Hof 's-Gravenhage, 18-08-2006, nr. 05/1304 en 05/1305
ECLI:NL:GHSGR:2006:AY8792
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
18-08-2006
- Zaaknummer
05/1304 en 05/1305
- LJN
AY8792
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2006:AY8792, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 18‑08‑2006; (Hoger beroep)
Uitspraak 18‑08‑2006
Partij(en)
Uitspraak: 18 augustus 2006
Rolnummers: 05/1304 en 05/1305
Zaaknummer rechtbank: 464072/03 en 581252-04014/db
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaken van
[APPELLANT],
wonende te [plaatsnaam],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
procureur: mr. A.J.Th. de Bree,
tegen
TIP TRAILER RENTAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: TIP,
procureur: mr. H.J.A. Knijff.
Het verdere geding
Bij tussenarrest van 2 december 2005 heeft dit hof voeging van de zaken met rolnummer 05/1304 en rolnummer 05/1305 bevolen.
In de zaak met rolnummer 05/1304 heeft [appellant] bij memorie van grieven (met producties) één grief opgeworpen tegen het vonnis van 23 januari 2004, door de rechtbank te Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam, gewezen tussen TIP als eiseres en onder meer [appellant] als gedaagde, die door TIP bij memorie van antwoord is bestreden.
In de zaak 05/1305 heeft [appellant] bij memorie van grieven (met producties) vier grieven opgeworpen tegen het vonnis van 21 januari 2005, door de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam, gewezen tussen [appellant] als opposant en TIP als geopposeerde, die door TIP bij memorie van antwoord zijn bestreden.
Partijen hebben de stukken overgelegd en arrest gevraagd. In de procesdossiers van [appellant] in de zaak 05/1304 en in de zaak 05/1305 ontbreken de volgende, voor zover in hoger beroep relevante, stukken van eerste aanleg:
- exploot van dagvaarding van [appellant] d.d. 3 december 2002;
- herstelexploot van dagvaarding [appellant] d.d. 7 januari 2003;
- tussenvonnis van 25 april 2003 van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam, gewezen tussen TIP als eiseres en Eurotrans IJsselmuiden B.V., verder te noemen Eurotrans, en [appellant] als gedaagden;
- akte producties d.d. 23 mei 2003 van de zijde van TIP;
- proces-verbaal van comparitie gehouden op 18 juni 2003;
- exploot van betekening van het vonnis van 23 januari 2004 aan [appellant] d.d. 16 augustus 2004.
Beoordeling van het hoger beroep
In de zaak 05/1304 en de zaak 05/1305
1. Het gaat, samengevat en voor zover in hoger beroep relevant, om het volgende.
1.1 TIP heeft in eerste aanleg (na vermeerdering van eis) gevorderd Eurotrans en [appellant], hoofdelijk, te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 15.165,95, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2001 tot aan de dag van algehele voldoening, een bedrag van € 8.079,76 en een bedrag van € 780,- aan buitengerechtelijke incassokosten, daartoe stellende, dat Eurotrans een van TIP gehuurde trailer zonder haar toestemming heeft verkocht, waardoor TIP schade heeft geleden, en dat [appellant], voormalig bestuurder van Eurotrans, zich door middel van een door hem ondertekende akte van borgtocht borg en hoofdelijke medeschuldenaar heeft gesteld voor al hetgeen TIP op enig moment te vorderen zou hebben van Eurotrans.
1.2 Eurotrans is in eerste aanleg verschenen en heeft verweer gevoerd. [appellant] is in eerste aanleg niet verschenen.
1.3 Bij het in de zaak met rolnummer 05/1304 bestreden vonnis van
23 januari 2004 heeft de rechtbank de vordering van TIP tegen Eurotrans afgewezen en de vordering tegen [appellant] toegewezen om reden dat [appellant] geen verweer heeft gevoerd, en [appellant] veroordeeld om aan TIP te betalen
€ 23.245,71 (inclusief buitengerechtelijke kosten en rente), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2001 tot aan de dag van algehele voldoening.
1.4 [appellant] heeft tegen het vonnis van 23 januari 2004 gelijktijdig hoger beroep ingesteld (zaak 05/1304) en verzet bij de rechtbank. Bij vonnis van
21 januari 2005 heeft de rechtbank, van oordeel dat het vonnis van 23 januari 2004 wordt geacht op tegenspraak te zijn gewezen en dat tegen een dergelijk vonnis slechts hoger beroep en geen verzet openstaat, [appellant] niet ontvankelijk verklaard in zijn verzet. Van dat vonnis is [appellant] eveneens in hoger beroep gekomen (zaak 05/1305).
In de zaak 05/1305
2. De grieven in de zaak 05/1305 leggen de vraag voor of de rechtbank [appellant] terecht niet ontvankelijk in zijn verzet tegen het vonnis van 23 januari 2004 heeft verklaard, hetgeen [appellant] betwist. [appellant] stelt dat het vonnis van 23 januari 2004 in wezen een verstekvonnis is, althans als zodanig moet worden beschouwd en dat daartegen verzet openstaat. [appellant] voert daartoe aan, dat TIP aan hem geen betekeningsexploot heeft overgelegd waaruit blijkt dat de inleidende dagvaarding rechtsgeldig aan hem betekend is, en dat hij gezien zijn langdurige verblijf in het buitenland nimmer op de hoogte is geweest van de door TIP aanhangig gemaakte procedure en het vonnis van 23 januari 2004, totdat het vonnis aan hem is betekend. Voor het geval TIP de relevante betekenings-stukken alsnog zou overleggen, vordert [appellant] TIP te veroordelen in de proceskosten. Voorts voert [appellant] aan dat strikte toepassing van artikel 140 lid 2 Rv in strijd komt met artikel 6 EVRM, dat voorschrijft dat een ieder recht heeft op een eerlijk proces en toegang tot de rechter, omdat het onzeker is of hij zijn bezwaren tegen het vonnis van 23 januari 2004 kan opwerpen voor de appelrechter, nu dat vonnis eerst ruimschoots na het verstrijken van de appeltermijn aan hem is betekend.
3. Het hof overweegt als volgt. In het procesdossier van TIP bevinden zich alle relevante betekeningsstukken van eerste aanleg. [appellant] heeft niet onderbouwd waarom deze niet rechtsgeldig zouden zijn. Uit de overgelegde betekeningsstukken blijkt, dat [appellant] door het achterlaten van een afschrift van het (herstel)exploot aan de woonplaats van [appellant], is gedagvaard om te verschijnen ter terechtzitting van de rechtbank Rotterdam, sector civiel, en dat, na verwijzing van de zaak naar de sector kanton, de nieuwe roldatum aan [appellant] is aangezegd door betekening aan het parket bij de rechtbank Rotterdam met de vermelding dat tevens een uittreksel van het exploot zal worden afgekondigd in het Rotterdams Dagblad, omdat [appellant] toen zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland en daarbuiten was. Naar het oordeel van het hof is tegen [appellant] terecht verstek verleend. Dit betekent dat, nu Eurotrans in eerste aanleg wel is verschenen en gelet op het bepaalde in artikel 140, eerste en tweede lid, Rv juncto artikel 335, tweede lid, Rv, het vonnis van 23 januari 2004 als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd waartegen [appellant] niet in verzet kan komen, maar in hoger beroep kan komen. Daarmee is de toegang tot de rechter gewaarborgd, zodat van strijd met artikel 6 EVRM geen sprake is. De grieven falen dus.
4. Hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 3 is overwogen, betekent dat het vonnis van 21 januari 2005 zal worden bekrachtigd en dat [appellant] in de proceskosten in hoger beroep zal worden veroordeeld. Het hof zal deze beslissing in het dictum van het arrest vermelden zodra ook in de zaak 05/1304 eindarrest zal worden gewezen. Tot dat moment zal het hof de beslissing aanhouden.
In de zaak 05/1304
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
5. [appellant] heeft bij exploot van 10 september 2004 en derhalve na het verstrijken van de appèltermijn hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van
23 januari 2004. Strikte handhaving van de termijn van beroep zou betekenen dat [appellant] niet ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep.
Beoordeeld moet worden of daarmee in de gegeven omstandigheden het aanwenden van een rechtsmiddel en de toegang tot de rechter voor [appellant] in feite onmogelijk is en om die reden een uitzondering op de regel van strikte handhaving beroepstermijnen gerechtvaardigd is. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
6. Vast is komen te staan dat de inleidende dagvaarding, het herstelexploot noch de nadere oproeping aan [appellant] in persoon zijn betekend. Derhalve kan niet met zekerheid worden gezegd dat de exploten [appellant] hebben bereikt en dat het [appellant] bekend was dat tegen hem een procedure liep.
Voorts is gesteld noch gebleken dat [appellant] eerder dan na de betekening op
16. augustus 2004 van het vonnis van 23 januari 2004 met de procedure in eerste aanleg en het vonnis bekend is geworden. Het moet er daarom voor gehouden worden dat [appellant] zich in eerste aanleg niet heeft kunnen verweren. Het recht van [appellant] om op de vordering van TIP te worden gehoord en daarmee het recht op een eerlijk proces, moet naar het oordeel van het hof in de gegeven omstandigheden prevaleren boven het belang van rechtszekerheid bij de toepassing van termijnen. Volgende vraag is dan of [appellant] voortvarend genoeg heeft gehandeld nadat het vonnis aan hem op 16 augustus 2004 in persoon was betekend. De Hoge Raad heeft grond voor toepassing van de in de rechtspraak ontwikkelde regel, dat onder omstandigheden onverkorte toepassing van de regeling van de termijn van een rechtsmiddel achterwege moet blijven indien die tot een resultaat leidt dat niet voldoet aan de eisen van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM, aanwezig geoordeeld in een geval waarin (i) de veroordeelde niet (door betekening in persoon) op de hoogte was van de inleidende dagvaarding en van het verstekvonnis en evenmin van het gelegde derdenbeslag, en (ii) de veroordeelde evenmin bekend was met de omstandigheid dat de executant doende was het vonnis ten uitvoer te leggen, en (iii) de veroordeelde, nadat vervolgens het verstekvonnis in persoon aan hem was betekend, binnen veertien dagen nadien verzet heeft ingesteld (HR 16 januari 2004, C02/208HR, NJ 2005, 191). De omstandigheden in de onderhavige zaak in aanmerking genomen, acht het hof de termijn van ruim drie weken waarop [appellant] na betekening van het vonnis hoger beroep heeft ingesteld niet onredelijk lang. Daarom is het hof van oordeel dat [appellant] zijn hoger beroep tijdig heeft ingesteld.
- 7.
TIP heeft, voor het geval de termijnoverschrijding om enigerlei reden verschoonbaar zou zijn, althans niet aan de ontvankelijkheid van [appellant] in zijn hoger beroep in de weg zou staan, aangevoerd dat [appellant] dan alsnog niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat niet is voldaan aan de in artikel 335 lid 2 Rv gestelde voorwaarde, dat de niet verschenen gedaagde voorafgaand aan het hoger beroep aan het vonnis voldoet. Op dit verweer heeft [appellant] nog niet kunnen reageren. In een recent arrest, gewezen na het overleggen van de procesdossiers in deze zaak, heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over de toepassing van deze bepaling (HR 16 juni 2006, C05/104 HR, RvdW 2006, 610). Het hof zal partijen in de gelegenheid stellen zich daarover schriftelijk uit te laten.
- 8.
Om redenen van proceseconomie zal het hof voor het geval [appellant] ontvankelijk is in zijn hoger beroep, nu reeds op de grief ingaan.
Beoordeling van de grief
- 9.
De grief luidt:
"Ten onrechte heeft de kantonrechter overwogen: "De vordering tegen gedaagde sub 2 is toewijsbaar, nu deze gedaagde geen verweer heeft gevoerd." (…)"
In de toelichting bij deze grief stelt [appellant], dat de kantonrechter verzuimd heeft (ambtshalve) te toetsen of de vordering hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt, omdat het oordeel van de kantonrechter dan nooit had kunnen zijn dat de vordering van TIP tegen [appellant] toewijsbaar is, terwijl de vordering tegen Eurotrans voor wie [appellant] zich volgens de stellingen van TIP borg en hoofdelijk medeschuldenaar zou hebben gesteld, wordt afgewezen en dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.
- 10.
Het hof overweegt als volgt.
- 10.1.
De processtukken van de zijde van Eurotrans in eerste aanleg zijn niet als producties in de onderhavige procedure overgelegd en maken derhalve geen deel uit van de processtukken in deze zaak.
- 10.2.
De uitkomst in de zaak van TIP tegen Eurotrans staat los van de zaak van TIP tegen [appellant]. Volgens artikel 236 Rv heeft een uitspraak slechts gezag van gewijsde tussen partijen in de procedure en niet tegenover derden. Het hof is dan ook niet gebonden aan het in kracht van gewijsde gegane vonnis in de procedure tussen TIP en Eurotrans. De stellingen in de zaak tegen [appellant] moeten door het hof op zichzelf worden beoordeeld.
TIP baseert haar vordering jegens [appellant] op een huurovereenkomst met betrekking tot een trailer die zij met Eurotrans op 5 januari 1998 zou zijn aangegaan. [appellant] betwist dat Eurotrans een trailer van TIP heeft gehuurd. Voor een goede beoordeling van de grief wenst het hof nadere inlichtingen van partijen te ontvangen. Voorts wenst het hof van TIP te ontvangen een uittreksel uit het handelsregister waaruit blijkt van de situatie van Eurotrans op 5 januari 1998. Het hof zal daartoe een comparitie van partijen gelasten. Voorafgaand aan die comparitie, uiterlijk twee weken tevoren, wenst het hof van partijen de hiervoor onder rechtsoverweging 6 bedoelde schriftelijke uitlating te ontvangen.
- 11.
Het hof zal de verdere beoordeling en beslissing aanhouden.
Beslissing
Het hof:
In de zaak 05/1304
- -
stelt partijen in de gelegenheid zich schriftelijk uit te laten als hiervoor onder rechtsoverweging 6 bedoeld en bepaalt dat deze uitlating uiterlijk twee weken voor de datum van na te melden comparitie door het hof ontvangen dient te zijn;
- -
beveelt partijen - deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die van de zaak op de hoogte is en tot het geven van inlichtingen in staat is - vergezeld van hun raadslieden, voor de doeleinden als hiervoor onder 9.2 aangegeven te verschijnen voor de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. A.A. Schuering, in één van de zalen van het Paleis van Justitie, Prins Clauslaan 60 te ‘s-Gravenhage, op donderdag 19 oktober 2006 om 13.30 uur, dan wel, voor het geval één der partijen uiterlijk binnen veertien dagen na heden opgeeft dan verhinderd te zijn, onder gelijktijdige opgave van verhinderdata van beide partijen voor de eerstkomende drie maanden, op een door de raadsheer-commissaris nader te bepalen datum en tijdstip;
- -
houdt iedere verdere beslissing aan.
In de zaak 05/1305
- -
houdt de beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M.E. In 't Velt-Meijer, A.A. Schuering en
C.G. Beyer-Lazonder en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 augustus 2006 in bijzijn van de griffier.