Hof 's-Hertogenbosch, 22-03-2011, nr. HV 200.079.029/01
ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ0318
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
22-03-2011
- Magistraten
Mrs. Van Dijkhuizen, Brants, Lohuis
- Zaaknummer
HV 200.079.029/01
- LJN
BQ0318
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ0318, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 22‑03‑2011
Cassatie: ECLI:NL:HR:2011:BU4219, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 22‑03‑2011
Inhoudsindicatie
Beroepschrift ingediend per fax. Advocaat laat na het beroepschrift conform art. 3.1.3 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven per omgaande na te zenden per post of af te geven aan de balie. Appellante ontvankelijk in hoger beroep?
Mrs. Van Dijkhuizen, Brants, Lohuis
Partij(en)
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [X.],
advocaat: mr. J.R. Ali.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank 's‑Hertogenbosch van 13 december 2010.
2. Het geding in hoger beroep
2.1.
Bij beroepschrift met één productie, ingekomen ter griffie op 21 december 2010, heeft [X.] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en op [X.] alsnog de schuldsaneringsregeling van toepassing te verklaren.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 maart 2011. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- —
[X.], bijgestaan door mr. Ali;
- —
mevrouw [Y.], namens de beschermingsbewindvoerder de heer [Z.].
2.2.1.
[X.] is tevens bijgestaan door een beëdigde tolk in de Franse taal, mevrouw drs. I. Calseyde.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- —
het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 6 december 2010;
- —
de stukken van de eerste aanleg, afkomstig van de advocaat van [X.];
- —
de brief met bijlagen van de advocaat van [X.] d.d. 24 januari 2011;
- —
het faxbericht van de advocaat van [X.] d.d. 2 februari 2011.
3. De beoordeling
Ontvankelijkheid
3.1.
Bij de mondelinge behandeling van 8 maart 2011 is uitsluitend de ontvankelijkheid van [X.] in haar hoger beroep aan de orde gekomen. Mevrouw [Y.] heeft van de gelegenheid gebruikt gemaakt om aan te geven dat de beschermingsbewindvoerder van [X.] instemt met het hoger beroep.
3.2.
Ingevolge artikel 3.1.3. van het procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven (hierna: het procesreglement) kan het beroepschrift worden ingediend door toezending per fax aan de griffie van het hof. Na indiending per fax worden de stukken per omgaande nagezonden per post of afgegeven aan de balie.
3.3.
Het hof stelt vast dat [X.] heeft nagelaten het beroepschrift na indiening per fax per omgaande na te zenden per post of af te geven aan de balie. De griffie van het hof heeft [X.] bij brief van 21 januari 2011 op het voorgaande geattendeerd en [X.] verzocht aan te geven of zij de zaak wenst in te trekken of een mondelinge behandeling wenst waarbij de ontvankelijkheid beoordeeld zal worden. [X.] heeft daarop bij voornoemde brief van 24 januari 2011 alsnog het beroepschrift in zesvoud, evenals de processtukken in eerste aanleg per post nagezonden.
3.4.
De vraag die thans aan het hof voorligt, is of het niet voldoen aan de in artikel 3.1.3. van het procesreglement gestelde voorwaarde — het niet per omgaande nazenden per post of afgeven aan de balie van het beroepschrift en de overige stukken — maakt dat [X.] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar hoger beroep. Het hof is van oordeel dat deze vraag ontkennend dient te worden beantwoord en overweegt daartoe als volgt.
3.5.
Het hof stelt voorop dat een per telefax in hoger beroep ingediend verzoekschrift dient te worden aangemerkt als een naar behoren ingediend beroepschrift (HR 27 november 1992, NJ 1993, 569 en HR 10 juni 1994, NJ 1995, 284). Het beroepschrift is op 21 december 2010, derhalve binnen de beroepstermijn, per fax door het hof ontvangen. Het beroepschrift voldoet aan de in artikel 359 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) jo. artikel 278 lid 1 Rv en artikel 3.2.5. van het procesreglement genoemde eisen: de voornamen, naam en woonplaats van de verzoeker, de naam en het adres van de behandelend advocaat, de naam en woonplaats van hen die in eerste aanleg in de procedure zijn verschenen, een duidelijke omschrijving van het verzoek in hoger beroep en de gronden waarop het berust en naam en adres van de beschermingsbewindvoerder zijn in het beroepschrift vermeld. Ook is het per fax ingediende beroepschrift door een advocaat toegezonden en ondertekend, zoals in artikel 278 lid 2 Rv en artikel 3.2.1. van het procesreglement als voorwaarde wordt gesteld. Tevens is bij het beroepschrift het vonnis waarvan beroep gevoegd.
3.5.1.
Niet-ontvankelijkheid is naar het oordeel van het hof een vergaande sanctie waarmee terughoudend dient te worden omgegaan, zeker in het geval dat bij het niet voldoen aan gestelde voorwaarden niet in een wettelijke sanctie is voorzien (HR 25 januari 2002, NJ 2002, 119 en HR 14 januari 2005, NJ 2005, 481). Het hof stelt vast dat in het onderhavige geval geen sprake is van een dergelijke wettelijke sanctie en dat ook in het procesreglement niet in een sanctie is voorzien.
3.6.
Het hof overweegt dat hoewel uit de bewoording van artikel 3.1.3. van het procesreglement volgt dat een verzoeker in verzuim is wanneer een per fax ingediend beroepschrift niet per omgaande per post wordt nagezonden of wordt afgegeven aan de balie, het enkele feit dat [X.] heeft nagelaten haar beroepschrift per omgaande tevens per post na te zenden of af te geven aan de balie — welk verzuim overigens de status van een naar behoren ingediend beroepschrift per fax niet aantast — niet kan leiden tot het oordeel dat sprake is van een zodanige schending van de goede procesorde dat niet-ontvankelijkheid daarvan het gevolg zou moeten zijn. Niet-ontvankelijkheid acht het hof in casu een te zware sanctie, temeer daar het beroepschrift overigens aan alle wettelijke vereisten voldeed.
De eisen van een behoorlijke rechtspleging vergen dat in geval van verzuim zoals hier aan de orde is een herstelmogelijkheid wordt geboden.
3.7.
Het voorgaande brengt het hof tot de volgende beslissing.
4. De uitspraak
Het hof:
verklaart [X.] ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep;
bepaalt dat een nadere zitting zal worden bepaald waarop de zaak inhoudelijk zal worden behandeld;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Dijkhuizen, Brants en Lohuis en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2011.