Hof Leeuwarden, 15-09-2008, nr. 107004998
ECLI:NL:GHLEE:2008:BF3929
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
15-09-2008
- Zaaknummer
107004998
- LJN
BF3929
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2008:BF3929, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 15‑09‑2008; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
FJR 2009, 23 met annotatie van I.J. Pieters
Uitspraak 15‑09‑2008
Inhoudsindicatie
Uit de inhoud van vorenstaande verklaring leidt het hof af dat [betrokkene] [appellante] niet zelf heeft onderzocht, zoals artikel 29b lid 5 WJZ voorschrijft. Desgevraagd heeft [appellante] ook ter zitting verklaard niet, althans in ieder geval niet recent door [betrokkene] te zijn onderzocht. Nu geen sprake is van een voorlopige machtiging, mist de uitzondering als bedoeld in artikel 29c lid 4 WJZ toepassing. Slechts in dat geval zou instemming van een gedragswetenschapper achterwege kunnen blijven, indien onderzoek van de jeugdige feitelijk onmogelijk is. Aangezien ook een verklaring van een andere gedragswetenschapper dan [betrokkene] ontbreekt, concludeert het hof dat niet is voldaan aan het voorschrift van artikel 29b lid 5 WJZ.
Beschikking d.d. 15 september 2008
Zaaknummer 107.004.998 (voorheen Rekestnummer 0800352)
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats appellante],
thans verblijvende in de Waterpoort te Groningen,
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat mr. C.C.N. Brens-Cats,
tegen
Bureau Jeugdzorg Drenthe,
gevestigd te Assen,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Bureau Jeugdzorg.
Belanghebbenden:
1. [de moeder],
wonende te [woonplaats van de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
2. [de vader],
wonende te [woonplaats van de vader],
hierna te noemen: de vader.
Het geding in eerste aanleg
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 7 februari 2008 heeft de kinderrechter in de rechtbank Assen - voor zover hier aan de orde - de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van [appellante], geboren [in] 1994, in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg met ingang van 19 januari 2008 verlengd voor de termijn van één jaar.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 29 april 2008, heeft [appellante] verzocht de
beschikking van 7 februari 2008 te vernietigen voor zover daarbij de machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd en in zoverre opnieuw beslissende dat het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van [appellante] wordt afgewezen en de uithuisplaatsing met onmiddellijke ingang wordt opgeheven.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 29 mei 2008, heeft Bureau Jeugdzorg het verzoek bestreden en verzocht het verzoek om de beschikking van 7 februari 2008 te vernietigen af te wijzen en die beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken.
Ter zitting van 4 september 2008 is de zaak behandeld.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. [appellante] staat sedert 7 februari 2007 onder toezicht van Bureau Jeugdzorg. Op basis van een eerdere (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing is zij op 7 februari 2007 geplaatst in justitiële jeugdinrichting Rentray. Half april 2007 is [appellante] overgeplaatst naar het Poortje om daar deel te nemen aan het zorgprogramma "Doen wat werkt". In dat kader is zij na vier weken met behulp van Multi Systeem Therapie weer thuisgeplaatst bij de moeder.
2. Op verzoek van Bureau Jeugdzorg heeft de kinderrechter op 17 oktober 2007 andermaal een machtiging tot (spoed)uithuisplaatsing van [appellante] in een justitiële jeugdinrichting afgegeven voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 7 februari 2008.
3. Op 9 januari 2008 heeft Bureau Jeugdzorg een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [appellante] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg ingediend bij de kinderrechter.
4. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [appellante] met één jaar verlengd en voorts beslist als hiervoor vermeld onder "Het geding in eerste aanleg". Tegen deze laatste beslissing is het appel van [appellante] gericht.
De overwegingen
5. Op 1 januari 2008 is de gewijzigde Wet op de jeugdzorg (hierna: WJZ) in werking getreden. Aangezien het verzoek van Bureau Jeugdzorg tot verlenging van de machtiging tot gesloten plaatsing van [appellante] na die datum bij de kinderrechter is ingediend is deze nieuwe wet van toepassing. Derhalve dient het hoger beroep op de grondslag van (het nieuwe) artikel 29b WJZ te worden beoordeeld.
6. [appellante] verblijft sinds 28 september 2007 in justitiële jeugdinrichting het Poortje. Op 26 augustus 2008 is zij overgeplaatst van locatie de Veenpoort te Veenhuizen (gesloten) naar locatie de Waterpoort te Groningen (besloten). Een besloten voorziening voor jeugdzorg kent een wat milder regime dan een gesloten setting.
7. Ondanks het feit dat de aangevochten beslissing machtigt tot opname in een gesloten inrichting, en [appellante] daar thans niet verblijft, is [appellante] ontvankelijk in haar hoger beroep, want op grond van artikel 29h lid 6 WJZ kan de tenuitvoerlegging van de machtiging gesloten plaatsing in het kader van de trajectaanpak worden hervat. Indien nodig kan [appellante] dus (tijdelijk) worden teruggeplaatst in de geslotenheid. Aangezien de machtiging gesloten plaatsing "boven de markt blijft hangen" heeft [appellante] belang bij het door haar daartegen ingestelde appel.
8. Een machtiging tot plaatsing in een voorziening voor gesloten jeugdzorg kan op grond van artikel 29b WJZ - voor zover hier van belang - slechts worden verleend indien de jeugdige die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt onder toezicht is gesteld (lid 2 onder a) en de jeugdige bovendien ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken (lid 3).
9. Een machtiging kan voorts slechts worden verleend indien de betrokken stichting een besluit als bedoeld in artikel 6 lid 1 WJZ heeft genomen, dat strekt tot verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder, en heeft verklaard dat zich een geval als bedoeld in het derde lid voordoet (artikel 29b lid 4 WJZ).
10. Het hof stelt vast dat [appellante] onder toezicht is gesteld en dat de stichting (Bureau Jeugdzorg) op 24 januari 2008 een indicatiebesluit heeft genomen als bedoeld in artikel 6 lid 1 WJZ. Het indicatiebesluit betreft de periode van 19 januari 2008 tot 19 januari 2009. Bureau Jeugdzorg heeft niet expliciet verklaard dat zich een geval als bedoeld in artikel 29b lid 3 WJZ voordoet. De inhoud van het indicatiebesluit, gelezen in samenhang met het verweerschrift in appel, vat het hof echter op als een dergelijke verklaring. Aan de vereisten van artikel 29b lid 2 en lid 4 WJZ is daarmee voldaan.
11. Ingevolge artikel 29b lid 5 WJZ behoeft de verklaring van Bureau Jeugdzorg als bedoeld in lid 4 van dit artikel de instemming van een gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
12. In het dossier bevindt zich een verklaring d.d. 8 januari 2008 van [betrokkene], gedragswetenschapper. In deze verklaring is optie A) dat de gedragsweten-schapper de jeugdige onlangs heeft onderzocht noch optie B) dat onderzoek van de jeugdige feitelijk onmogelijk is ingevuld. De slotalinea van de verklaring van [betrokkene] luidt: "De feitelijke onmogelijkheid om de jeugdige te onderzoeken is gelegen in de volgende omstandigheden:
[appellante] is geplaatst in de Veenpoort. Onderzoek heeft inmiddels plaats gevonden door [de psycholoog], psycholoog van de FJP in Assen".
13. Uit de inhoud van vorenstaande verklaring leidt het hof af dat [betrokkene] [appellante] niet zelf heeft onderzocht, zoals artikel 29b lid 5 WJZ voorschrijft. Desgevraagd heeft [appellante] ook ter zitting verklaard niet, althans in ieder geval niet recent door [betrokkene] te zijn onderzocht. Nu geen sprake is van een voorlopige machtiging, mist de uitzondering als bedoeld in artikel 29c lid 4 WJZ toepassing. Slechts in dat geval zou instemming van een gedragswetenschapper achterwege kunnen blijven, indien onderzoek van de jeugdige feitelijk onmogelijk is. Aangezien ook een verklaring van een andere gedragswetenschapper dan [betrokkene] ontbreekt, concludeert het hof dat niet is voldaan aan het voorschrift van artikel 29b lid 5 WJZ.
14. Een uithuisplaatsing in een gesloten setting is de meest verstrekkende maatregel van kinderbescherming. Een dergelijk vergaande inbreuk op iemands persoonlijke vrijheid dient, juist waar het een minderjarige betreft, aan zware zorgvuldigheids-eisen te voldoen. De instemming van een gedragswetenschapper is één van die door de wet gestelde eisen.
15. Het vorenstaande dient ertoe te leiden dat het (inleidend) verzoek van Bureau Jeugdzorg tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [appellante] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg alsnog dient te worden afgewezen.
Slotsom
16. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
wijst af het inleidend verzoek van Bureau Jeugdzorg tot verlenging van de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [appellante], geboren [in] 1994, in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg;
verstaat dat de thans op basis van voormelde machtiging ten uitvoer gelegde plaatsing van [appellante] onmiddellijk dient te worden opgeheven;
wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus gegeven door mrs. Melssen, voorzitter, Rowel-van der Linde en Beversluis, raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van maandag
15 september 2008 in bijzijn van de griffier.