Hof Amsterdam, 08-11-2011, nr. 200.050.351-01
ECLI:NL:GHAMS:2011:BV0054, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
08-11-2011
- Zaaknummer
200.050.351-01
- LJN
BV0054
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2011:BV0054, Uitspraak, Hof Amsterdam, 08‑11‑2011; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ3330, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 08‑11‑2011
Inhoudsindicatie
Effectenlease; Geïntimeerde is gebonden aan Dexia Aanbod. Niet is komen vast te staan dat Van Voorst keuzeformulier naar Dexia heeft gezonden.
Partij(en)
8 november 2011
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIJFDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de Ierse vennootschap
VARDE INVESTMENTS (IRELAND) LIMITED,
gevestigd te Dublin, Ierland,
APPELLANTE,
advocaat: mr. G.J. Schras te Spijkenisse,
t e g e n
[GEÏNTIMEERDE],
wonende te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDE,
niet verschenen.
1. Het geding in hoger beroep
Bij dagvaarding van 14 oktober 2009 is appellante, Varde, in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 11 februari 2009 en 15 juli 2009, in deze zaak onder rolnummer 1018897 DX EXPL 09-20 gewezen tussen haar als eiseres en geïntimeerde, [geïntimeerde], als gedaagde.
Ter rolle van 8 december 2009 is aan [geïntimeerde] verstek verleend.
Vervolgens heeft Varde bij memorie van grieven zes grieven tegen het vonnis van 15 juli 2009 (verder: het bestreden vonnis) aangevoerd, producties in het geding gebracht, bewijs aangeboden en geconcludeerd, zakelijk weergegeven, dat het hof (het vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage van 7 april 2009, hetgeen het hof opvat als een kennelijke verschrijving en verstaat als) het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog, (naar het hof verstaat gezien het petitum zoals geformuleerd in de dagvaarding in hoger beroep) bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van Varde zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.
Ten slotte heeft Varde arrest gevraagd.
2. De feiten
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder “Feiten en omstandigheden” onder 1.1 tot en met 1.9 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Over de juistheid van die feiten bestaat geen geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
3. Beoordeling
3.1
(i) Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V en Legio-Lease (hierna: Labouchere en Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
- (ii)
[geïntimeerde] heeft effectenleaseovereenkomsten (hierna ook: de overeenkomsten) met contractnummers [nummer] en [nummer] ondertekend waarop [geïntimeerde] als lessee staat vermeld en Dexia als wederpartij.
- (iii)
Op 6 maart 2003 heeft [geïntimeerde] een "Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod" (hierna: het aanmeldingsformulier) ondertekend. Door ondertekening van het aanmeldingsformulier is [geïntimeerde] de Overeenkomst Dexia Aanbod aangegaan. In de Overeenkomst Dexia Aanbod is onder meer bepaald dat [geïntimeerde] na de reguliere looptijd van de effectenleaseovereenkomsten kon kiezen tussen de verkoop van de effecten, de overname van de effecten of verlenging van de effectenleaseovereenkomsten. [geïntimeerde] diende zijn keuze kenbaar te maken op een door Dexia opgesteld keuzeformulier teneinde die vervolgens naar Dexia te verzenden.
- (iv)
Op het keuzeformulier dat [geïntimeerde] op 7 maart 2003 heeft ondertekend, heeft hij de volgende keuzemogelijkheid aangekruist:
Keuze 3: Verlengen van de effectenleaseovereenkomst
Ik wil mijn WinstVerDriedubbelaar met contractnummer [nummer] verlengen voor een periode van minimaal één en maximaal drie jaar.
(…)
Binnen vijf dagen na 11 april 2003 stuurt Dexia mij de verlengingsovereenkomst in tweevoud ter ondertekening. Na akkoord stuur ik het voor Dexia bestemde exemplaar binnen 30 dagen ondertekend retour. Indien Dexia deze overeenkomst niet ondertekend retour heeft ontvangen binnen de gestelde termijn, zal Dexia alsnog de onderliggende effecten tegen de dan geldende koersen verkopen.
- (v)
Na verloop van de oorspronkelijk overeengekomen looptijd is de overeenkomst met contractnummer [nummer]op 11 april 2003 en de overeenkomst met contractnummer [nummer] op 17 oktober 2003 geëindigd en heeft Dexia de effecten verkocht. De restschuld bedroeg toen voor de overeenkomst met contractnummer [nummer] € 6.691,53 en voor de overeenkomst met contractnummer [nummer] € 6.446,05. [geïntimeerde] heeft de restschulden onbetaald gelaten.
- (vi)
In de Overeenkomst Dexia Aanbod is verder, voor zover hier van belang, bepaald ([geïntimeerde] wordt in de overeenkomst aangeduid als 'Deelnemer'):
Artikel l.3 Keuze hij afloop
- 1.3.1.
Ongeveer zes weken voor de Afloopdatum zendt Dexia aan Deelnemer het Keuzeformulier.
(…)
- 1.3.3.
Indien Dexia het Keuzeformulier niet tijdig en/of onvolledig ingevuld en/of incorrect ingevuld en/of niet (volledig)ondertekend heeft ontvangen, dan zal Dexia op de Afloopdatum overgaan tot verkoop van de Effecten. (…)
- (vii)
Bij beschikking van 25 januari 2007 (LJN: AZ7033) heeft het hof de op 8 mei 2006 door Dexia en enige andere belangenorganisaties gesloten overeenkomst (hierna: de WCAM-overeenkomst, in de processtukken overigens ook de Duisenbergregeling genoemd), algemeen verbindend verklaard. Daarmee gold deze overeenkomst als een vaststellings-overeenkomst als bedoeld in artikel 7:907 BW tussen Dexia en de kring der gerechtigden als daarin omschreven. De WCAM-overeenkomst bepaalt op welke manier effectenlease-overeenkomsten tussen Dexia en deze gerechtigden behoren te worden afgewikkeld. Volgens artikel 2.2 onder f. van de WCAM-overeenkomst behoren personen die het Dexia Aanbod hebben geaccepteerd niet tot de gerechtigden.
- (viii)
[geïntimeerde] kon zich vóór 31 juli 2007 door middel van een schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 BW (een zogenaamde opt-outverklaring) bevrijden van de gevolgen van de verbindendverklaring.
- (ix)
[geïntimeerde] heeft op 9 juli 2007 een opt-outverklaring ingediend. Bij brief van 24 juli 2007 heeft Dexia aan [geïntimeerde] kenbaar gemaakt dat hij door het ondertekenen van de Overeenkomst Dexia Aanbod niet behoort tot de kring der gerechtigden zoals bedoeld in de WCAM-overeenkomst.
- (x)
Varde heeft bij brief van 10 januari 2008 aan [geïntimeerde] meegedeeld dat Dexia de in deze procedure door Varde ingestelde vordering heeft gecedeerd aan Varde.
3.2
Varde heeft in eerste aanleg betaling gevorderd van € 13.137,57 te vermeerderen met de wettelijke rente. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen.
3.3
Met grief I bestrijdt Varde het oordeel van de kantonrechter dat Dexia op grond van de Overeenkomst Dexia Aanbod verplicht was om [geïntimeerde] in staat te stellen een keuze te maken uit de in die overeenkomst opgenomen mogelijkheden, waaronder de mogelijkheid tot verlenging. De grief faalt. Uit hetgeen de kantonrechter heeft overwogen volgt –anders dan Varde betoogt – niet dat Dexia op grond van de overeenkomst Dexia aanbod tot meer was verplicht dan het toezenden van een keuzeformulier aan [geïntimeerde].
3.4
Met de grieven II tot en met VI komt Varde op tegen de beslissingen van de kantonrechter (i) dat Dexia is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst Dexia aanbod, (ii) dat het beroep van [geïntimeerde] op ontbinding van de Overeenkomst Dexia Aanbod slaagt en (iii) dat de vordering voor zover gegrond op de WCAM-overeenkomst (Duisenbergregeling) dient te worden afgewezen. Varde bestrijdt dat oordeel met de stelling dat Dexia het keuzeformulier van [geïntimeerde] niet heeft ontvangen en dat zij derhalve terecht overeenkomstig de Overeenkomst Dexia Aanbod tot verkoop is overgegaan.
3.5
Het hof stelt bij de beoordeling van deze grieven voorop dat hier sprake is van twee effectenleaseovereenkomsten, met respectievelijk contractnummers [nummer] en [nummer].
Inzake de overeenkomst met contractnummer [nummer]
3.6
[geïntimeerde] heeft de vordering uit hoofde van de leaseovereenkomst met contractnummer [nummer] betwist met een beroep op ontbinding van de Overeenkomst Dexia Aanbod wegens een tekortkoming van Dexia. Deze tekortkoming heeft volgens [geïntimeerde] daarin bestaan dat Dexia de effecten heeft verkocht in plaats van tot verlenging van de leaseovereenkomst over te gaan. Door [geïntimeerde] is in eerste aanleg gesteld dat hij op een keuzeformulier dat zag op de overeenkomst met contractnummer [nummer] de keuze voor verlenging heeft ingevuld en dat formulier aan Dexia heeft toegezonden. Varde heeft de ontvangst van dat formulier door Dexia ontkend en betwist dat [geïntimeerde] dat formulier aan Dexia heeft toegezonden. Daarbij heeft Varde aangevoerd dat Dexia een zorgvuldig systeem hanteerde waarbij ieder ontvangen poststuk werd gestempeld en ingescand en het formulier van [geïntimeerde] bij ontvangst geregistreerd zou zijn in het klanteninformatiesysteem van Dexia, terwijl het formulier van [geïntimeerde] niet kan worden teruggevonden, zodat het er voor moet worden gehouden dat Dexia het formulier niet heeft ontvangen. [geïntimeerde] heeft zijn stelling dat hij het formulier op 7 maart 2003 heeft toegezonden nader onderbouwd met een beroep op een brief van Dexia van 13 maart 2003 (productie 25 in eerste aanleg) waarmee de ontvangst van het keuzeformulier zou zijn bevestigd. In die brief van Dexia van 13 maart 2003 is een bevestiging van de ontvangst van het keuzeformulier evenwel niet te lezen. Met genoemde brief heeft Dexia uitsluitend de ontvangst bevestigd van het aanmeldingsformulier Dexia aanbod.
3.7
In het licht van de gemotiveerde betwisting door Varde dat [geïntimeerde] het formulier heeft toegezonden en dat Dexia het formulier heeft ontvangen, had het op de weg van [geïntimeerde] gelegen zijn stellingen nader toe te lichten. Dat hij dit niet heeft gedaan en in hoger beroep er voor heeft gekozen om niet te verschijnen komt voor zijn rekening. Bij gebreke van die nadere toelichting is niet komen vast te staan dat hij het formulier heeft ingevuld en toegezonden, zodat evenmin is komen vast te staan dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van de door [geïntimeerde] gestelde keuze voor verlenging. Wat betreft deze overeenkomst slaagt het (bij wege van verweer gedane) beroep van [geïntimeerde] op ontbinding van de Overeenkomst Dexia Aanbod dan ook niet.
Inzake de overeenkomst met contractnummer [nummer]
3.8
Door [geïntimeerde] is niet gesteld dat hij (ook) een keuzeformulier dat zag op de effectenleaseovereenkomst met contractnummer [nummer] heeft ingevuld en toegezonden. Daaruit volgt dat hij niet heeft gekozen voor verlenging van deze overeenkomst, en Dexia derhalve geen tekortkoming kan worden verweten door de effecten, overeenkomstig artikel 1.3.3 van de Overeenkomst Dexia Aanbod, na afloop van deze overeenkomst te verkopen. Ook wat betreft deze overeenkomst slaagt het (bij wege van verweer gedane) beroep van [geïntimeerde] op ontbinding van de Overeenkomst Dexia Aanbod derhalve niet.
Inzake de beide overeenkomsten
3.9
Het hof verwerpt ook overigens om de navolgende redenen de door [geïntimeerde] in eerste aanleg opgeworpen weren.
3.10
De stelling van [geïntimeerde] dat Dexia haar vorderingen niet rechtsgeldig aan Varde heeft overgedragen omdat Varde (een uittreksel van) de akte van cessie niet aan [geïntimeerde] ter hand heeft gesteld, miskent dat het ter hand stellen van de akte (dan wel een uittreksel daarvan) geen voorwaarde is voor een geldige cessie. Deze stelling faalt dan ook.
3.11
Ook de stelling van [geïntimeerde] dat hij niet gebonden is aan de Overeenkomst Dexia Aanbod met een beroep op dwaling, misbruik van omstandigheden, bedrog en onredelijk bezwarend standaardbeding, verwerpt het hof op de gronden zoals door het hof gegeven in zijn arrest van 14 oktober 2008 (LJN BF8807). [geïntimeerde] heeft geen omstandigheden gesteld die in dit geval tot een ander oordeel dwingen. [geïntimeerde] heeft evenmin feiten of omstandigheden gesteld die meebrengen dat het beroep van Varde op de Overeenkomst Dexia Aanbod op onaanvaardbare wijze in strijd komt met de redelijkheid en billijkheid. Voorts heeft de kantonrechter op goede gronden, die het overneemt en tot de zijne maakt, geoordeeld dat Dexia bij de totstandkoming van de Overeenkomst Dexia Aanbod geen precontractuele zorgplichten heeft geschonden. Het beroep op voortbouwende overeenkomst faalt, omdat met het karakter van de Overeenkomst Dexia Aanbod als vaststellingsovereenkomst niet verenigbaar is dat die door [geïntimeerde] kan worden aangetast vanwege eventuele gebreken in de onderliggende effectenleaseovereenkomsten die de Overeenkomst Dexia Aanbod juist beoogde te ondervangen. De stelling van [geïntimeerde] dat de Overeenkomst Dexia Aanbod niet van toepassing is op de door hem met Dexia gesloten effectenleaseovereenkomsten omdat de Overeenkomst Dexia Aanbod niet zag op huurkoop, terwijl de effectenleaseovereenkomsten huurkoop betreffen, faalt omdat de Overeenkomst Dexia Aanbod juist ter regeling van onder meer het geschil op dit punt is aangegaan.
3.12
Voor het overige heeft [geïntimeerde] zijn stellingen gericht tegen de toepasselijkheid van de Overeenkomst Dexia Aanbod onvoldoende toegelicht, zodat het hof daaraan voorbij gaat.
3.13
Grief VI, voor zover die zich richt tegen het oordeel van de kantonrechter dat de WCAM-overeenkomst in deze zaak toepassing mist, verstaat het hof als voorwaardelijk opgeworpen, namelijk voor het geval het hof het beroep van [geïntimeerde] op ontbinding van de Overeenkomst Dexia Aanbod gegrond zou oordelen. Nu, zoals uit het voorgaande volgt, het hof niet tot dat oordeel komt, behoeft deze grief in zoverre geen behandeling.
3.14
Uit het voorgaande volgt dat [geïntimeerde] gebonden is aan de Overeenkomst Dexia Aanbod. Nu [geïntimeerde] in artikel 5.1.2 van de Overeenkomst Dexia Aanbod afstand heeft gedaan van alle door hem gepretendeerde rechten uit hoofde van de twee leaseovereenkomsten, is hij gehouden om aan Varde te betalen hetgeen hij uit hoofde van die twee overeenkomsten verschuldigd is, in totaal € 14.038,12, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2008. De gevorderde buitengerechtelijke kosten, die [geïntimeerde] gemotiveerd heeft betwist, worden afgewezen. De gegeven toelichting bevat een ontoereikend aanknopingspunt voor het oordeel dat de gemaakte kosten niet moeten worden gerekend tot de proceskosten.
3.15
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat grief I faalt, maar dat de grieven II tot en met VI succes hebben. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd. Als de in het ongelijk gestelde partij moet [geïntimeerde] de kosten van beide instanties dragen.
4. Beslissing
Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Varde van € 14.038,12 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2008 tot aan de voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de zijde van Varde gevallen, op € 289,71 aan verschotten en € 600,- voor salaris advocaat in eerste aanleg, en in hoger beroep op € 354,98 aan verschotten en € 894,- voor salaris advocaat;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M. Polak, M.P. van Achterberg en D.J. Oranje en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 8 november 2011.