Regeling griffierechten burgerlijke zaken
Artikel 1 [Geen griffierecht]
Geldend
Geldend vanaf 26-07-2017
- Bronpublicatie:
11-07-2017, Stcrt. 2017, 42057 (uitgifte: 25-07-2017, regelingnummer: 2102027)
- Inwerkingtreding
26-07-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-07-2017, Stcrt. 2017, 42057 (uitgifte: 25-07-2017, regelingnummer: 2102027)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Geen griffierecht wordt geheven voor:
- a.
de benoeming of het ontslag van voogden en curatoren;
- b.
de bereidverklaring tot aanvaarding van de voogdij en de curatele;
- c.
bemoeiingen van de kantonrechter met het beheer van vermogen van minderjarigen en curandi welke voortvloeien uit de toepassing onderscheidenlijk overeenkomstige toepassing van Titel 14 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
- d.
bemoeiingen van de kantonrechter welke voortvloeien uit de toepassing van artikel 181 juncto 183 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;
- e.
benoemingen, welke voortvloeien uit de toepassing van de artikelen 212 en 250 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek; indien de bijzondere curator als bedoeld in deze artikelen een minderjarige in rechte vertegenwoordigt, wordt van hem evenmin griffierecht geheven;
- f.
de indiening van een verzoekschrift strekkende tot en in verband met de ondertoezichtstelling van minderjarigen alsmede strekkende tot en in verband met de beëindiging van het gezag of voogdij over minderjarigen;
- g.
de indiening van een verweerschrift in het kader van de behandeling van een verzoekschrift strekkende tot en in verband met de ondertoezichtstelling van minderjarigen alsmede strekkende tot en in verband met de beëindiging van het gezag of voogdij over minderjarigen;
- h.
- i.
- j.
de verklaringen bedoeld in de artikelen 191, eerste lid, en 193, eerste lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek en voor het in verband daarmee opmaken van de akte bedoeld in artikel 3 van het Besluit boedelregister, indien het inkomen van de betrokken erfgenaam blijkens een door deze over te leggen afschrift van het besluit tot toevoeging, bedoeld in artikel 29 van de Wet op de rechtsbijstand, of een verklaring van de Raad als bedoeld in artikel 1, onder b, van die wet waaruit blijkt dat het inkomen niet meer bedraagt dan de bedragen, bedoeld in artikel 2, eerste of tweede lid, van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand;
- k.
de indiening van verzoeken strekkende tot het verkrijgen van een machtiging van de kantonrechter onderscheidenlijk het doen van mededelingen of afleggen van verklaringen aan de kantonrechter ingevolge de artikelen 17 lid 3, 26 en 193 lid 1 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
- l.
de indiening van verzoekschriften als bedoeld in de artikelen 28 en 30 van de Maatregel teboekgestelde schepen 1992;
- m.
de indiening van een verzoek tot wijziging van een in een andere lidstaat gelaste beschermingsmaatregel, zoals bedoeld in artikel 5 van de Uitvoeringswet verordening wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken.
2.
Eveneens wordt geen griffierecht geheven:
- a.
van gemeenten in zaken als bedoeld in de paragrafen 4 en 5 van hoofdstuk 6 van de Participatiewet en hoofdstuk 7 van de Wet investeren in jongeren, zoals deze luidde op de dag voor inwerkingtreding van artikel II van de Wet van 22 december 2011 tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden (Stb. 650);
- b.
ingeval van ambtshalve verrichte verzegeling en ontzegeling als bedoeld in de artikelen 661 en 666 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
- c.
ingeval van verzet tegen een dwangbevel als bedoeld in artikel 21 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000.