NJ 2012/276
Bopz-zaak; geen griffierecht verschuldigd. Hoorrecht art. 8 lid 1 Wet Bopz; onderzoeksplicht rechter; motiveringseisen.
HR 30-03-2012, ECLI:NL:PHR:2012:BV7679
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
30 maart 2012
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spapens, F.B. Bakels, C.A. Streefkerk, M.A. Loth
- Zaaknummer
12/00451
- Conclusie
A-G mr. F.F. Langemeijer
- LJN
BV7679
- JCDI
JCDI:ADS96705:1
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2012:BV7679, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 30‑03‑2012
ECLI:NL:PHR:2012:BV7679, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑03‑2012
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑01‑2012
- Wetingang
Essentie
Bopz-zaak; geen griffierecht verschuldigd. Hoorrecht art. 8 lid 1 Wet Bopz; onderzoeksplicht rechter; motiveringseisen.
Aangenomen mag worden dat het ontbreken van Bopz-zaken in de opsomming van zaken die van de heffing van griffierecht zijn vrijgesteld in de Wgbz en de Regeling griffierechten burgerlijke zaken, op een misslag berust en dat de ontheffing, waarvoor een klemmende grond bestaat omdat het gaat om procedures m.b.t. maatregelen die vrijheidsbeneming meebrengen, ook voor die zaken geldt.
Art. 8 Wet Bopz, hier ingevolge art. 49 lid 3 van overeenkomstige toepassing, houdt in dat de rechter, alvorens te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.