Rb. Rotterdam, 03-07-2014, nr. AWB-13, 02242 - AWB-13, 05396
ECLI:NL:RBROT:2014:5233
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
03-07-2014
- Zaaknummer
AWB-13_02242 - AWB-13_05396
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2014:5233, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 03‑07‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:CBB:2016:353
- Wetingang
art. 1:76 Wet op het financieel toezicht
Uitspraak 03‑07‑2014
Inhoudsindicatie
Besluit tot benoeming van (stille) curator op grond van artikel 1:76 Wft en intrekking van dit besluit. Eisers hebben geen belang meer bij hun beroepen.
Partij(en)
Rechtbank Rotterdam
Team Bestuursrecht 2
zaaknummers: ROT 13/2242 en ROT 13/5396
uitspraak van de meervoudige kamer van 3 juli 2014 in de zaken tussen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [onderneming A] B.V., te [woonplaats], eiseres 1,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [onderneming B] B.V., te [woonplaats], eiseres 2,
[naam] , te [woonplaats], eiser 3,
[naam] , te [woonplaats], eiser 4,
[naam] , te [woonplaats], eiseres 5,
tezamen eisers,
gemachtigde: G.P. Roth,
en
de naamloze vennootschap De Nederlandsche Bank N.V., te Amsterdam, verweerster (DNB),
gemachtigde: mr. C.M. Bitter.
Procesverloop
Bij besluit van 2 november 2012 (curatelebesluit) heeft DNB op grond van artikel 1:76 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) met ingang van 2 november 2012 om 20.00 uur een curator benoemd ten aanzien van het bestuur en de algemene vergadering van aandeelhouders van eiseres 1.
Bij besluit van 28 februari 2013 (intrekkingsbesluit) heeft DNB het curatelebesluit ingetrokken (zonder terugwerkende kracht).
Bij besluit op bezwaar van 4 maart 2013 (bestreden besluit I) heeft DNB het curatelebesluit gehandhaafd.
Bij besluit van 18 juli 2013 (bestreden besluit II) heeft DNB het bezwaar tegen het intrekkingsbesluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft - met gesloten deuren - plaatsgevonden op 30 januari 2014, gelijktijdig met de zaak met registratienummer ROT 13/2243. Eiser 3 en eiseres 5, bestuurders van eiseres 2 (eiseres 2 is bestuurder van eiseres 1), zijn ter zitting verschenen. Voorts is verschenen de gemachtigde van eisers, vergezeld door mr. M.R. Hosemann, zijn kantoorgenoot. DNB heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, die werd vergezeld door mr. C.A. Geleijnse, kantoorgenoot, en L.H.R. Smit en M. Ligthart, beiden werkzaam bij DNB.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen zich schriftelijk nader uit te laten over het belang van eisers bij hun beroepen en de belanghebbendheid van eisers 3 tot en met 5 bij de bestreden besluiten. Nadat partijen zich hierover hebben uitgelaten en toestemming hebben verleend zonder nadere zitting uitspraak te doen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.
AFM heeft DNB op 24 november 2011 informatie verstrekt, inhoudende dat eiseres 1 gelden van het publiek aantrekt door obligaties uit te geven en gelden uit te lenen aan [naam rechtspersoon] (rechtspersoon naar [buitenlands] recht; [rechtspersoon 1]). [rechtspersoon 1] investeert deze gelden in vastgoedprojecten in [naam land].
2.
DNB is een onderzoek gestart naar de vermoedelijke overtreding door eiseres 1 van artikel 2:11, eerste lid, van de Wft. DNB heeft op 29 oktober 2012 op basis van de uit het onderzoek verkregen gegevens geconcludeerd dat eiseres 1 dit artikel overtreedt.
Op 1 november 2012 is DNB overgegaan tot publicatie van een spoedwaarschuwing ten aanzien van eiseres 1 en heeft DNB eiseres 1 ervan in kennis gesteld voornemens te zijn een curator te benoemen op grond van artikel 1:76, tweede lid, aanhef en onder c, gelezen in samenhang met artikel 2:11, eerste lid, van de Wft.
3.
Op 2 november 2012 heeft DNB het curatelebesluit genomen en eiseres 1
schriftelijk meegedeeld dat geen uitvoering gegeven zal worden aan dit besluit totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening.
4.
De voorzieningenrechter heeft bij tussenuitspraak van 5 november 2012 het curatelebesluit vooralsnog geschorst en het onderzoek heropend.
Bij uitspraak van 22 november 2012 heeft de voorzieningenrechter het curatelebesluit geschorst tot twee weken na de dag van bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
5.
DNB heeft het curatelebesluit met het intrekkingsbesluit ingetrokken vanwege de volgende omstandigheden:
- de Raad van Commissarissen van eiseres 2 heeft op 7 januari 2013 onder meer toegezegd dat de door DNB gestelde overtreding van artikel 2:11, eerste lid, van de Wft zal worden beëindigd,
- uit de prognoses van een op 27 januari 2013 ontvangen rapportage van Ernst & Young volgt onder meer dat eiseres 2 voldoende inkomsten zal genereren via haar belang in het project van [rechtspersoon 1] om aan haar verplichtingen aan de obligatiehouders te kunnen voldoen en dat zij ten behoeve van de renteverplichtingen uit hoofde van emissies II en III voldoende liquiditeitsreserves aanhoudt,
- op 21 februari 2013 heeft DNB na ontvangst van nadere stukken van eiseres 2 geconcludeerd dat de gestelde overtreding van artikel 2:11, eerste lid, van de Wft is beëindigd door terugbetaling van de leningen door [rechtspersoon 1] aan eiseres 2.
6.
Bij bestreden besluit I heeft DNB zich op het standpunt gesteld dat zij op 2 november 2012 bevoegd was op grond van artikel 1:76, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wft een curator te benoemen.
Bij bestreden besluit II heeft DNB het bezwaar tegen de intrekking van het curatelebesluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat eisers met dit bezwaar niet kunnen bereiken wat zij beogen, te weten intrekking van het curatelebesluit met terugwerkende kracht.
7.
Eisers betogen dat zij belang hebben bij hun beroepen ondanks het feit dat het curatelebesluit nooit in werking is getreden, omdat zij hun investeerders en andere stakeholders tekst en uitleg moesten verschaffen. Eisers hebben schade geleden, onder meer door de ontstane onrust onder de investeerders. Daarnaast hebben eisers belang bij hun beroepen omdat zij door de bestreden besluiten in hun eer en goede naam zijn aangetast, ook doordat deze besluiten verschillende diffamerende opmerkingen bevatten over eisers 3 tot en met 5.
7.1.
Volgens vaste jurisprudentie heeft de indiener van een beroepschrift belang bij zijn beroep als niet onaannemelijk is dat hij schade heeft geleden door het bestreden besluit dan wel het primaire besluit (bijvoorbeeld de uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 27 november 2003, ECLI:NL:CBB:2003:AO1098; 29 april 2004, ECLI:NL:CBB:2004:AO8939 en 7 juni 2012, ECLI:NL:CBB:2012:BW7748). De rechtbank stelt vast dat DNB geen bekendheid heeft gegeven aan het curatelebesluit en dat dit besluit, gezien de uitspraken van 5 en 22 november 2012 van de voorzieningenrechter en het intrekkingsbesluit, nooit in werking is getreden. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij geen andere keus hadden dan hun obligatiehouders te informeren over het curatelebesluit en evenmin dat zij schade hebben geleden die in een causaal verband staat tot dat besluit. Als eisers hun obligatiehouders, zoals zij stellen, steeds op de hoogte hebben gehouden van het verloop van de zaak, hebben zij ook meegedeeld dat het curatelebesluit vrijwel onmiddellijk is geschorst, vervolgens is ingetrokken en feitelijk nooit in werking is getreden. Eisers hebben de door hen gestelde onrust onder hun cliënten en de gestelde schade als gevolg van het curatelebesluit op geen enkele manier geconcretiseerd. Nu niet aannemelijk is dat eisers schade hebben geleden door het curatelebesluit, levert hun gestelde schade geen belang op bij de beroepen.
7.2.
Met DNB constateert de rechtbank dat de door eisers aangehaalde rechtspraak met betrekking tot procesbelang vanwege een aantasting in de eer en goede naam betrekking heeft op huisverboden die gedurende een bepaalde periode werking hebben gehad. Een curatelebesluit dat niet door DNB is bekendgemaakt en feitelijk nooit in werking is getreden, acht de rechtbank daarmee niet vergelijkbaar. Ook overigens hebben eisers de gestelde aantasting in hun eer en goede naam dan wel de gestelde (dreigende) aantasting van hun fundamentele rechten niet aannemelijk gemaakt.
7.3.
Eisers hebben voorts gesteld dat er sprake is van procesbelang omdat DNB het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase ten onrechte heeft afgewezen. De rechtbank stelt vast dat deze grond in het beroepschrift noch ter zitting is aangevoerd en leidt hieruit af dat de afwijzing van voormeld verzoek voor eisers geen reden was om beroep in te stellen. Pas na schorsing van het onderzoek ter zitting hebben eisers deze beroepsgrond aangevoerd, kennelijk met als enig doel alsnog een belang bij hun beroepen te construeren. De rechtbank acht dit in strijd met de goede procesorde, althans onvoldoende reden om alsnog aan te nemen dat eisers belang hebben bij hun beroepen. Het betoog faalt.
8.
De rechtbank concludeert dat eisers geen belang hebben bij hun beroepen. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk. Of alle eisers belanghebbende zijn bij de bestreden besluiten, behoeft geen bespreking.
9.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, voorzitter, mr. L.A.C. van Nifterick en mr. M.C. Woudstra, leden, in aanwezigheid van mr. H.T. van de Erve, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.