Einde inhoudsopgave
Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
Artikel 3.10.8 Rangschikkingscriteria
Geldend
Geldend van 01-11-2024 tot 01-01-2030
- Redactionele toelichting
De wijzigingsopdracht betreffende lid 1, onder c, komt niet overeen met de te wijzigen tekst.
- Bronpublicatie:
21-12-2023, Stcrt. 2023, 35092 (uitgifte: 22-12-2023, regelingnummer: WJZ/ 38316548)
- Inwerkingtreding
01-11-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2023, Stcrt. 2023, 35092 (uitgifte: 22-12-2023, regelingnummer: WJZ/ 38316548)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger, naarmate:
- a.
de aanvrager meer kan steunen op relevante ervaring en deskundigheid. Dit blijkt uit:
- 1°
de ervaring en deskundigheid van management en direct betrokkenen op financieel gebied;
- 2°
de ervaring en deskundigheid van management en direct betrokkenen met betrekking tot business aspecten van technostarters;
- 3°
de omvang en toegevoegde waarde van relatienetwerk;
- 4°
de diversiteit in de samenstelling van het fondsmanagement;
- b.
het fondsplan doelmatiger is ingericht en meer bijdraagt aan de opbouw van succesvolle ondernemingen door technostartervennootschappen. Dit blijkt uit:
- 1°
de kwaliteit van het plan en de mate van zekerheid dat het plan ook daadwerkelijk zal worden uitgevoerd;
- 2°
de prijskwaliteitsverhouding en efficiency;
- 3°
het financieel-economisch rendement;
- c.
het fondsplan effectiever is in relatie tot de doelstelling van de regeling. Dit blijkt uit:
- 1°
de mate van maatschappelijk rendement;
- 2°
de mate waarin het fondsplan vernieuwend is.
2.
Voor de rangschikking wegen de in het eerste lid vermelde criteria even zwaar.