Einde inhoudsopgave
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/2.2.2
2.2.2 De consumentgerichte en kredietgevergerichte benadering
Mr. dr. J.M. Meindertsma, datum 01-06-2020
- Datum
01-06-2020
- Auteur
Mr. dr. J.M. Meindertsma
- JCDI
JCDI:ADS209986:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Schicks 2011b.
Johnson 2013, p. 72 – 76.
Overigens lijken, in het door Johnson besproken voorbeeld, de sociale gevolgen mee te vallen. Zie Johnson 2013, p. 73.
In deze lijn merkt Johnson op dat de problematiek rondom overkreditering niet kan worden losgezien van de sociale en psychologische gevolgen. Zie Johnson 2013, p. 82. Zie voorts Europese Commissie 2008, p. 37 en Guérin e.a. 2013, p. 7 – 8.
Reifner e.a. 2010, p. 1.
Zie hierna hoofdstuk 7.
De eerste keuze heeft betrekking op de vraag of een terugbetaalsituatie naar verwachting problematisch moet zijn voor de kredietgever dan wel voor de kredietnemer. In dit verband kunnen er twee benaderingen worden onderscheiden. Ten eerste is er de kredietgevergerichte benadering waarin de nadruk ligt op de vraag of de consument kan terugbetalen. Ten tweede is er de consumentgerichte benadering waarin de nadruk ligt op de vraag hoe de consument kan terugbetalen. Beide benaderingen bouwen voort op het moment waarop de nadelige gevolgen van de kredietverstrekking door de betreffende kredietpartij worden gevoeld.1 In de kredietgevergerichte benadering is in beginsel (pas) sprake van een problematische terugbetaalsituatie als de consument insolvent is en de kredietgever dus geen mogelijkheden heeft om de openstaande kredietvordering volledig voldaan te krijgen. In de consumentgerichte benadering is echter (al) sprake van een problematische terugbetaalsituatie als de consument terugbetaaloffers moet maken die vanuit zijn oogpunt als onacceptabel worden gezien.
Het voorgaande laat zien dat er verschillend tegen dezelfde terugbetaalsituatie kan worden aangekeken. Ter illustratie kan worden gewezen op een, in de literatuur besproken, voorbeeld over groepsleningen waarbij leden medeverantwoordelijk waren voor elkaars terugbetalingen.2 Hierdoor bestond de betaalcapaciteit van de ene consument mede uit de betaalcapaciteit van de andere consument. In de kredietgevergerichte benadering is dit positief voor zover hierdoor de afdwingbare onderdelen van de betaalcapaciteit zijn uitgebreid. De kredietgever kan immers een beroep doen op het gehele vermogen van elk van de hoofdelijk verbonden schuldenaren. In de consumentgerichte benadering is dit niet altijd positief. Bedacht moet worden dat de niet-betalende consument sociale of psychologische problemen kan krijgen juist omdat iemand anders voor hem heeft moeten betalen.3 Bovendien kan de wel-betalende consument in de problemen komen door de terugbetaaloffers die hij namens een ander heeft moeten maken. Voor zover de gemaakte terugbetaaloffers leiden tot ernstige gevolgen voor de consument, is alleen in de consumentgerichte benadering sprake van een problematische terugbetaalsituatie.4 Overigens doet de tegenovergestelde situatie zich voor als een niet-betalende consument over voldoende mogelijkheden beschikt om zijn leefstijl te kunnen handhaven en de kredietgever desondanks geen mogelijkheid ziet om zijn geld terug te krijgen. Er is dan alleen in de kredietgevergerichte benadering sprake van een problematische terugbetaalsituatie. In de literatuur is het voorgaande als volgt samengevat:
“Insolvent consumers may not be overindebted if their family and friends can help them, if they still have access to new credit or recourse to other resources, and if they want to use them. Instead solvent consumers may be overindebted because the burden of debts due in the future will gradually lead to deterioration in their living conditions.”5
Vanuit een economisch perspectief is vrij duidelijk welke benadering wanneer wordt gevolgd.6 De consument en kredietgever worden immers geacht vanuit hun eigen perspectief naar een terugbetaalsituatie te kijken. Het is daarom niet vreemd dat ze verschillende kredietwaardigheidstoetsen zullen uitvoeren. Teneinde hun ‘eigen’ problematische terugbetaalsituatie te voorkomen, zal de kredietgever zich vooral richten op de vraag of de betreffende consument kan terugbetalen, terwijl de consument kritischer zal kijken naar de vraag hoe hij dat zal kunnen doen. Vanuit een juridisch perspectief is de keuze voor de benadering minder evident. Veel zal immers afhangen van het beschermingsdoel van de regelgever. Anders dan de kredietpartijen doorgaans zelf zullen doen, kan de regelgever daarbij verder kijken dan het individuele belang van de kredietgever of consument. Zo heeft de recente wereldwijde kredietcrisis bijvoorbeeld laten zien dat de stabiliteit van financiële markten ernstig kan worden aangetast als te veel consumenten niet kunnen terugbetalen. De regelgever kan daarom besluiten kredietgevers te verplichten vooraf een zorgvuldig(er) onderzoek te doen naar de vraag of de consument het beoogde krediet, inclusief rente, kan terugbetalen. De keus voor de kredietgevergerichte benadering is dan mede ingegeven door algemene belangen die zijn gemoeid met de terugbetaling van kredieten.