Einde inhoudsopgave
Wet tuchtrechtspraak accountants
Artikel 25a
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
19-11-2014, Stb. 2014, 472 (uitgifte: 05-12-2014, kamerstukken: 33918)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2014, Stb. 2014, 534 (uitgifte: 19-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Alternatieve geschillenbeslechting
1.
De secretaris van de accountantskamer doet periodiek opgave van ingediende klachten, met een beschrijving van de aard en inhoud van de klacht, aan:
- a.
de Autoriteit Financiële Markten, voor zover het betreft klachten waarbij een vermoeden bestaat van een handelen of nalaten als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties; en
- b.
de beroepsorganisatie, voor zover het betreft klachten waarbij een vermoeden bestaat van een handelen of nalaten als bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de Wet op het accountantsberoep.
2.
Desgevraagd, of op last van de voorzitter van de accountantskamer, zendt de secretaris van de accountantskamer aan de in het eerste lid bedoelde instanties een afschrift van het klaagschrift en de reactie van betrokkene, de daarbij gevoegde stukken en eventuele aanvullingen daarop.
3.
Op verzoek van de klager worden de processtukken, bedoeld in het tweede lid, in geanonimiseerde vorm aan de Autoriteit Financiële Markten of de beroepsorganisatie gezonden, zodat daaruit de persoonsgegevens van de klager en derden niet kunnen worden afgeleid. Alsdan wordt met betrekking tot die klacht de opgave, bedoeld in het eerste lid, eveneens in geanonimiseerde vorm gedaan.
4.
De voorzitter van de accountantskamer kan op verzoek van de Autoriteit Financiële Markten of de beroepsorganisatie de behandeling van een klacht voor ten hoogste zes maanden opschorten indien deze instanties hebben aangegeven een onderzoek te verrichten of voornemens te zijn een onderzoek te verrichten naar het handelen of nalaten waarop de klacht betrekking heeft en dat onderzoek kan leiden tot het indienen van een klacht door deze instanties.
5.
De voorzitter van de accountantskamer kan op verzoek van de instantie die overeenkomstig het derde lid heeft aangegeven een onderzoek te verrichten of voornemens te zijn een onderzoek te verrichten, de in het derde lid genoemde termijn met ten hoogste drie maanden verlengen, indien de voorbereiding van een klacht meer tijd vergt.
6.
Van de opschorting van de behandeling of de verlenging van de in het derde lid genoemde termijn wordt mededeling gedaan aan de klager en betrokkene.