Vgl. HR 7 mei 1993, LJN ZC0950, NJ 1993/657 en HR 25 juni 1991, LJN ZC8663, NJ 1991/823.
HR, 24-05-2011, nr. 10/01263 B
ECLI:NL:HR:2011:BP9413
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
24-05-2011
- Zaaknummer
10/01263 B
- Conclusie
Mr. Silvis
- LJN
BP9413
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2011:BP9413, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑05‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BP9413
ECLI:NL:HR:2011:BP9413, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑05‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BP9413
- Wetingang
art. 552a Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
NbSr 2011/194
Conclusie 24‑05‑2011
Mr. Silvis
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Klager]
1.
De rechtbank te Amsterdam heeft bij beschikking van 10 december 2009 het door klager ingediende beklag strekkende tot opheffing van het beslag op het schip, genaamd Noppes II, gegrond verklaard en het verzoek tot teruggave niet-ontvankelijk verklaard.
2.
Namens klager heeft mr. D.E. Woelinga, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel klaagt dat de rechtbank ten onrechte niet conform art. 552a, zevende lid, Sv de last tot teruggave heeft gegeven.
4.
De bestreden beschikking houdt in, voor zover van belang:
‘De officier van justitie heeft verklaard dat het strafvorderlijk belang zich niet verzet tegen opheffing van het beslag. Gelet hierop, is de rechtbank van oordeel dat het beslag dient te worden opgeheven. Het beklag dient te dien aanzien dan ook gegrond te worden verklaard.
Met betrekking tot de beoordeling van de vraag of het schip dient te worden teruggegeven aan klager of een ander, nu sprake is van meer dan een belanghebbende, overweegt de rechtbank dat Justitie thans niet meer over het schip beschikt. Derhalve kan de rechtbank geen bevel tot teruggave geven en wordt het verzoek tot teruggave niet-ontvankelijk verklaard. Dit laat onverlet dat de rechtbank het mogelijk acht dat, zoals de officier van justitie heeft gesteld, belanghebbende [belanghebbende] als eigenaresse van het schip moet worden gezien.
(…)
De rechtbank verklaart het beklag gegrond.
Verklaart het verzoek tot teruggave niet-ontvankelijk.’
5.
Het middel is terecht voorgesteld. Ingevolge art. 552a, zevende lid, Sv dient de rechter in geval van gegrondverklaring van het beklag, de ‘daarmee overeenkomende last’ te geven. In het geval van gegrondverklaring van een beklag strekkende tot opheffing van een beslag is dat een last tot teruggave. De omstandigheid dat het inbeslaggenomen voorwerp inmiddels aan een ander dan de klager is teruggegeven en justitie thans niet meer over dat voorwerp beschikt, staat er niet aan in de weg dat die last tot teruggave wordt gegeven.1. Dat heeft de rechtbank miskend. Nu de rechtbank het mogelijk acht dat niet klager maar belanghebbende [belanghebbende] de eigenaar is van het schip is en nog niet is vastgesteld aan wie het schip teruggegeven zou moeten worden, kan de zaak niet zonder nieuw onderzoek naar de feiten worden afgedaan. Voor afdoening door de Hoge Raad is derhalve geen plaats.2.
6.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
7.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking waarvan beroep en tot verwijzing van de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam, ten einde opnieuw recht te doen op basis van het bestaande klaagschrift.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 24‑05‑2011
Vgl. HR 31 mei 2005, LJN AS7591, NJ 2005, 447 waarin de Hoge Raad de zaak wel zelf afdeed door (alsnog) de teruggave te gelasten.
Uitspraak 24‑05‑2011
Inhoudsindicatie
Beklag. Beslag. Art. 552a.7 Sv bepaalt dat als de Rb het beklag gegrond acht, zij de daarmee overeenkomende last geeft. De Rb heeft die bepaling miskend door enerzijds het beklag gegrond te achten doch anderzijds het verzoek van klager tot teruggave n-o te verklaren. Aan het geven van een last tot teruggave aan beslagene staat niet in de weg dat aan die last niet kan worden voldaan, bv omdat de zaak inmiddels aan een ander is afgegeven.
24 mei 2011
Strafkamer
nr. 10/01263 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam van 10 december 2009, nummer RK 09/1304, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. D.H. Woelinga, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel bevat onder meer de klacht dat de Rechtbank in strijd met het bepaalde in art. 552a, zevende lid, Sv niet een last tot teruggave heeft gegeven.
2.2. De Rechtbank heeft het door de klager gedane beklag gegrond verklaard en het verzoek tot teruggave niet-ontvankelijk verklaard. De bestreden beschikking houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"De officier van justitie heeft verklaard dat het strafvorderlijk belang zich niet verzet tegen opheffing van het beslag. Gelet hierop, is de rechtbank van oordeel dat het beslag dient te worden opgeheven. Het beklag dient te dien aanzien dan ook gegrond te worden verklaard.
Met betrekking tot de beoordeling van de vraag of het schip dient te worden teruggegeven aan klager of een ander, nu sprake is van meer dan een belanghebbende, overweegt de rechtbank dat Justitie thans niet meer over het schip beschikt. Derhalve kan de rechtbank geen bevel tot teruggave geven en wordt het verzoek tot teruggave niet-ontvankelijk verklaard. Dit laat onverlet dat de rechtbank het mogelijk acht dat, zoals de officier van justitie heeft gesteld, belanghebbende [belanghebbende] als eigenaresse van het schip moet worden gezien."
2.3. Art. 552a, zevende lid, Sv bepaalt dat als de rechtbank het beklag gegrond acht, zij de daarmee overeenkomende last geeft. De Rechtbank heeft die bepaling miskend door enerzijds het beklag gegrond te achten doch anderzijds het verzoek van de klager tot teruggave niet-ontvankelijk te verklaren. Aan het geven van een last tot teruggave aan de beslagene staat niet in de weg dat aan de last niet kan worden voldaan, bijvoorbeeld omdat de zaak inmiddels aan een ander is afgegeven.
2.4. Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2011.