Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2017/2397 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart en tot intrekking van de Richtlijnen 91/672/EEG en 96/50/EG van de Raad
Artikel 38 Overgangsbepalingen
Geldend
Geldend vanaf 31-07-2021
- Bronpublicatie:
14-07-2021, PbEU 2021, L 274 (uitgifte: 30-07-2021, regelingnummer: 2021/1233)
- Inwerkingtreding
31-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-07-2021, PbEU 2021, L 274 (uitgifte: 30-07-2021, regelingnummer: 2021/1233)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
Vervoersrecht / Personenvervoer algemeen
1.
De overeenkomstig Richtlijn 96/50/EG afgegeven vaarbewijzen, de in artikel 1, lid 6, van die richtlijn bedoelde vaarbewijzen en de in artikel 1, lid 5, van Richtlijn 96/50/EG bedoelde Rijnschipperspatenten die zijn afgegeven vóór 18 januari 2022, blijven gedurende ten hoogste tien jaar na die datum geldig op de binnenwateren van de Unie waarop zij vóór die datum geldig waren.
Vóór 18 januari 2032, geeft de lidstaat die de in de eerste alinea genoemde certificaten heeft afgegeven op hun verzoek een kwalificatiecertificaat van de Unie af aan schippers die over dergelijke certificaten beschikken overeenkomstig het in deze richtlijn voorgeschreven model, of een in artikel 10, lid 2, bedoeld certificaat, op voorwaarde dat de schipper toereikende bewijsstukken heeft verstrekt als bedoeld in artikel 11, lid 1, onder a) en c).
2.
Bij de afgifte van kwalificatiecertificaten van de Unie overeenkomstig lid 1 van dit artikel waarborgen de lidstaten, voor zover mogelijk, eerder verleende bevoegdheden, met name betreffende de specifieke vergunningen als bedoeld in artikel 6.
3.
Andere bemanningsleden dan schippers die beschikken over een kwalificatiecertificaat dat door een lidstaat is afgegeven vóór 18 januari 2022 of die beschikken over een in een of meer lidstaten erkende kwalificatie, kunnen zich nog voor een periode van maximaal tien jaar na die datum beroepen op dat certificaat of die kwalificatie. Tijdens die periode kunnen deze bemanningsleden zich blijven beroepen op Richtlijn 2005/36/EG voor de erkenning van hun kwalificaties door de autoriteiten van de andere lidstaten. Vóór het verstrijken van die periode kunnen zij een kwalificatiecertificaat van de Unie aanvragen of een certificaat op grond van artikel 10, lid 2, bij een bevoegde autoriteit die dergelijke certificaten afgeeft, op voorwaarde dat zij toereikende bewijsstukken verstrekken als bedoeld in artikel 11, lid 1, onder a) en c).
Wanneer de in de eerste alinea van dit lid bedoelde bemanningsleden een kwalificatiecertificaat van de Unie of een certificaat als bedoeld in artikel 10, lid 2, aanvragen, zorgen de lidstaten ervoor dat een kwalificatiecertificaat wordt afgegeven waarvan de bekwaamheidseisen vergelijkbaar zijn met of lager zijn dan die van het te vervangen certificaat. Een certificaat waarvoor de eisen hoger zijn dan die van het te vervangen certificaat wordt alleen afgegeven indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- a)
voor het kwalificatiecertificaat van de Unie voor een matroos: 540 dagen vaartijd inclusief ten minste 180 dagen in de binnenvaart;
- b)
voor het kwalificatiecertificaat van de Unie voor een volmatroos: 900 dagen vaartijd inclusief ten minste 540 dagen in de binnenvaart;
- c)
voor het kwalificatiecertificaat van de Unie voor een stuurman: 1 080 dagen vaartijd inclusief ten minste 720 dagen in de binnenvaart.
De vaarervaring moet worden aangetoond door middel van een dienstboekje, logboek of ander bewijsmateriaal.
Deze minimumduur van de vaartijd, zoals bepaald in de tweede alinea van dit lid, onder a), b) en c), kan met ten hoogste 360 dagen vaartijd worden verminderd wanneer de aanvrager houder is van een door de bevoegde autoriteit erkend diploma ter afsluiting van een gespecialiseerde binnenvaartopleiding van de aanvrager met praktijkstages voor het besturen van een vaartuig. De minimale duur mag niet worden verminderd voor een periode die langer is dan de duur van de gespecialiseerde opleiding.
4.
De dienstboekjes en logboeken die vóór 18 januari 2022 zijn afgegeven overeenkomstig andere regels dan die welke bij deze richtlijn zijn vastgesteld, kunnen nog gedurende ten hoogste tien jaar na 18 januari 2022.
5.
In afwijking van lid 3 blijven de nationale certificaten voor bemanningsleden van veerboten die niet binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 96/50/EG vallen en die zijn afgegeven vóór 18 januari 2022 gedurende ten hoogste 20 jaar na die datum geldig op die binnenwateren van de Unie waarop zij vóór die datum geldig waren.
Vóór het verstrijken van die periode kunnen deze bemanningsleden een kwalificatiecertificaat van de Unie of een certificaat als bedoeld in artikel 10, lid 2, aanvragen bij een bevoegde autoriteit die dergelijke certificaten afgeeft, op voorwaarde dat zij toereikende bewijsstukken verstrekken als bedoeld in artikel 11, lid 1, onder a) en c). De tweede en de derde alinea van lid 3 van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing.
6.
In afwijking van artikel 4, lid 1, kunnen de lidstaten tot 17 januari 2038 toestaan dat schippers die met zeeschepen op specifieke binnenwateren varen een bewijs van beroepsbekwaamheid voor kapiteins bij zich hebben dat is afgegeven overeenkomstig de bepalingen van het STCW-verdrag, op voorwaarde dat:
- a)
deze activiteit op het binnenwater wordt uitgevoerd bij het begin of aan het eind van een reis in het kader van zeevervoer, en
- b)
de lidstaat de in dit lid bedoelde certificaten op 16 januari 2018 reeds ten minste vijf jaar erkent voor het betreffende binnenwater.
7.
Tot en met 17 januari 2032 mogen de lidstaten kwalificatiecertificaten, dienstboekjes en logboeken die vóór 18 januari 2024 door een derde land zijn afgegeven, blijven erkennen op basis van hun nationale voorschriften, of internationale overeenkomsten, die vóór 16 januari 2018 van toepassing waren. De erkenning is beperkt tot de binnenwateren op het grondgebied van de betrokken lidstaat