Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG
Artikel 10 quinquies Moderniseringsfonds
Geldend
Geldend vanaf 05-06-2023
- Bronpublicatie:
10-05-2023, PbEU 2023, L 130 (uitgifte: 16-05-2023, regelingnummer: 2023/959)
- Inwerkingtreding
05-06-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-05-2023, PbEU 2023, L 130 (uitgifte: 16-05-2023, regelingnummer: 2023/959)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Er wordt voor de periode van 2021 tot 2030 een fonds ingesteld ter ondersteuning van door de begunstigde lidstaten voorgestelde investeringen, waaronder kleinschalige investeringsprojecten, ter modernisering van de energiesystemen en verbetering van de energie-efficiëntie in lidstaten (het ‘moderniseringsfonds’). Het moderniseringsfonds wordt gefinancierd door middel van de veiling van emissierechten als bedoeld in artikel 10 voor de in dat artikel vermelde begunstigde lidstaten.
De ondersteunde investeringen stroken met de doelstellingen van deze richtlijn, alsook met de doelstellingen van de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 over de Europese Green Deal en Verordening (EU) 2021/1119 en de langetermijndoelstellingen die in de Overeenkomst van Parijs worden genoemd. De begunstigde lidstaten kunnen, in voorkomend geval, de middelen van het moderniseringsfonds aanwenden om investeringen te financieren waarbij aangrenzende grensregio's van de Unie betrokken zijn. Uit het moderniseringsfonds wordt geen steun verleend aan faciliteiten voor de opwekking van energie met behulp van fossiele brandstoffen. Opbrengsten uit emissierechten die onder een kennisgeving op grond van lid 4, van dit artikel vallen, mogen evenwel worden aangewend voor investeringen in verband met gasvormige fossiele brandstoffen.
Voorts kunnen opbrengsten uit de in artikel 10, lid 1, derde alinea, van deze richtlijn bedoelde emissierechten, indien de activiteit uit hoofde van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad (1) als ecologisch duurzaam kan worden aangemerkt en naar behoren gerechtvaardigd is om redenen van het waarborgen van energiezekerheid, worden aangewend voor investeringen met betrekking tot gasvormige fossiele brandstoffen, mits de emissierechten voor energieopwekking worden geveild vóór 31 december 2027 en, voor investeringen die betrekking hebben op downstreamgebruik van gas, de emissierechten vóór 31 december 2028 worden geveild.
2.
Ten minste 80 % van de opbrengsten uit de in artikel 10, lid 1, derde alinea, bedoelde emissierechten en uit emissierechten die vallen onder een kennisgeving op grond van lid 4 van dit artikel, en ten minste 90 % van de opbrengsten uit de in artikel 10, lid 1, vierde alinea, bedoelde emissierechten wordt gebruikt ter ondersteuning van investeringen in:
- a)
de opwekking en het gebruik van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, waaronder hernieuwbare waterstof;
- b)
verwarming en koeling met behulp van hernieuwbare bronnen;
- c)
de vermindering van het algehele energiegebruik door energie-efficiëntie, onder meer met betrekking tot industrie, vervoer, gebouwen, landbouw en afval;
- d)
energieopslag en de modernisering van energienetwerken, met inbegrip van beheer van de vraagzijde, stadsverwarmingspijpleidingen, netten voor elektriciteitstransmissie, de verbetering van de interconnecties tussen de lidstaten en infrastructuur voor emissievrije mobiliteit;
- e)
steun aan huishoudens met een laag inkomen, ook in landelijke en afgelegen gebieden, om energiearmoede te verlichten en de verwarmingssystemen van deze huishoudens te moderniseren; en
- f)
een rechtvaardige transitie in koolstofafhankelijke regio's in de begunstigde lidstaten, om zo de herplaatsing, omscholing en bijscholing van werknemers, en het onderwijs, de initiatieven voor het zoeken naar werk en startups in overleg met het maatschappelijk middenveld en de sociale partners te ondersteunen, op een manier die strookt met en een bijdrage levert aan de relevante acties op dit gebied die de lidstaten hebben opgenomen in hun territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie overeenkomstig artikel 8, lid 2, eerste alinea, punt k), van Verordening (EU) 2021/1056, indien van toepassing.
3.
Het moderniseringsfonds valt onder de verantwoordelijkheid van de begunstigde lidstaten. De EIB zorgt ervoor dat de emissierechten in overeenstemming met de beginselen en voorwaarden van artikel 10, lid 4, worden geveild, en is verantwoordelijk voor het beheer van de opbrengsten. De EIB stort de opbrengsten door naar de lidstaten na een uitbetalingsbesluit van de Commissie, indien deze uitbetaling voor investeringen voldoet aan lid 2 van dit artikel of, indien niet op de in lid 2 van dit artikel genoemde gebieden is geïnvesteerd, aan de aanbevelingen van het investeringscomité. De Commissie stelt haar besluit tijdig vast. De opbrengsten worden verdeeld onder de lidstaten volgens de aandelen die zijn bepaald in bijlage II ter, in overeenstemming met de leden 6 tot en met 12 van dit artikel.
4.
Elke betrokken lidstaat mag de uit hoofde van artikel 10 quater, lid 4, verleende totale kosteloze toewijzing, of een gedeelte van die toewijzing, en de hoeveelheid emissierechten die overeenkomstig artikel 10, lid 2, onder b), met het oog op solidariteit, groei en interconnecties binnen de Unie zijn verdeeld, of een deel van die hoeveelheid, in overeenstemming met artikel 10 quinquies, aanwenden om investeringen in het kader van het moderniseringsfonds te ondersteunen, en zodoende de aan die lidstaat verdeelde middelen te verhogen. Uiterlijk op 30 september 2019 stelt de betrokken lidstaat de Commissie in kennis van de betrokken aantallen emissierechten die overeenkomstig artikel 10, lid 2, onder b), artikel 10 quater en artikel 10 quinquies worden aangewend.
5.
Er wordt een investeringscomité voor het moderniseringsfonds opgericht. Het investeringscomité bestaat uit een vertegenwoordiger van elke begunstigde lidstaat, de Commissie en de EIB, en drie vertegenwoordigers die door de andere lidstaten worden gekozen voor een periode van vijf jaar. De Groep wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie. Eén vertegenwoordiger van elke lidstaat die geen deel uitmaakt van het investeringscomité kan de vergaderingen van het Comité als waarnemer bijwonen.
Het investeringscomité gaat op transparante wijze te werk. De samenstelling van het investeringscomité en de curricula vitae en de belangenverklaringen van de leden ervan worden beschikbaar gesteld voor het publiek en zo nodig bijgewerkt.
6.
Voordat een begunstigde lidstaat besluit om uit zijn aandeel in het moderniseringsfonds een investering te financieren, legt hij het investeringsproject voor aan het investeringscomité en de EIB. Wanneer de EIB bevestigt dat een investering tot de in lid 2 genoemde gebieden behoort, kan de lidstaat het investeringsproject uit zijn aandeel financieren.
Wanneer een investering in de modernisering van energiesystemen, waarvoor financiering uit het moderniseringsfonds wordt voorgesteld, niet tot de in lid 2 genoemde gebieden behoort, beoordeelt het investeringscomité de technische en financiële levensvatbaarheid van die investering, met inbegrip van de emissiereducties die zij oplevert, en doet het een aanbeveling inzake de financiering van de investering uit het moderniseringsfonds. Het investeringscomité zorgt ervoor dat alle investeringen in verband met stadsverwarming een aanzienlijke verbetering van energie-efficiëntie en emissiereducties opleveren. Die aanbeveling kan suggesties omvatten met betrekking tot passende financieringsinstrumenten. Tot 70 % van een investering die niet tot de in lid 2 genoemde gebieden behoort, kan worden gesteund met middelen uit het moderniseringsfonds, mits de overblijvende kosten door particuliere juridische entiteiten worden gedragen.
7.
Het investeringscomité streeft ernaar zijn aanbevelingen bij consensus aan te nemen. Indien het investeringscomité niet binnen een door de voorzitter vastgestelde termijn bij consensus kan besluiten, neemt het een besluit bij gewone meerderheid.
Indien de vertegenwoordiger van de EIB niet met de financiering van een investering instemt, wordt een aanbeveling slechts aangenomen indien een meerderheid van twee derde van alle leden vóór stemt. De vertegenwoordiger van de lidstaat waarin de investering plaatsvindt en de vertegenwoordiger van de EIB hebben in dat geval geen stemrecht. Deze alinea is niet van toepassing op kleinschalige projecten die gefinancierd zijn met leningen van een nationale stimuleringsbank of met subsidies die bijdragen tot de uitvoering van een nationaal programma met specifieke doelstellingen die stroken met de doelstellingen van het moderniseringsfonds, op voorwaarde dat niet meer dan 10 % van het in bijlage II ter vastgestelde aandeel van de lidstaten in het kader van het programma wordt gebruikt.
8.
Besluiten of aanbevelingen door de EIB of het investeringscomité uit hoofde van de leden 6 en 7 worden tijdig opgesteld en bevatten de motivering waarop zij zijn gebaseerd. Deze besluiten en aanbevelingen worden openbaar gemaakt.
9.
De begunstigde lidstaten zijn verantwoordelijk voor de follow-up van de uitvoering van de geselecteerde projecten.
10.
De begunstigde lidstaten brengen jaarlijks verslag uit aan de Commissie over de door het moderniseringsfonds gefinancierde investeringen. Het verslag wordt openbaar gemaakt en bevat het volgende:
- a)
informatie over de gefinancierde investeringen per begunstigde lidstaat;
- b)
een beoordeling van de met de investering bereikte toegevoegde waarde wat betreft energie-efficiëntie of modernisering van het energiesysteem.
11.
Elk jaar brengt het investeringscomité bij de Commissie verslag uit over de ervaringen met de evaluatie van investeringen, met name op het vlak van emissiereducties en emissiereductiekosten. Uiterlijk op 31 december 2024 evalueert de Commissie, rekening houdend met de bevindingen van het investeringscomité, de in lid 2 genoemde gebieden voor projecten en de grond waarop het investeringscomité zijn aanbevelingen baseert.
Het investeringscomité zorgt voor de publicatie van het jaarverslag. De Commissie verstrekt dit jaarlijks verslag aan het Europees Parlement en aan de Raad.
12.
De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met gedetailleerde voorschriften voor de werking van het moderniseringsfonds. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 22 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Voetnoten
Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).