevens verstaan het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 december 2006. Appellant is verschenen. Het Dagelijks bestuur heeft zich, met voorafgaand bericht, niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellant heeft bij brief van 21 maart 2005, voor zover hier van belang, bezwaar gemaakt tegen het ontbreken van beleidsregels. Bij besluit van 5 juli 2005 heeft het Dagelijks bestuur dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Aan dit besluit ligt ten grondslag dat de Algemene wet bestuursrecht appellant niet de mogelijkheid biedt om tegen een weigering om een besluit, inhoudende een beleidsregel, te nemen, bezwaar te maken.
Bij de aangevallen uitspraak, waarin voor eiser appellant en voor verweerder het Dagelijks bestuur dient te worden gelezen, heeft de rechtbank het tegen het besluit van
6 juli 2005 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen:
“4. De rechtbank constateert dat eisers beroep zich richt tegen dat deel van het besluit dat ziet op de niet-ontvankelijkverklaring in verband met het ontbreken van beleid. Zij beperkt haar beoordeling daartoe.
5. Artikel 8:2, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel.
Uit de systematiek van artikel 6:2, sub a, van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat ook weigeringen om een algemeen verbindend voorschrift of beleidsregel vast te stellen, in te trekken of in werking te laten treden niet vatbaar zijn voor bezwaar en beroep.
6. De rechtbank is van oordeel dat het onderhavige geschil ziet op de situatie dat verweerder heeft geweigerd om beleid vast te stellen. Uit de wet volgt dat daartegen geen bezwaar en beroep ingesteld kan worden.
7. Verweerder heeft terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het bestreden besluit kan dan ook in rechte stand houden.”.
De Raad kan zich met deze overwegingen van de rechtbank verenigen en neemt deze over. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht.
Het hoger beroep slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en Th.C. van Sloten en R.H.M. Roelofs als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.H. Polderman-Eelderink als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2007.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) A.H. Polderman-Eelderink.
RB1201