Het deskundigenadvies in de civiele procedure
Einde inhoudsopgave
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/7.5.2.1:7.5.2.1 De vorming van de overtuiging van de rechter
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/7.5.2.1
7.5.2.1 De vorming van de overtuiging van de rechter
Documentgegevens:
G. de Groot, datum 20-10-2008
- Datum
20-10-2008
- Auteur
G. de Groot
- JCDI
JCDI:ADS442531:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Asser 2004 nr. 2; Asser/Anema/Verdam 1953, p. 35-39; Giesen 2001, p. 50-51; Hidma 2005, p. 149; Hugenholtz/Heemskerk 2006, nr. 78; Pitlo/Hidma & Rutgers 2004, nr. 4; Scheltema 1939, p. 35-36 en 103.
Asser 2004, nr. 2; Giesen 2001, p. 56-58.
Zie par. 1.4.3 en par. 2.5.
Corstens 2008, p. 666.
Asser 2004, nr. 2.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Nog steeds vergt het bewijs van een te bewijzen feit dat de rechter overtuigd raakt van de waarheid van het feit. Bij de vorming van zijn overtuiging dient de rechter een redelijke mate van zekerheid te verkrijgen dat een te bewijzen feit waar is1
Als uit wet of rechtspraak volgt dat aan het bewijs van een feit geen al te hoge eisen mogen worden gesteld, volstaat een lichtere mate van zekerheid en wordt niet gesproken van 'bewijzen', maar van 'aannemelijk maken'.2 Een voorbeeld hiervan is een deskundigenadvies waarmee de omvang van schade aannemelijk wordt gemaakt. Voor de bewezenverklaring van een feit volstaat dus een relatieve mate van zekerheid 3
Anders dan de strafrechter, die eerst het wettig bewijs moet vinden en vervolgens moet beoordelen of hij aan het wettig bewijs de overtuiging ontleent dat een feit bewezen is (art. 338 lid 1 WvSv),4 is de civiele rechter niet gebonden aan een wettelijk bewijsminimum om een feit bewezen te achten. De overtuiging volstaat.
Bij de vorming van zijn overtuiging slaat de rechter niet alleen acht op het te waarderen bewijsmateriaal, maar ook op de feiten die tussen partijen vaststaan, het processuele debat van partijen, eerdere beslissingen in de zaak, rechtsregels die de bewijswaardering normeren, feiten van algemene bekendheid en (algemene) ervaringsregels. Ook zijn kennis van de wereld, levenservaring en visie op het geschil zijn op de vorming van zijn overtuiging van invloed.5