Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie
Artikel 48 Samenwerking op het gebied van rechtshandhaving
Geldend
Geldend vanaf 14-12-2005
- Bronpublicatie:
31-10-2003, Trb. 2005, 244 (uitgifte: 18-10-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
14-12-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-10-2003, Trb. 2005, 244 (uitgifte: 18-10-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De Staten die partij zijn, werken in overeenstemming met hun onderscheiden nationale rechtsstelsels en bestuurlijke stelsels nauw met elkaar samen teneinde de doeltreffendheid te bevorderen van handhavingsmaatregelen ter bestrijding van de strafbare feiten die onder dit Verdrag vallen. De Staten die partij zijn, nemen in het bijzonder doeltreffende maatregelen teneinde:
- a.
communicatiekanalen te verbeteren en waar nodig te creëren tussen hun bevoegde autoriteiten, organisaties en diensten ter vergemakkelijking van de veilige en snelle uitwisseling van informatie met betrekking tot alle aspecten van de strafbare feiten die onder dit Verdrag vallen, met inbegrip van, indien de Staten die partij zijn dit van toepassing achten, verbanden met andere criminele activiteiten;
- b.
samen te werken met andere Staten die partij zijn bij de opsporing ten aanzien van strafbare feiten die onder dit Verdrag vallen betreffende:
- i.
de identiteit, verblijfplaats en activiteiten van personen die worden verdacht van betrokkenheid bij die strafbare feiten of de verblijfplaats van andere betrokkenen;
- ii.
de bewegingen van opbrengsten van misdaad of goederen verkregen door het plegen van dergelijke strafbare feiten;
- iii.
de bewegingen van goederen, benodigdheden of andere hulpmiddelen gebruikt of bedoeld voor gebruik bij het plegen van die strafbare feiten;
- c.
indien van toepassing de nodige goederen of hoeveelheden stoffen te verstrekken ten behoeve van analyse of opsporing;
- d.
indien van toepassing, informatie uit te wisselen met andere Staten die partij zijn met betrekking tot specifieke middelen en methoden om de strafbare feiten te plegen die onder dit Verdrag vallen, met inbegrip van het gebruik van valse identiteiten, gewijzigde, vervalste of valse documenten of andere middelen om hun activiteiten te verhelen;
- e.
doeltreffende coördinatie tussen hun bevoegde autoriteiten, organisaties en diensten te vergemakkelijken en de uitwisseling te bevorderen van personeel en andere deskundigen, met inbegrip van, met inachtneming van bilaterale overeenkomsten of regelingen tussen de betrokken Staten die partij zijn, de detachering van verbindingsofficieren;
- f.
informatie uit te wisselen en bestuursrechtelijke en andere maatregelen te coördineren die waar nodig zijn genomen ten behoeve van de vroegtijdige ontdekking van de strafbare feiten die onder dit Verdrag vallen.
2.
Teneinde uitvoering te geven aan dit Verdrag, overwegen de Staten die partij zijn bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen aan te gaan inzake rechtstreekse samenwerking tussen hun rechtshandhavingsorganisaties en, indien dergelijke overeenkomsten of regelingen reeds bestaan, deze aan te passen. Bij ontbreken van dergelijke overeenkomsten of regelingen tussen de betrokken Staten die partij zijn, kunnen de Staten die partij zijn overwegen dit Verdrag te beschouwen als de grondslag voor wederzijdse samenwerking op het gebied van rechtshandhaving ten aanzien van de strafbare feiten die onder dit Verdrag vallen. Indien van toepassing, maken de Staten die partij zijn volledig gebruik van overeenkomsten of regelingen, met inbegrip van internationale of regionale organisaties, ter versterking van de samenwerking tussen hun rechtshandhavingsorganisaties.
3.
De Staten die partij zijn, trachten waar dat in hun vermogen ligt samen te werken teneinde het hoofd te bieden aan de strafbare feiten die onder dit Verdrag vallen en worden gepleegd met behulp van moderne technologie.