NJB 2022/186:Termijnoverschrijding cassatieberoep in een geval waarin de dagvaarding in hoger beroep aan de verdachte in persoon is uitgereikt maar de verdachte als gevolg van Covid-19 niet heeft getekend voor ontvangst: in art. 432 lid 1, aanhef en onder a, Sv is bepaald dat het cassatieberoep moet worden ingesteld binnen veertien dagen na de einduitspraak als de dagvaarding of oproeping om op de terechtzitting te verschijnen of de aanzegging of oproeping voor de nadere terechtzitting aan de verdachte in persoon is gedaan of betekend (uitgereikt). De Hoge Raad oordeelt dat de dagvaarding in hoger beroep overeenkomstig art. 36e lid 1, aanhef en onder b, Sv, jo art. 2 van de Regeling en de in de bijlage bij de Regeling opgenomen aanvulling op de akte van uitreiking aan de verdachte in persoon is betekend. Daarom had op grond van art. 432 lid 1, aanhef en onder a, Sv het cassatieberoep moeten worden ingesteld binnen veertien dagen na de einduitspraak van het hof. Nu dat niet is gebeurd, kan de Hoge Raad het cassatieberoep niet in behandeling nemen.