Rb. Amsterdam, 15-07-2009, nr. XXX
ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ3330, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
15-07-2009
- Zaaknummer
XXX
- LJN
BJ3330
- Vakgebied(en)
Financiële dienstverlening (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ3330, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 15‑07‑2009; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2011:BV0054, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
Uitspraak 15‑07‑2009
Inhoudsindicatie
Varde-zaak, effectenlease, Duisenbergregeling, Overeenkomst Dexia-aanbod. Vorderingen door Dexia gecedeerd aan Varde. Beroep van afnemer op ontbinding Overeenkomst Dexia-aanbod wegens tekortschieten in de nakoming door Dexia gehonoreerd. De daarop gebaseerde vordering van Varde daarom afgewezen. Omdat Overeenkomst Dexia-aanbod wel tot stand is gekomen behoort afnemer niet tot de gerechtigden van de Duisenbergregeling, zodat de daarop gebaseerde vordering van Varde eveneens is afgewezen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 1018897 DX EXPL 09-20
Vonnis van: 15 juli 2009
F.no.: 438
Vonnis van de kantonrechter
i n z a k e
de vennootschap naar Iers recht VARDE INVESTMENTS (IRELAND) LIMITED,
gevestigd te Dublin (Ierland),
eiser,
nader te noemen Varde,
gemachtigde: dw. P. Swier,
t e g e n
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
nader te noemen [gedaagde],
gemachtigde: mr. N. Boerman-Bove.
De procedure
De volgende processtukken zijn ingediend:
- -
de dagvaarding van 24 juli 2008, met producties;
- -
de conclusie van antwoord, waarin een tegenvordering werd geformuleerd, met producties;
Bij tussenvonnis van 11 februari 2009 is bepaald dat schriftelijk wordt voortgeprocedeerd. Vervolgens zijn ingediend:
- -
de conclusie van repliek in conventie en antwoord in reconventie, met producties;
- -
de conclusie van dupliek in reconventie.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing
- 1.
Feiten en omstandigheden
- 1.1.
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V en Legio-Lease (hierna: Labouchere en Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
- 1.2.
[gedaagde] heeft effectenlease-overeenkomsten (hierna: de overeenkomsten) met de contractnummers [nr1] en [nr2] ondertekend waarop [gedaagde] als lessee stond vermeld en respectievelijk Legio-Lease en Labouchere als wederpartij.
- 1.3.
Op 6 maart 2003 heeft [gedaagde] het “Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod” (hierna: het aanmeldingsformulier) ondertekend. Door ondertekening van het aanmeldingsformulier is [gedaagde] de Overeenkomst Dexia Aanbod aangegaan. In deze overeenkomst is onder meer bepaald dat [gedaagde] na de reguliere looptijd van de overeenkomst kon kiezen tussen de verkoop van de effecten, de overname van de effecten of verlenging van de overeenkomst. [gedaagde] diende zijn keuze kenbaar te maken op een door Dexia opgesteld keuzeformulier (hierna: het keuzeformulier) om het keuzeformulier vervolgens naar Dexia te verzenden.
- 1.4.
[gedaagde] heeft het keuzeformulier op 7 maart 2003 ondertekend. Op dit formulier heeft hij de volgende keuzemogelijkheid aangekruist:
Keuze 3: Verlengen van de effectenlease-overeenkomst
Ik wil mijn WinstVerDriedubbelaar met contractnummer [nr1] verlengen voor een periode van minimaal één en maximaal drie jaar.
(…)
Binnen vijf dagen na 11 april 2003 stuurt Dexia mij de verlengingsovereenkomst in tweevoud ter ondertekening. Na akkoord stuur ik het voor Dexia bestemde exemplaar binnen 30 dagen ondertekend retour. Indien Dexia deze overeenkomst niet ondertekend retour heeft ontvangen binnen de gestelde termijn, zal Dexia alsnog de onderliggende effecten tegen de dan geldende koersen verkopen.
- 1.5.
Na verloop van de oorspronkelijk overeengekomen looptijd is de overeenkomst met
contractnummer [nr1] op 11 april 2003 en de overeenkomst met contractnummer [nr2] op 17 oktober 2003 geëindigd en heeft Dexia de effecten verkocht. De restschuld bedroeg toen voor de overeenkomst met contractnummer [nr1] € 6.691,53 en voor de overeenkomst met contractnummer [nr2] € 6.446,05. [gedaagde] heeft de restschulden ontbetaald gelaten.
- 1.6.
In de Overeenkomst Dexia Aanbod is verder bepaald ([gedaagde] wordt in de
overeenkomst aangeduid als ‘Deelnemer’):
(…)
Artikel 1.3 Keuze bij afloop
Artikel 1.3.3. Indien Dexia het Keuzeformulier niet tijdig en/of onvolledig ingevuld en/of incorrect ingevuld en/of niet (volledig) heeft ontvangen, dan zal Dexia op de afloopdatum overgaan tot verkoop van de effecten.
(…)
Artikel 5 Verklaringen van Deelnemer en afstand van recht
Artikel 5.1 Verklaringen van Deelnemer
5.1.1. Deelnemer verklaart dat hij een eventueel door of namens hem tegen Dexia (…) gerichte klacht die betrekking heeft op, of verband houdt met, die effectenlease-overeenkomst(en) intrekt of doet intrekken.
5.1.2. Deelnemer verklaart dat hij terzake van de DA-Effectenlease-overeenkomst(en) en/of de NDA-Effectenlease-overeenkomst(en) afstand doet van alle door of namens hem of te zijnen behoeve door derden jegens Dexia (…) gepretendeerde rechten (met inbegrip van maar niet beperkt tot enig recht op schade-vergoeding of vernietiging) uit hoofde van of verband houdende met die effectenlease-overeenkomst(en) (…).
(…)
Artikel 6.4 Geen ontbinding en vernietiging; partiele nietigheid; conversie
Deelnemer, en voor zover van toepassing, de Betrokken Partij, doet respectievelijk afstand van zijn respectievelijk hun recht deze overeenkomst te ontbinden en/of te vernietigen op grond dat, naar achteraf mocht blijken, één der partijen niet een juiste voorstelling van zaken had met betrekking tot feiten en/of omstedigheden (waaronder begrepen, maar niet beperkt tot, de uitkomst van eventuele juridische procedures met betrekking tot effectenlease waarbij Dexia al dan niet partij) die voor één en/of beide partij(en) voor het aangaan van deze overeenkomst van belang zijn geweest.
(…)
- 1.6.
Bij beschikking van 25 januari 2007 (LJN: AZ7033) heeft het
Gerechtshof te Amsterdam de op 8 mei 2006 door Dexia en enige andere belangenorganisaties gesloten overeenkomst (hierna: de WCAM-overeenkomst, in de processtukken overigens ook wel Duisenbergregeling genoemd), algemeen verbindend verklaard. Daarmee gold deze overeenkomst als een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:907 BW tussen Dexia en de kring der gerechtigden als daarin omschreven. De WCAM-overeenkomst bepaalt op welke manier effectenlease-overeenkomsten tussen Dexia en deze gerechtigden behoren te worden afgewikkeld. Volgens artikel 2.2 onder f. van de WCAM-overeenkomst behoren personen die het Dexia Aanbod hebben geaccepteerd niet tot de gerechtigden.
- 1.7.
[gedaagde] kon zich vóór 31 juli 2007 door middel van een schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 BW (een zogenaamde opt-outverklaring) bevrijden van de gevolgen van de verbindendverklaring.
- 1.8.
[gedaagde] heeft op 9 juli 2007 een opt-outverklaring ingediend. Bij brief van 24 juli 2007 heeft Dexia aan [gedaagde] kenbaar gemaakt dat hij door het ondertekening van de Overeenkomst Dexia Aanbod niet behoort tot de kring der gerechtigde zoals bedoeld in de WCAM-overeenkomst.
- 1.9.
Varde heeft bij brief van 10 januari 2008 aan [gedaagde] medegedeeld dat Dexia de
in deze procedure door Varde ingestelde vordering heeft gecedeerd aan Varde.
- 2.
Vordering
- 2.1.
Varde vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 16.008,75 te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 13.137,57 vanaf 10 januari 2008 tot de dag der algehele voldoening alsook [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder salaris van de gemachtigde en nakosten.
- 2.2.
Daaraan legt zij - kort zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag. Door de
ondertekening van het Dexia Aanbod door [gedaagde] is een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen, waaraan [gedaagde] gebonden is. De Overeenkomst Dexia Aanbod is niet tot stand gekomen als gevolg van dwaling, bedrog, misleiding en/of onjuiste informatie en bevat geen onredelijk bezwarende bedingen. [gedaagde] is op grond van de Overeenkomst Dexia Aanbod aan Dexia het bedrag van de bovengenoemde hoofdsom verschuldigd. Deze vordering is door Dexia gecedeerd aan Varde. Ondanks aanmaning en sommatie heeft [gedaagde] niet betaald, waardoor [gedaagde] tevens aansprakelijk is voor de kosten van de buitengerechtelijke incassowerkzaamheden en de rente.
- 2.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt
hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3 Beoordeling
- 3.1.
De kantonrechter gaat er bij de beoordeling vanuit dat [gedaagde] niet heeft bedoeld een vordering tegen Varde in te stellen. Door Varde is bij repliek (onder meer) gesteld dat een eventuele vordering als mogelijk geformuleerd bij antwoord jegens haar niet toewijsbaar zal zijn, nu zij geen partij bij de effectenlease-overeenkomsten of bij de vaststellings-overeenkomsten is. [gedaagde] is hierop bij dupliek niet meer op terug gekomen. Hetgeen [gedaagde] in dit kader heeft gesteld zal worden beschouwd en behandeld als zijnde een verweer tegen de vordering van Varde.
Rechtsgeldigheid cessie
- 3.2.
[gedaagde] heeft gesteld Varde te hebben verzocht het uittreksel van de akte van
cessie aan hem ter hand te stellen. Ondanks herhaaldelijke verzoeken heeft Varde dit nagelaten. Voor zover [gedaagde] met haar stellingen bedoelt dat Dexia de vorderingen op [gedaagde] niet rechtsgeldig aan Varde heeft geleverd, dient het verweer te falen. Het verstrekken van het uittreksel is immers geen voorwaarde voor geldigheid van de overdracht (artikel 3:94 lid 3 BW). Nu [gedaagde] de cessie van de vordering zelf niet betwist, is voldoende vast komen te staan dat Dexia haar vorderingen op [gedaagde] uit hoofde van de Overeenkomst Dexia Aanbod rechtsgeldig heeft geleverd aan Varde.
De Overeenkomst Dexia Aanbod
- 3.3.
Hetgeen door [gedaagde] is aangevoerd ter onderbouwing van de stelling dat [gedaagde] niet is gebonden aan zijn instemming met het Dexia Aanbod (dwaling, misbruik van omstandigheden, bedrog, voortbouwende overeenkomst, onredelijk bezwarend standaardbeding) wordt verworpen. Voor de gronden daarvoor wordt verwezen naar hetgeen dienaangaande is overwogen in het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 14 oktober 2008 (LJN: BF8807), in het bijzonder de rechtsoverwegingen 4.13 tot en met 4.26. De kantonrechter neemt het daarin gelegde oordeel over. [gedaagde] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat de Overeenkomst Dexia Aanbod in strijd is met dwingendrechtelijke regels of waaruit blijkt dat een beroep op de bepalingen van die overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. [gedaagde] is derhalve gebonden aan de Overeenkomst Dexia Aanbod.
- 3.4.
Voor zover [gedaagde] heeft bedoeld te stellen dat hij niet gebonden is aan de aan
de Overeenkomst Dexia Aanbod omdat Dexia bij de totstandkoming daarvan haar zorgplichten (voortvloeiende uit de precontractueel geldende normen en maatstaven) heeft geschonden, wordt die stelling eveneens verworpen. Er is sprake van een overeenkomst met een – voor [gedaagde] reeds bij het voorstel daartoe kenbare – bijzondere aard, te weten een vaststellingsovereenkomst. Daarbij heeft [gedaagde] afstand van zijn rechten gedaan in ruil voor bepaalde voordelen (althans gunstiger voorwaarden) die voordien niet golden. Deze bijzondere aard brengt met zich dat [gedaagde] zich er in het bijzonder van bewust behoorde te zijn dat partijen verschillende opvattingen hadden omtrent de rechten en risico’s van de onderliggende effectenlease-overeenkomsten en dat het aanbod tot het aangaan van een dergelijke vaststellingsovereenkomst derhalve kritisch diende te worden beoordeeld. Voor zover [gedaagde] dit laatste heeft nagelaten kan dit niet aan Dexia en daarmee evenmin aan Varde worden tegengeworpen.
- 3.5.
Voor zover [gedaagde] heeft bedoeld te stellen dat de Overeenkomst Dexia Aanbod
is te beschouwen als een voortbouwende overeenkomst, welke op grond van artikel 6:229 BW vernietigbaar is wegens (ver)nietig(baar)heid van de onderliggende effectenlease-overeenkomsten, oordeelt de kantonrechter als volgt. De Overeenkomst Dexia Aanbod dient te worden gekwalificeerd als een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:900 BW. De strekking daarvan is dat partijen in het onzekere verkeren omtrent de relevante feiten en rechtsvragen en dat zij ter voorkoming van een rechtsgeding daarover hun rechtsverhouding nader willen regelen en bindend willen vaststellen. Daarmee is niet verenigbaar dat na het sluiten van die vaststellingsovereenkomst eventueel mogelijk gebleken juridische acties van een partij gericht tegen de onderliggende effectenlease-overeenkomsten die vaststellingsovereenkomst haar kracht ontnemen (vgl. HR 15 november 1985, LJN: AC4400). Dit brengt met zich dat een mogelijke nietigheid van de effectenlease-overeenkomst(en) – wat daar ook van zij – niet afdoet aan het feit dat [gedaagde] gebonden is aan de Overeenkomst Dexia Aanbod.
- 3.6.
De stelling van [gedaagde] dat hij niet gebonden is aan de Overeenkomst Dexia Aanbod omdat deze betrekking heeft op lease, dat (volgens de Dikke Van Dale) een ander begrip is dan huurkoop, terwijl de door hem met Dexia (oorspronkelijk) gesloten overeenkomsten huurkoop betreffen, wordt niet gevolgd. De Overeenkomst Dexia Aanbod was juist een vaststellingsovereenkomst ter regeling van het geschil omtrent de vraag of de effectenlease-overeenkomsten konden worden aangemerkt als huurkoop of niet.
- 3.7.
[gedaagde] heeft gesteld dat Dexia is tekortgeschoten in de nakoming van de
Overeenkomst Dexia Aanbod. In plaats van de door [gedaagde] gewenste verlening van de overeenkomsten heeft zij de overeenkomsten beëindigd en de effecten verkocht. De kantonrechter stelt vast dat de Overeenkomst Dexia Aanbod zowel voor [gedaagde] als voor Dexia rechten en plichten met zich brengt. Op grond van die overeenkomst was Dexia verplicht om [gedaagde] in staat te stellen een keuze te maken uit de in de overeenkomst opgenomen mogelijkheden, waaronder de mogelijkheid tot verlengen.
- 3.8.
[gedaagde] stelt deze mogelijkheid niet te hebben gehad doordat Dexia, ondanks zijn keuze voor verlening, de overeenkomsten heeft beëindigd en de effecten heeft verkocht. Varde betwist de stelling van [gedaagde]. Volgens Varde heeft [gedaagde] weliswaar het aanmeldingsformulier ondertekend geretourneerd, maar het keuzeformulier is niet door Dexia ontvangen. De kantonrechter stelt voorop dat de partij, die in rechte een beroep doet op een aan de wederpartij verzonden formulier, zal moeten aantonen dat deze door de wederpartij is ontvangen. De ontvangst door de wederpartij kan onder meer worden aangetoond door een bericht van ontvangst bij verzenden van aangetekend schrijven. In het onderhavige geval heeft Dexia [gedaagde] echter geïnstrueerd om het ondertekende keuzeformulier in de bij het keuzeformulier gesloten retourenvelop te verzenden. Onder deze omstandigheden kan van [gedaagde] niet worden verwacht dat hij kan aantonen dat hij het keuzeformulier naar Dexia heeft gestuurd. Daarbij komt dat indien Dexia, zoals Varde stelt, het keuzeformulier niet tezamen met (dan wel kort na) het aanmeldingsformulier zou hebben ontvangen, het onder deze omstandigheden op de weg van Dexia had gelegen om bij [gedaagde] naar zijn keuze te informeren.
- 3.9.
Varde heeft niet gesteld op welke wijze Dexia anderszins aan haar verplichtingen voortvloeiende uit de Overeenkomst Dexia Aanbod zou hebben voldaan. Gelet op het voorgaande moet er daarom van worden uitgegaan dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de Overeenkomst Dexia Aanbod. Op die grond heeft [gedaagde] in de onderhavige procedure een beroep gedaan op de ontbinding van die overeenkomst. Dit kan in de onderhavige procedure worden aangemerkt als een verweer tegen de vordering van Varde. In deze procedure komen aan [gedaagde] dezelfde weren toe als hij zou hebben indien de vordering door Dexia was ingesteld. Na de verkoop van de effecten door Dexia in 2003 was nakoming van haar verplichtingen uit de Overeenkomst Dexia Aanbod in de door [gedaagde] gekozen zin blijvend onmogelijk geworden. [gedaagde] was daardoor in beginsel bevoegd tot ontbinding. Varde heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat de tekortkoming van Dexia de ontbinding van de Overeenkomst Dexia Aanbod niet rechtvaardigt. Dat betekent dat het beroep van [gedaagde] op ontbinding van de Overeenkomst Dexia Aanbod slaagt.
De WCAM-overeenkomst
- 3.10.
Anders dan Varde (kennelijk) stelt brengt het feit dat haar vordering (eventueel) niet toewijsbaar is op grond van de Overeenkomst Dexia Aanbod niet met zich dat de vordering wel toewijsbaar is krachtens de Duisenbergregeling. In artikel 2.2 onder f van de WCAM-overeenkomst is bepaald dat géén gerechtigde in de zin van de WCAM-overeenkomst is degene die een effectenlease-overeenkomst is aangegaan die onderwerp is van een met Dexia ‘gesloten’ minnelijke regeling, zoals bij acceptatie van het Dexia-aanbod. Bij de uitleg van deze bepaling is van belang dat de afnemer niet betrokken is geweest bij de totstandkoming daarvan. Deze afnemer is voor zijn informatie (bijvoorbeeld over de vraag of hij zonder opt-out verklaring ‘gerechtigde’ is) afhankelijk van de tekst van de overeenkomst en van de – voor hem kenbare – toelichtingen en berichten (zoals die van Dexia naar aanleiding van de WCAM-beschikking). In zoverre is de situatie bij de WCAM-overeenkomst analoog aan die bij de uitleg van een CAO. De kantonrechter zal daarom de algemeen verbindend verklaarde WCAM-overeenkomst uitleggen volgens dezelfde maatstaf als de Hoge Raad heeft ontwikkeld voor de uitleg van een CAO (vgl. HR 20 februari 2004, JAR 2004, 83 en HR 25 juni 2004, JAR 2004,169). Uitgangspunt is daarom dat de WCAM-overeenkomst dient te worden uitgelegd naar objectieve maatstaven, waarbij onder meer acht kan worden geslagen op de elders in de WCAM-overeenkomst gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden en waarbij ook de bewoordingen van de toelichtingen en publicaties naar aanleiding van de WCAM-beschikking van het Hof moeten worden betrokken. In de door het Hof bevolen advertentie in de dagbladen van 31 januari 2007 staat niets waaruit kan worden begrepen wie gerechtigden zijn en wie niet, daarin wordt slechts verwezen naar de tekst van de WCAM-overeenkomst. Daarin wordt (bij artikel 2.2 onder f) niet geëist dat (de vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen door acceptatie van) het Dexia-aanbod nog bestaat (bij of na de verbindendverklaring van de WCAM) dan wel nog kan worden uitgevoerd. Deze overeenkomst moet slechts ‘gesloten’ zijn, hetgeen – ongeacht een eventuele vernietiging nadien – hier het geval is. Deze redenering vindt steun in de hoofdregel van de WCAM-overeenkomst dat gerechtigden degenen zijn die een effectenlease-overeenkomst met Dexia zijn ‘aangegaan’ (art. 2.1). Deze regel geldt óók in het geval thans kan worden geoordeeld dat die effectenlease-overeenkomst vóór de totstandkoming of verbindendverklaring van de WCAM-overeenkomst rechtsgeldig met een beroep op 1:88 en 1:89 BW is vernietigd. Van belang is niet of de overeenkomst nog bestaat, maar of zij ooit heeft bestaan. Er is geen reden om artikel 2.2 onder f anders uit te leggen dan artikel 2.1, zodat ook daar het feit dat het Dexia Aanbod is geaccepteerd voldoende is om eerstgenoemd artikel van toepassing te laten zijn. Tenslotte komt deze uitleg ook overeen met de mededeling die de kantonrechter aantrof op de voor een ieder toegankelijke website van Dexia (onder ‘Duisenbergregeling’/’de regeling in het kort’/Cliënten die het Dexia Aanbod wel hebben aanvaard’), inhoudende: ’Cliënten die het Dexia Aanbod hebben geaccepteerd, hebben reeds een schikking met Dexia getroffen. Een onderdeel van deze schikking is dat zij afstand van recht hebben gedaan. De regeling die deze cliënten met Dexia hebben getroffen, is definitief. Zij konden dus geen opt-out verklaring indienen. (…)’ Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat Dexia eenzelfde standpunt heeft ingenomen in haar onder 1.8 bedoelde brief aan [gedaagde]. Een redelijke uitleg met toepassing van bovenbedoelde maatstaven brengt derhalve met zich dat een Afnemer die een Overeenkomst Dexia Aanbod is aangegaan nadien niet meer gerechtigde kan zijn als bedoeld in de WCAM-overeenkomst en de vordering voor zover gebaseerd op de Duisenbergregeling dient te worden afgewezen.
Overig
- 3.11.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van Varde als zijnde gebaseerd op de Overeenkomst Dexia Aanbod en op de WCAM-overeenkomst niet toewijsbaar zijn. De overige stellingen van partijen behoeven gelet op het vorenstaande geen verdere bespreking meer.
- 3.12.
Gelet op de uitkomst van de procedure dient Varde te worden veroordeeld in de kosten van het geding. De gevorderde proceskosten worden toegewezen conform het gebruikelijke liquidatietarief.
Beslissing
De kantonrechter:
- I.
wijst de vordering af;
- II.
veroordeelt Varde in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gedaagde] gevallen, tot op heden begroot op € 600,00 een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw;
- III.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- IV.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juli 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter