Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning
Artikel 20
Geldend
Geldend vanaf 23-12-2010
- Bronpublicatie:
20-12-2006, Trb. 2008, 173 (uitgifte: 08-09-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
23-12-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-05-2011, Trb. 2011, 93 (uitgifte: 27-05-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Internationaal strafrecht / Internationale misdrijven
1.
Uitsluitend wanneer een persoon beschermd wordt door de wet en er gerechtelijk toezicht is op de vrijheidsontneming, mag het recht op inlichtingen bedoeld in artikel 18 bij uitzondering worden beperkt, wanneer dat strikt noodzakelijk is en voorzien is in de wet, en indien de overdracht van de inlichtingen de privésfeer of veiligheid van de persoon nadelig zou beïnvloeden, een strafrechtelijk onderzoek zou belemmeren, of op vergelijkbare gronden in overeenstemming met het recht, met het toepasselijke internationale recht en met de doelstellingen van dit Verdrag. In geen geval mogen er ten aanzien van het recht op inlichtingen bedoeld in artikel 18 beperkingen gelden die gedragingen vormen zoals omschreven in artikel 2 of in strijd zijn met artikel 17, eerste lid.
2.
Onverminderd de toetsing van de rechtmatigheid van de ontneming van de vrijheid van een persoon, garanderen de Staten die Partij zijn de personen bedoeld in artikel 18, eerste lid, het recht op onverwijlde en daadwerkelijke rechtsmiddelen ten behoeve van het verkrijgen van de inlichtingen bedoeld in artikel 18, eerste lid. Het recht op een rechtsmiddel mag onder geen enkele voorwaarde worden ingetrokken of beperkt.