Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/XII.3.1
XII.3.1 Het cessiestatuut
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS362514:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
Zie Van der Weide 2006, p. 118-119; Polak & Van Mierlo 1998, p. 62-63; Steffens 1997a, p. 169 en Polak 1993, nrs. 39-40. Anders: Van Boeschoten 1997, p. 644.
Voor alle duidelijkheid: hiermee wordt dus niet bedoeld de goederenrechtelijke overeenkomst van cessie, dat wil zeggen de overeenkomst waarbij de vordering wordt overgedragen, zie daarvoor hierna: § XII.4. Overigens zij hierbij opgemerkt dat niet in alle rechtstelsels een (duidelijk) onderscheid wordt gemaakt tussen de overeenkomst tot cessie en de overeenkomst van cessie. Bovendien is het in de praktijk niet ongebruikelijk dat de overeenkomst tot cessie en de overeenkomst van cessie in een en hetzelfde document zijn belichaamd.
Vgl. art. 12 lid 1 EVO. Art. 14 lid 1 Rome I spreekt van de “betrekkingen tussen cedent en cessionaris” Uit de preambule van de verordening (nr. 38) blijkt dat met de term “betrekkingen” niet alleen wordt gedoeld op de verbintenisrechtelijke verhouding, maar ook op de goederenrechtelijke verhouding tussen cedent en cessionaris in die rechtsstelsels waarin onderscheid wordt gemaakt tussen goederenrechtelijke en verbintenisrechtelijke aspecten van de cessie. Zie hierna: nr. 1166.
Zie reeds: HR 13 mei 1966, NJ 1967, 3, m.nt. HB (Alnati).
Zoals de Franse Loi Dailly, zie art. L 313-23 e.v. Code monétaire et financier.
Vgl. bijvoorbeeld de Italiaanse Wet Nr. 130 van 30 april 1999 (Disposizioni sulle cartolarizzazione dei crediti).
Zie Calliess 2011, p. 275-276.
Zie evenwel art. 10:135 lid 3 BW voor een aantal verbintenisrechtelijke kwesties in de verhouding tot de schuldenaar.
Zie ook nr. 20 van de preambule bij de verordening waaruit volgt dat het gegeven dat een overeenkomst zeer nauw verbonden is met een andere overeenkomst of overeenkomsten, reden kan zijn om in afwijking van de hoofdregel aan te knopen bij het recht dat die andere overeenkomst(en) beheerst.
1154. Onderscheid tussen verbintenisrechtelijke en goederenrechtelijke aspecten. In het Nederlandse materiële recht wordt onderscheiden tussen verbintenisrechtelijke en goederenrechtelijke aspecten van cessie. De goederenrechtelijke kant van de cessie vindt onder meer zijn regeling in de artikelen 3:84 en 94 BW; de verbintenisrechtelijke kant in het overeenkomstenrecht en in het bijzonder in de artikelen 6:142 e.v. BW. Tegenwoordig is algemeen aanvaard dat dit onderscheid ook doorwerkt in het Nederlandse ipr.1 De vraag welk recht de geldigheid van de overdracht van een vordering beheerst, moet worden onderscheiden van de vraag aan welk recht de obligatoire rechtsverhouding tussen de cedent en de cessionaris en de daaruit voortvloeiende verbintenissen zijn onderworpen. Dit laatste betreft de aan de cessie ten grondslag liggende overeenkomst die tot de (zekerheids)cessie verplicht. Dit kan bijvoorbeeld een koopovereenkomst zijn of een financieringsovereenkomst (hierna ook: “de cessie-overeenkomst”2).
1155. Art. 14 lid 1 Rome I: de verbintenisrechtelijke rechtsverhouding tussen cedent en cessionaris wordt beheerst door het cessiestatuut. Uit art. 14 lid 1 Rome I volgt dat de verbintenisrechtelijke verhouding tussen de cedent en de cessionaris wordt beheerst door het zogeheten cessiestatuut.3 ,4 Dit is het recht dat ingevolge de verordening op de overeenkomst tussen cedent en cessionaris van toepassing is.5 De cessie-overeenkomst wordt beheerst door het door partijen gekozen recht (art. 3 Rome I)6 of, bij gebreke van een rechtskeuze, door het objectief daarop toepasselijke recht, vast te stellen aan de hand van art. 4 Rome I. Daarbij geldt dat het toepasselijke recht niet alleen gevonden kan worden in een algemene cessieregeling, maar ook in bijzondere wetgeving voor cessies in het kader van bepaalde financiële transacties, zoals de cessie van handelsvorderingen aan een bank7 of securitisations.8,9
Voor de volledigheid zij opgemerkt dat art. 10:135 BW geen regeling bevat voor de verbintenisrechtelijke verhouding tussen cedent en cessionaris. De bepaling regelt hoofdzakelijk de goederenrechtelijke aspecten van een internationale cessie.10
Het is mogelijk dat de verbintenisrechtelijke verhouding tussen cedent en cessionaris ligt besloten in meerdere overeenkomsten. De verplichting tot cessie kan bijvoorbeeld zijn neergelegd in een financieringsovereenkomst, terwijl de overige rechten en verplichtingen van cedent en cessionaris worden geregeld in een afzonderlijke overeenkomst (denk aan kwaliteitscriteria waaraan de vorderingen moeten voldoen en de rechten en verplichtingen van partijen in geval van insolventie van schuldenaren). Bovendien is het mogelijk dat ook de cessiehandeling zelf dient te geschieden bij overeenkomst.11 De verschillende overeenkomsten kunnen ieder door een eigen statuut worden beheerst. Het op elk van de overeenkomsten toepasselijke recht moet worden gevonden aan de hand van de artikelen 3 en 4 Rome I. Bij gebreke van een rechtskeuze acht ik het echter goed verdedigbaar dat de verbintenisrechtelijke aspecten van de cessie, zoals geregeld in de verschillende overeenkomsten, accessoir worden aangeknoopt bij het recht dat de verplichting tot cessie beheerst (zie art. 4 lid 3 Rome I). Hiermee wordt voorkomen dat (ter zake ondeskundige) partijen wat betreft het toepasselijke recht voor onverwachte verrassingen komen te staan.12