Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 3
Artikel 254 [Executie volgens hypotheekregels]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1992
1.
Wanneer op roerende zaken die volgens verkeersopvatting bestemd zijn om een bepaalde onroerende zaak duurzaam te dienen en door hun vorm als zodanig zijn te herkennen, of op machinerieën of werktuigen die bestemd zijn om daarmede een bedrijf in een bepaalde hiertoe ingerichte fabriek of werkplaats uit te oefenen, overeenkomstig artikel 237 een pandrecht is gevestigd voor een vordering waarvoor ook hypotheek gevestigd is op die onroerende zaak, fabriek of werkplaats of op een daarop rustend beperkt recht, kan worden bedongen, dat de schuldeiser bevoegd is de verpande en verhypothekeerde goederen tezamen volgens de voor hypotheek geldende regels te executeren.
2.
Executeert de schuldeiser overeenkomstig het beding, dan zijn de artikelen 268–273 op het pandrecht van overeenkomstige toepassing en is de toepasselijkheid van de artikelen 248–253 uitgesloten.
3.
Het beding kan, onder vermelding van de pandrechten waarop het betrekking heeft, worden ingeschreven in de registers waarin de hypotheek is ingeschreven.