NJB 2018/373:Bestanddeel ‘zijn levensgezel’ in geval van daklozen, art. 304 aanhef en onder 1° Sr: in casu kon het hof oordelen dat verdachte het misdrijf van mishandeling telkens heeft begaan tegen ‘zijn levensgezel’ als bedoeld in de zin van deze bepaling aangezien het slachtoffer en de verdachte een nauwe persoonlijke betrekking van een zekere hechtheid onderhielden. Daartoe is van belang dat de verdachte en slachtoffer, die beiden dakloos waren, gedurende een periode van ongeveer zes maanden dag en nacht samen hebben opgetrokken, dat de verdachte de zorg voor slachtoffer – die gebruik maakte van een rolstoel – op zich had genomen, dat slachtoffer zich ten opzichte van de verdachte moest verantwoorden over haar doen en laten en dat er sprake was van seksuele omgang tussen de verdachte en slachtoffer