Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning
Artikel 25
Geldend
Geldend vanaf 23-12-2010
- Bronpublicatie:
20-12-2006, Trb. 2008, 173 (uitgifte: 08-09-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
23-12-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-05-2011, Trb. 2011, 93 (uitgifte: 27-05-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Internationaal strafrecht / Internationale misdrijven
1.
Elke Staat die Partij is neemt de nodige maatregelen om de volgende gedragingen te voorkomen en strafbaar te stellen:
- a.
Het wederrechtelijk weghalen van kinderen die het slachtoffer zijn van gedwongen verdwijning, van kinderen wier vader, moeder of voogd het slachtoffer is van gedwongen verdwijning of kinderen die in gevangenschap worden geboren gedurende de gedwongen verdwijning van hun moeder;
- b.
Het vervalsen, verbergen of vernietigen van documenten waaruit de werkelijke identiteit van de in onderdeel a van dit lid bedoelde kinderen blijkt.
2.
Elke Staat die Partij is neemt de noodzakelijke maatregelen voor het zoeken naar en identificeren van de kinderen bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, van dit artikel en om hen terug te brengen naar hun oorspronkelijke familie, in overeenstemming met de wettelijke procedures en van toepassing zijnde internationale verdragen.
3.
De Staten die Partij zijn verlenen elkaar bijstand bij het zoeken naar, identificeren en opsporen van de kinderen bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, van dit artikel.
4.
Gelet op de noodzaak de belangen van de kinderen bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, van dit artikel te beschermen en op hun recht op behoud of hernieuwde vaststelling van hun identiteit, met inbegrip van hun nationaliteit, naam en familiebanden zoals bij wet erkend, dienen de Staten die Partij zijn die een systeem van adoptie of een andere vorm van plaatsing van kinderen erkennen, wettelijke procedures te hebben vastgesteld om adoptie- of plaatsingsprocedures te toetsen en om, waar dat van toepassing is, de adoptie of plaatsing van een kind die voortvloeit uit een gedwongen verdwijning, ongedaan te maken.
5.
In alle gevallen, en in het bijzonder bij alle aangelegenheden die verband houden met dit artikel, dienen de belangen van het kind voorop te staan en een kind dat in staat is zijn of haar eigen mening te vormen dient het recht te hebben deze vrijelijk te uiten, waarmee in overeenstemming met de leeftijd en ontwikkeling van het kind naar behoren rekening dient te worden gehouden.