Rb. Groningen, 23-06-2009, nr. 110100 / JE RK 09-427
ECLI:NL:RBGRO:2009:BJ2505
- Instantie
Rechtbank Groningen
- Datum
23-06-2009
- Zaaknummer
110100 / JE RK 09-427
- LJN
BJ2505
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGRO:2009:BJ2505, Uitspraak, Rechtbank Groningen, 23‑06‑2009; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 23‑06‑2009
Inhoudsindicatie
Verzoek machtiging gesloten jeugdzorg verleend ondanks dat betrokkene niet kort tevoren door een gedragswetenschapper is onderzocht en derhalve strikt formeel niet is voldaan aan het voorschrift van artikel 29b, lid 5, WJZ.
Partij(en)
RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 110100 / JE RK 09-427
beschikking kinderrechter d.d. 23 juni 2009
inzake
* [de minderjarige],
geboren in de gemeente Winschoten [in 1994],
kind van:
De heer [vader],
wonende te [adres]
en
Mevrouw [moeder],
wonende te [adres] .
De ouders zijn belast met het gezag over voornoemde minderjarige.
PROCESGANG
Op 20 mei 2009 heeft het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering (LJ&R), namens het bureau jeugdzorg (bjz), verzocht een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te verlenen, voor de duur van 12 maanden, gedateerd 19 mei 2009.
Daarbij is overgelegd het hulpverleningsplan en het verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling alsmede het indicatiebesluit.
Op 3 juni 2009 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn daarbij: mr. I. Wagenaar namens de [de minderjarige] en mw. S. Slof namens het LJ&R. De ouders zijn niet ter zitting verschenen.
De minderjarige [de minderjarige] is door de kinderrechter opgeroepen ten einde te worden gehoord, maar hij is niet verschenen.
Op 11 juni 2006 is ter griffie van deze rechtbank de verklaring van een gedragswetenschapper ontvangen als bedoeld in artikel 29b, lid 5, van de Wet op de jeugdzorg.
OVERWEGINGEN
Bij beschikking d.d. 26 november 2008 is de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] opgedragen aan het LJ&R, namens bjz, voor de duur van een jaar.
Standpunt LJ&R
[de minderjarige] is een jongen van 15 jaar die met PDD NOS is gediagnosticeerd. Zijn ouders zijn gescheiden en in augustus 2008 apart gaan wonen. [de minderjarige] woont bij zijn vader. Een jonger broertje en zusje woonden aanvankelijk bij moeder maar zijn sinds februari 2009 uithuis geplaatst. [de minderjarige]'s PDD NOS is met name in het contact met volwassenen te merken; hij gaat niet of nauwelijks in contact. [de minderjarige] bezoekt, cq. behoort te bezoeken, een RENN 2 school, een school gespecialiseerd in kinderen met spraak- en contactstoornissen.
[de minderjarige] gaat één keer in de twee weken naar zijn moeder in Stadskanaal. De weekenden bij moeder verlopen niet goed; moeder wil hem eigenlijk niet meer in huis hebben. [de minderjarige] is ongehoorzaam, uit zich steeds agressiever en laat zich door moeder niet sturen en corrigeren.
Aanvankelijk leek het met de nodige begeleiding, intensieve psychiatrische gezinsbehandeling, bij vader redelijk te gaan met [de minderjarige]. Echter vanaf december 2008 gaat [de minderjarige] niet meer naar school en is hij op geen enkele manier te bewegen om weer naar school te gaan. Aan afspraken waarmee ook [de minderjarige] het eens was, houdt hij zich niet. Als [de minderjarige] daarop aangesproken wordt sluit hij zich af of bedenkt een nieuwe smoes om later naar school te gaan. Met de leerplichtambtenaar is er een traject gestart maar tot op heden weigert [de minderjarige] naar school te gaan en neemt zijn probleemgedrag thuis toe. Voor vader is de situatie moeilijk vol te houden. [de minderjarige] wordt thuis steeds agressiever en wordt slordig op zichzelf. Zijn persoonlijke hygiëne neemt af. Hij gaat nauwelijks nog onder de douche, eet slecht en wil niet naar de tandarts. 's Avonds zit hij achter de computer en maakt soms ineens vreemde (soort oerwoud)geluiden.
Vader, moeder, de gezinsvoogd, de gezinsverzorger en de leerplichtambtenaar kunnen [de minderjarige] niet meer bereiken.
Er zijn verschillende vormen van hulpverlening met [de minderjarige] besproken, zoals onderzoek door de geestelijke gezondheidszorg, maar [de minderjarige] weigert overal aan mee te werken. Ook is er getracht via Lentis vrijwillige hulpverlening voor [de minderjarige] in te schakelen. Voor [de minderjarige] is een afspraak bij Lentis gemaakt maar hij is er niet heengegaan met als gevolg dat Lentis aangeeft dat zij, vanwege een gebrek aan motivatie, niets voor hem kunnen betekenen. Ook via school is getracht [de minderjarige] te helpen, maar ook hier weigerde [de minderjarige] zijn medewerking.
[de minderjarige] onttrekt zich aan zijn dagelijkse structuur, routine en de zorg die hij nodig heeft om goed op te kunnen groeien. Hij onttrekt zich ook aan iedere vorm van gezag. Niemand komt meer in gesprek met hem.
Jeugdzorg in het vrijwillige kader is niet toereikend voor [de minderjarige]. Hij vertoont ernstige gedragsproblemen en wordt bedreigd in zijn opgroeien. De grens van de draagkracht van beide ouders is bereikt.
Het LJ&R is van mening, dat het noodzakelijk is dat [de minderjarige] in een setting voor gesloten jeugdzorg wordt geplaatst omdat [de minderjarige] dan beperkt wordt in zijn zelfbepalend gedrag. Ook kan hij dan geobserveerd en onderzocht worden, zodat handvatten aangereikt worden welke vervolgplek het beste bij [de minderjarige] past.
Ter zitting stelt het LJ&R te denken aan een korte gesloten plaatsing met een zo spoedig mogelijke doorplaatsing naar een besloten instelling als bijvoorbeeld 'De Ruyterstee'.
Standpunt (namens de) minderjarige
Mr. Wagenaar stelt geen contact te hebben kunnen krijgen met [de minderjarige]. Hij wil haar niet spreken. Mogelijk is er meer aan de hand met [de minderjarige] dan alleen PDD NOS.
Zij pleit voor een directe opname ter observatie en aansluitend verblijf in één en dezelfde instelling, zodat er niet met [de minderjarige] "gesleept" hoeft te worden. Een plaatsing in 'Het Poortje' acht zij voor hem niet de meest geschikte plek. Beter kan [de minderjarige] geplaatst worden in 'Het Ruige Veld'.
Beoordeling door de kinderrechter
Het LJ&R heeft de kinderrechter verzocht een machtiging te verlenen voor plaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van twaalf maanden.
Een machtiging tot plaatsing in een voorziening voor gesloten jeugdzorg kan op grond van artikel 29b Wet op de jeugdzorg (WJZ) - voor zover hier van belang - slechts worden verleend indien de jeugdige die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt onder toezicht is gesteld (lid 2 onder a) en de jeugdige bovendien ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken (lid 3).
Een machtiging kan voorts slechts worden verleend indien de betrokken stichting een besluit als bedoeld in artikel 6, lid 1, WJZ heeft genomen, dat strekt tot verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder, en heeft verklaard dat zich een geval als bedoeld in het derde lid voordoet (artikel 29b, lid 4, WJZ).
[de minderjarige] is onder toezicht gesteld en het LJ&R heeft op 13 mei 2009 een indicatiebesluit genomen als bedoeld in artikel 6, lid 1, WJZ, waarbij is aangegeven dat de duur van de benodigde zorg twaalf maanden is. Het LJ&R heeft voorts verklaard dat zich een geval als bedoeld in artikel 29b, lid 3, WJZ voordoet. Aan de vereisten van artikel 29b, lid 2 en lid 4 WJZ is daarmee voldaan.
Ingevolge artikel 29b, lid 5, WJZ behoeft de verklaring van het LJ&R als bedoeld in lid 4 van dit artikel de instemming van een gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
Met toestemming van partijen is eerst na de zitting een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper overgelegd. Uit deze verklaring, welke op 11 juni 2009, is overgelegd, blijkt dat de verklaring als bedoeld in lid 4, de instemming heeft van de gedragswetenschapper, maar blijkt óók dat de gedragswetenschapper [de minderjarige] niet kort tevoren heeft onderzocht.
Uit de jurisprudentie blijkt, zie bijvoorbeeld de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 6 augustus 2008 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, LJN: BE9979), dat bepaling in lid 4 strikt moet worden toegepast. In een zaak waarin de gedragswetenschapper betrokkene niet kort tevoren heeft onderzocht heeft het gerechtshof Leeuwarden op 15 september 2008 geconcludeerd dat niet is voldaan aan het voorschrift van artikel 29b, lid 5, WJZ en het betreffende verzoek afgewezen (eveneens gepubliceerd op www.rechtspraak.nl,
In het licht van voornoemde uitspraken zou de kinderrechter ook in deze zaak moeten oordelen dat niet is voldaan aan het voorschrift van artikel 29b, lid 5, WJZ en zou de kinderrechter in lijn daarmee, het verzoek van het LJ&R moeten afwijzen. De kinderrechter oordeelt in dit specifieke geval evenwel anders.
Uit de verklaring van de gedragswetenschapper blijkt, dat in samenspraak met de moeder van [de minderjarige], een afspraak is gemaakt voor een onderzoeksgesprek bij de moeder van [de minderjarige] thuis, waar [de minderjarige] op dat moment ook verbleef. Voorts blijkt dat de gedragswetenschapper op het afgesproken tijdstip ruim op tijd aanwezig was maar [de minderjarige], noch zijn moeder thuis aan trof en ruim drie kwartier vergeefs bij de woning heeft gewacht. Later op de dag heeft de moeder telefonisch aangegeven dat [de minderjarige] graag naar buiten wilde en zij hem niet langer binnen kon houden.
De gedragswetenschapper heeft wel de dossiergegevens van [de minderjarige] geanalyseerd aan de hand van een checklist gebaseerd op de Pedagogische Variabelen Lijst, zijnde een specifiek diagnostisch instrument dat de onderzoeker handvatten geeft in de beoordeling van de ernst van de opvoedingsproblematiek. De gedragswetenschapper heeft bij haar analyse de volgende documenten betrokken:
- -
een rapportage van een psychologisch onderzoek van [de minderjarige] d.d. 27 juni 2006;
- -
het rapport raadsonderzoek civiele zaken d.d. 15 oktober 2008 van de Raad voor de Kinderbescherming;
- -
een weergave van het traject bemoeienis leerplicht Pekela over de periode
- 19.
januari 2009 tot en met 16 april 2009;
- -
de cliëntgegevens tussenevaluatie 'De Borg' over de periode 24 juli 2008 tot en met
- 18.
februari 2009;
- -
het onderhavige verzoek van het LJ&R aan de kinderrechter van 7 juni 2009 en
- -
een plan van aanpak bij aanvang ondertoezichtstelling voor de periode
- 26.
november 2008 tot en met 26 november 2009.
De analyse van de gedragswetenschapper leidt tot de conclusie dat deze haar instemming verleent met de verklaring van het LJ&R dat zich een situatie voordoet van ernstige opgroei- en opvoedingsproblematiek van [de minderjarige], waarbij de opname in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg noodzakelijk wordt geacht om te voorkomen dat [de minderjarige] zich aan de benodigde zorg zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken. Daarbij is onder meer aangegeven dat sprake is van een feitelijke onmogelijkheid om [de minderjarige] te onderzoeken. De gedragswetenschapper heeft aangegeven dat, hij zich gedegen had voorbereid om het onderzoeksgesprek met [de minderjarige] zo veilig mogelijk te laten verlopen (door aan te sluiten bij de belevingswereld van [de minderjarige], de rol van hulpverlener te vermijden en desnoods door de brievenbus in de deur een gesprek met hem aangaan) maar dat hem niet is gelukt om in contact te treden met [de minderjarige].
In het telefoongesprek tussen de gedragwetenschapper en zijn moeder heeft [de minderjarige] het contact verbroken op het moment dat zijn moeder het telefoonnummer van de gedragswetenschapper wilde opschrijven en in een tweede telefoongesprek heeft [de minderjarige] de pen van zijn moeder afgepakt. Moeder heeft toen bij onderzoeker aangegeven dat het niet lukt om het telefoonnummer te noteren. Vervolgens is [de minderjarige] de gemaakte afspraak niet nagekomen. Ook heeft de gedragswetenschapper aangegeven dat het niet zien of spreken van [de minderjarige] door de betrokken gedragswetenschapper wordt bevestigd in de dossiergegevens, waaruit blijkt dat [de minderjarige] zich niet laat zien aan volwassenen, zelfs niet aan zijn gezinsvoogd.
Gelet op het vooroverwogene gaat de kinderrechter in dit specifieke geval akkoord met de overgelegde verklaring nu hieruit blijkt dat getracht is de jeugdige te horen maar dat deze zich zelf aan het gehoor heeft onttrokken en dat vervolgens op zorgvuldige wijze tot een besluitvorming is gekomen omtrent een eventuele instemming voor een gesloten plaatsing. De kinderrechter heeft daarbij mede betrokken dat het onttrekken aan het zicht van volwassenen, onderdeel uitmaakt van de problematiek van [de minderjarige] en ook ouders het eens zijn met de verzochte machtiging.
Op grond van de overgelegde stukken alsmede het verhandelde ter zitting is de kinderrechter van oordeel dat de plaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg noodzakelijk is om te voorkomen dat de [de minderjarige] zich aan de benodigde zorg zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken. De kinderrechter is voorts van oordeel dat [de minderjarige] direct of vlak na de plaatsing alsnog door een gedragswetenschapper dient te worden onderzocht.
Omdat vanwege de wachtlijstproblematiek het ongewis is wanneer [de minderjarige] daadwerkelijk zal worden geplaatst, kiest de kinderrechter uit praktische overwegingen ervoor om de verzochte machtiging tot plaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg niet slechts voor korte duur te verlenen maar voor de resterende duur van de ondertoezichtstelling met ingang van heden en derhalve tot 26 november 2009. De kinderrechter gaat bij het verlenen van deze machtiging ervan uit dat de verklaring van het LJ&R, als bedoeld in artikel 29b,
lid 4, WJZ (ook) de instemming heeft van de gedragswetenschapper die [de minderjarige] direct of vlak na plaatsing heeft onderzocht. Het LJ&R wordt verzocht deze verklaring binnen twee weken na plaatsing aan de kinderrechter te overleggen.
De kinderrechter heeft bij haar beslissing onder meer het volgende in aanmerking genomen:
Het opgroeien van [de minderjarige] in een gespannen, onveilige en onstabiele thuissituatie in combinatie met zijn psychiatrische problematiek (PDD NOS), maakt dat [de minderjarige] zeer kwetsbaar is. Beide ouders zijn betrokken ouders, maar onmachtig om een ernstige bedreiging in zijn ontwikkeling te voorkomen. Het lukt ouders niet [de minderjarige] regelmaat te bieden door middel van een gestructureerde dagindeling. Ook zijn ouders onmachtig om de ontwikkeling van [de minderjarige] te stimuleren door aan [de minderjarige] verwachtingen en grenzen te stellen. De zorg voor [de minderjarige] gaat op dit moment de draagkracht van ouders te boven.
Voorts blijkt uit de verklaring van de gedragswetenschapper dat de psychische gesteldheid van moeder heeft gezorgd voor onveilige situaties voor [de minderjarige] wat betreft zijn geestelijke en lichamelijke gezondheid.
[de minderjarige] onttrekt zich thans aan het zicht van volwassenen (school, hulpverleners, ouders, advocaten) en hij ontbeert daardoor de zorg en aandacht die hij nodig heeft. [de minderjarige] heeft zich het afgelopen half jaar teruggetrokken in de thuissituatie bij zijn vader en bij zijn moeder en is -sinds december 2008- niet meer te bewegen om naar school te gaan. [de minderjarige] vertoont probleemgedrag in de vorm van niet-luisteren, schreeuwen, schoppen, slaan, weigeren om naar school te gaan en dingen kapot maken. Naar moeder uit [de minderjarige] zich steeds agressiever en hij laat zich door zijn vader en moeder niet sturen of corrigeren.
Gesloten jeugdzorg dient, volgens de gedragswetenschapper, zicht te krijgen op de specifieke opvoedingsbehoeften van [de minderjarige] ten einde zijn persoonlijkheidsontwikkeling te kunnen stimuleren. Vooreerst dient gesloten jeugdzorg het leven van [de minderjarige] te stabiliseren voor wat betreft:
- -
het tot zich nemen van gezonde voeding op gestructureerde momenten;
- -
zijn dag- en nachtritme;
- -
zijn persoonlijke hygiëne;
- -
het houden van regels en grenzen;
- -
het reguleren van emoties, en
- -
het aanleren van sociale vaardigheden.
De structuur binnen de gesloten jeugdzorg dient ervoor te zorgen dat [de minderjarige] zich niet onttrekt aan de zorg die hij nodig heeft, door zich op te sluiten bij zijn vader of zijn moeder. Daarnaast dient er meer zicht te komen op de fysieke en psychische gesteldheid van [de minderjarige] ten einde de juiste behandeling en begeleiding te bieden zodat [de minderjarige] voldoende handvatten krijgt om een veilige plek voor zichzelf te creëren in de samenleving en op een adequate wijze hulpbronnen weet in te schakelen en te behouden.
BESLISSING
verleent machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige] tot plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg met ingang van heden voor de resterende duur van zijn ondertoezichtstelling, te weten tot 26 november 2009,
onder de voorwaarde dat
een gedragswetenschapper instemt met de verklaring als bedoeld in artikel 29b,
lid 4 WJZ en [de minderjarige] met het oog hierop, direct of vlak na plaatsing heeft onderzocht;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
draagt het LJ&R op binnen twee weken na plaatsing van voornoemde minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg aan de kinderrechter te overleggen de instemming van een gedragswetenschapper als bedoeld in artikel 29b, lid 5, WJZ.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven te Groningen door mr. mr. M.P. den Hollander, kinderrechter, in tegenwoordigheid van C.J.A. Joosse, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juni 2009.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te Leeuwarden.