De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht
Einde inhoudsopgave
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/5.4.6:5.4.6 De betekenis van Mantovanelli en Lind voor het enquête-onderzoek
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/5.4.6
5.4.6 De betekenis van Mantovanelli en Lind voor het enquête-onderzoek
Documentgegevens:
mr. A.J.P. Schild, datum 06-11-2012
- Datum
06-11-2012
- Auteur
mr. A.J.P. Schild
- JCDI
JCDI:ADS387667:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Blijkens de hiervoor besproken twee uitspraken betrekt het EHRM bij de beantwoording van de vraag of sprake is van geweest van een fair trial de vraag of in het concrete geval (geobjectiveerd beschouwd) gerechtvaardigde twijfel bestaat aan een eerlijke gang van zaken. Zowel in Mantovanelli als in Lind was sprake van een deskundigenrapport van medische aard. Een rechter zal doorgaans niet in staat zijn zelfstandig de conclusies van een dergelijk rapport te verifiëren. Daarvoor ontbreekt het hem aan de daarvoor vereiste medische kennis. De conclusies van een dergelijk rapport zijn daardoor niet zelden van doorslaggevende betekenis voor de uitkomst van een procedure.
Wat betekenen de zaken Mantovanelli en Lind voor het enquêterecht? In de eerste plaats dient bedacht te worden dat waar een medisch deskundigenrapport geacht kan worden van beslissende betekenis te zijn (bij gebreke aan medische kennis bij de rechter), de zaken bij een enquêteverslag er wat anders voorstaan.
Zowel een enquête-onderzoek als een medisch deskundigenrapport heeft als doel in de eerste plaats de gang van zaken te achterhalen. In de tweede plaats zal het zich deskundigenrapport zich uitlaten over de vraag in hoeverre het handelen onder de maat is gebleven bij hetgeen redelijkerwijze mocht worden gevergd. Het verschil tussen het enquête-onderzoek en een medisch deskundigenrapport is de mate waarin de rechter zelfstandig de conclusies zal kunnen beoordelen.
Een rechter zal veelal niet het vereiste medische referentiekader hebben om de conclusies uit een medisch deskundigenrapport te kunnen beoordelen. Indien in het enquêteverslag echter geen oordeel wordt gegeven over de gang van zaken, dan stelt dat de Ondernemingskamer niet voor problemen. De Ondernemingskamer is juist gehouden om zelfstandig – met slechts het verslag als uitgangspunt – tot een oordeel te komen over het gevoerde beleid.
In de tweede plaats geldt dat de Ondernemingskamer weliswaar gehouden is haar oordeel primair te baseren op de inhoud van het verslag (de vaststellingen daarin), maar belanghebbenden zijn niet aan de inhoud van het verslag gebonden.1 De rechtspersoon en andere belanghebbenden mogen aanvullende gegevens aandragen. De Ondernemingskamer mag deze gegevens mede in haar oordeel betrekken.2
Het voorgaande brengt mee dat van het onderzoeksverslag in het algemeen niet kan worden gezegd dat de conclusies nauwelijks meer te weerleggen zijn voor belanghebbenden, indien het rapport eenmaal is uitgebracht. Ik meen dan ook dat in het algemeen de inspraakmogelijkheid bij de Ondernemingskamer voor belanghebbenden als voldoende kan worden beschouwd. Mijn conclusie is dat zolang de Ondernemingskamer voldoende ruimte biedt aan belanghebbenden om hetgeen waarom is verzocht te weerspreken (en de bevindingen van uit het verslag te weerleggen), hetgeen het EVRM heeft overwogen in de zaken Mantovanelli en Lind voor het enquêterecht niet meebrengt dat reeds gedurende het enquêteonderzoek het beginsel van hoor en wederhoor zou moeten worden toegepast, aangezien anders niet meer kan worden gesproken van een procedure die over het geheel genomen fair & impartial is geweest.3