Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning
Artikel 9
Geldend
Geldend vanaf 23-12-2010
- Bronpublicatie:
20-12-2006, Trb. 2008, 173 (uitgifte: 08-09-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
23-12-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-05-2011, Trb. 2011, 93 (uitgifte: 27-05-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Internationaal strafrecht / Internationale misdrijven
1.
Elke Staat die Partij is neemt de noodzakelijke maatregelen om zijn bevoegdheid tot het uitoefenen van rechtsmacht te vestigen inzake het misdrijf van gedwongen verdwijning:
- a.
Indien het misdrijf is gepleegd op een grondgebied onder zijn rechtsmacht of aan boord van een in die Staat geregistreerd schip of luchtvaartuig;
- b.
Indien de vermoedelijke pleger één van zijn onderdanen is;
- c.
Indien de verdwenen persoon één van zijn onderdanen is en de Staat die Partij is het vestigen van zijn rechtsmacht opportuun acht.
2.
Elke Staat die Partij is neemt tevens de noodzakelijke maatregelen om zijn bevoegdheid tot het uitoefenen van rechtsmacht te vestigen inzake het misdrijf van gedwongen verdwijning indien de vermoedelijke pleger zich op een grondgebied onder zijn rechtsmacht bevindt, tenzij de Staat hem of haar in overeenstemming met zijn internationale verplichtingen uitlevert of overlevert aan een andere staat of overlevert aan een internationaal straftribunaal waarvan hij de rechtsmacht heeft erkend.
3.
Dit Verdrag sluit geen aanvullende rechtsmacht in strafzaken uit die wordt uitgeoefend in overeenstemming met het nationale recht.