Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 36h [Akte van uitreiking]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
22-02-2017, Stb. 2017, 82 (uitgifte: 09-03-2017, kamerstukken: 34086)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2019, Stb. 2019, 507 (uitgifte: 24-12-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
1.
Van iedere uitreiking als bedoeld in artikel 36b, tweede lid, wordt een akte opgemaakt, waarin zijn vermeld:
- a.
de autoriteit van welke de gerechtelijke mededeling uitgaat;
- b.
het nummer van de gerechtelijke mededeling;
- c.
de persoon voor wie de gerechtelijke mededeling bestemd is;
- d.
de persoon aan wie de gerechtelijke mededeling is uitgereikt;
- e.
de plaats van uitreiking;
- f.
de dag en het uur van uitreiking.
2.
Wordt met de gerechtelijke mededeling gehandeld overeenkomstig de tweede volzin van artikel 36e, tweede lid, aanhef en onder b, dan vermeldt de akte de dag van aanbieding van het stuk aan het adres van degene voor wie het is bestemd.
3.
De akte wordt door hen die met de uitreiking zijn belast, ieder voor zover het zijn bevindingen en handelingen betreft, van die bevindingen en handelingen naar waarheid opgemaakt en ondertekend. Zo mogelijk wordt de identiteit van de persoon, bedoeld in het eerste lid, onder d, vastgesteld aan de hand van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
4.
De vastlegging in een proces-verbaal van de mondelinge mededeling, bedoeld in artikel 36b, vierde lid, vermeldt in elk geval de in het eerste lid bedoelde gegevens.
5.
Het model van de akte wordt bij ministeriële regeling vastgesteld. Hierbij kunnen in het belang van een goede uitvoering van dit artikel nadere voorschriften worden gegeven.