NJ 1967, 3
HR, 13-05-1966: Alnati
HR 13-05-1966, ECLI:NL:PHR:1966:AB4654, m.nt. L.J. Hijmans van den Bergh (Alnati)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
13 mei 1966
- Magistraten
De Jong, Wiarda, Houwing, Hulsmann, Petit
- Zaaknummer
[1966-05-13/NJ_50971]
- Noot
L.J. Hijmans van den Bergh
- LJN
AB4654
- Roepnaam
Alnati
- JCDI
JCDI:ADS159636:1
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1966:AB4654, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑05‑1966
ECLI:NL:PHR:1966:AB4654, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑05‑1966
- Wetingang
Wet AB art. 1; Wet AB art. 2; Wet AB art. 3; Wet AB art. 4; Wet AB art. 5; Wet AB art. 6; Wet AB art. 7; Wet AB art. 8; Wet AB art. 9; Wet AB art. 10; Wet AB art. 11; Wet AB art. 12; Wet AB art. 13; Wet AB art. 14
Essentie
Rechtskeuze in internationale overeenkomst. Blijven dwingende bepalingen van het rechtsstelsel, dat zonder die rechtskeuze zou moeten worden toegepast, van toepassing?
Samenvatting
Onjuist is 's Hofs opvatting dat, indien de bij een internationale overeenkomst betrokken partijen verklaren dat zij deze door een bepaald rechtsstelsel beheerst wensen te zien, ondanks zodanige rechtskeuze op die overeenkomst van toepassing blijven de dwingende bepalingen van het rechtsstelsel dat zonder die rechtskeuze op de overeenkomst zou moeten worden toegepast.
Volgens het Ned. internationaal privaatrecht is in beginsel toelaatbaar dat bij een overeenkomst, welke een internationaal karakter draagt, partijen de algehele toepassing kiezen van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.