Hof Amsterdam, 15-04-2011, nr. 23-006584-09
ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ1657, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
15-04-2011
- Zaaknummer
23-006584-09
- LJN
BQ1657
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ1657, Uitspraak, Hof Amsterdam, 15‑04‑2011; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2009:BK7603, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Cassatie: ECLI:NL:HR:2013:121, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 15‑04‑2011
Inhoudsindicatie
Mensenhandelzaak "Judo". Mensenhandel en "loverboys": algemene en bijzondere overwegingen ten aanzien van het bewijs op grond van de specifieke aard van achtereenvolgens de strafbaar gestelde gedragingen en slachtofferschap. Betekenis van de bewijs-minimumregel en van schakelbewijs. Wettelijk kader en straftoemeting.
Partij(en)
parketnummer: 23-006584-09
datum uitspraak: 15 april 2011
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 december 2009 in de strafzaak onder parketnummer 13-529056-08 tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1981],
thans gedetineerd in [detentieadres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 25 november 2009, 2 december 2009 en 9 december 2009 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 23 september 2010, 1 oktober 2010, 14 december 2010, 7 februari 2011, 14 februari 2011, 28 maart 2011, 29 maart 2011, 31 maart 2011 en 1 april 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 1999 tot en met 30 september 2000 te Amsterdam en/of Arnhem, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen,
een of meer ander(en), genaamd [slachtoffer 1], en/of één of meer andere vrouwen,
door geweld en/of een of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en), dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding tot prostitutie heeft gebracht,
dan wel onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat genoemde [slachtoffer 1] en/of een of meer andere vrouwen daardoor in de prostitutie zou(den) belanden,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
- -
(terwijl hij wist dat [slachtoffer 1] als prostituee werkzaam was en/of kwetsbaar was) met [slachtoffer 1] een relatie aangeknoopt en/of onderhouden, en/of
- -
[slachtoffer 1] onderdak verschaft, en/of
- -
(telkens) een kamer gehuurd voor [slachtoffer 1], waar zij prostitutiewerkzaamheden kon verrichten, en/of
- -
[slachtoffer 1] (telkens), met gebruikmaking van zijn, verdachtes, auto, van en naar haar werkkamer vervoerd, en/of
- -
(telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden (te weten een totaalbedrag van ongeveer ƒ 40.500,- in elk geval een bedrag van gemiddeld ongeveer ƒ 1.125,- per dag) van [slachtoffer 1] afgenomen en/of afgepakt en/of door haar laten afstaan, en/of
- -
(nadat [slachtoffer 1] tegen verdachte had gezegd dat zij weer terug naar Groningen wilde) een mes op de keel van [slachtoffer 1] gezet en [slachtoffer 1] daarbij de woorden toegevoegd: "Als je naar Groningen wil dan doe je dat maar, maar niet levend. Als ik jou het leven zuur wil maken dan lukt me dat ook heel goed want ik ben een Turk" en/of "niemand komt van mij af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- -
het paspoort van [slachtoffer 1] weggenomen en/of gebruikt voor het maken van een vals identiteitsbewijs voor een ander (te weten [slachtoffer 2]) met gebruikmaking van de (persoons)gegevens van [slachtoffer 1], en/of
- -
(in aanwezigheid van en zichtbaar voor [slachtoffer 1]) één of meermalen een vuurwapen voorhanden gehad;
(artikel 250ter, eerste lid, sub 1, Wetboek van Strafrecht (oud))
Feit 2:
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 oktober 2000 tot en met 20 oktober 2001
te Amsterdam en/of te Den Haag en/of te Utrecht en/of te Arnhem, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
de minderjarige [slachtoffer 2] (geboren [datum]), ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en/of ten aanzien van die [slachtoffer 2] enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die minderjarige zich daardoor tot het verrichten van die handelingen beschikbaar stelde,
(sub 3)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van die minderjarige [slachtoffer 2] met een derde tegen betaling,
(sub 5)
en/of
de minderjarige [slachtoffer 2] (telkens) door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding heeft bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde te bevoordelen,
(sub 6)
hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- -
(terwijl hij wist dat [slachtoffer 2] kwetsbaar was en/of jonger dan verdachte was) een relatie met die minderjarige [slachtoffer 2] aangeknoopt en/of onderhouden, en/of
- -
[slachtoffer 2] één of meermalen onderdak verschaft, en/of
- -
[slachtoffer 2] één of meermalen (met kracht) geslagen en/of geschopt, en/of
- -
[slachtoffer 2] gedwongen en/of ertoe aangezet prostitutiewerkzaamheden te verrichten, en/of
- -
[slachtoffer 2] (telkens) te vervoeren van en naar haar werkkamer en/of
- -
een (kopie van een) vervalst paspoort (met gebruikmaking van de gegevens van [slachtoffer 1], geboren [datum] te [plaats]) aan [slachtoffer 2] gegeven, zodat [slachtoffer 2] daarmee (telkens) een werkkamer kon huren en/of prostitutiewerkzaamheden kon verrichten, en/of
- -
(telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden (te weten een bedrag van gemiddeld ƒ 2.000, - per dag) van [slachtoffer 2] afgenomen en/of afgepakt en/of door [slachtoffer 2] laten afstaan, en/of
- -
[slachtoffer 2] gedwongen om bij hem, verdachte, te blijven en/of [slachtoffer 2] belet om terug te gaan naar haar moeder en/of haar familie, en/of
- -
[slachtoffer 2] onder druk gezet, door [slachtoffer 2] en/of één of meer familieleden van [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Als je niet bij mij terugkomt dan maak ik jouw leven en het leven van je familie tot een hel", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- -
[slachtoffer 2] bedreigd op het moment dat zij als prostituee aan het werk was door tegen [slachtoffer 2] te zeggen: "Jij gaat er aan!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- -
eenmaal of meermalen de familieleden van [slachtoffer 2] bedreigd;
(artikel 250a, eerste lid, sub 3, 5 en 6, Wetboek van Strafrecht (oud))
Feit 3 primair:
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2000 tot 1 januari 2005
te Alkmaar en/of te Amsterdam en/of te Arnhem en/of te Den Haag en/of te Haarlem en/of te Utrecht, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen,
een of meer anderen, te weten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 1] en/of één of meer andere vrouwen,
door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met (of voor) een derde tegen betaling
en/of
onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 1] en/of één of meer andere vrouwen zich daardoor tot het verrichten van die seksuele handelingen beschikbaar stelde(n),
(sub 1)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 1] en/of één of meer andere vrouwen met (of voor) een derde tegen betaling, terwijl verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 1] en/of één of meer andere vrouwen, zich onder voornoemde omstandigheden beschikbaar stelde(n) tot het plegen van die handelingen,
(sub 4)
en/of
die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 1] en/of één of meer andere vrouwen, (telkens) door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding heeft bewogen hem, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) uit de opbrengst van haar/hun seksuele handelingen met (of voor) een derde te bevoordelen,
(sub 6)
bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die bedreiging met die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of dat misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of die misleiding en/of dat opzettelijk voordeel trekken hierin dat hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s),
(ten aanzien van [slachtoffer 3])(in de periode van 13 mei 2001 tot 1 januari 2002)
- -
(terwijl hij wist dat [slachtoffer 3] kwetsbaar was) een relatie met [slachtoffer 3] is aangegaan en heeft onderhouden, en/of
- -
[slachtoffer 3] een of meermalen onderdak heeft verschaft en/of
- -
[slachtoffer 3] (telkens) naar haar werk heeft gebracht en/of van haar werk heeft opgehaald, en/of
- -
(wanneer er voor [slachtoffer 3] geen (werk)kamer in Amsterdam beschikbaar was) voor [slachtoffer 3] een kamer in Arnhem heeft geregeld en/of gehuurd, en/of
- -
de werktijden in de prostitutie voor [slachtoffer 3] heeft bepaald, en/of
- -
tegen [slachtoffer 3] heeft gezegd dat zij haar geld beter kon opsparen, en/of
- -
(vervolgens) tegen [slachtoffer 3] heeft gezegd dat hij, verdachte het door [slachtoffer 3] verdiende geld zou bewaren, althans voor [slachtoffer 3] het door haar verdiende geld zou (op)sparen, en/of
- -
[slachtoffer 3] onder druk heeft gezet om extra uren per dag te (blijven) werken als prostituee, en/of
- -
(telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden (te weten een totaalbedrag € 70.824,- , in elk geval een bedrag van gemiddeld ongeveer € 454,- per dag) van [slachtoffer 3] heeft afgenomen en/of heeft afgepakt en/of heeft laten afstaan, en/of
- -
tegen [slachtoffer 3] heeft gezegd dat zij geen andere pooier(s) in haar werkkamer mocht toelaten,
en/of
(ten aanzien van [slachtoffer 2]) (in de periode van 21 oktober 2001 tot 1 november 2003)
- -
(terwijl hij wist dat [slachtoffer 2] kwetsbaar was en/of minderjarig en/of jonger dan verdachte was) een relatie met [slachtoffer 2] is aangegaan en/of heeft onderhouden, en/of
- -
[slachtoffer 2] één of meermalen onderdak heeft verschaft, en/of
- -
[slachtoffer 2] één of meermalen (met kracht) heeft geslagen en/of geschopt, en/of
- -
(gebruikmakend van de gevoelens van [slachtoffer 2] voor hem, verdachte) [slachtoffer 2] heeft gedwongen en/of ertoe heeft aangezet om prostitutiewerkzaamheden te verrichten, en/of
- -
(telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden (te weten een totaalbedrag van ongeveer € 702.000,-, in elk geval een bedrag van gemiddeld € 2.000,- per dag) van [slachtoffer 2] heeft afgenomen en/of heeft afgepakt en/of heeft laten afstaan, en/of
- -
[slachtoffer 2] heeft gedwongen om bij hem, verdachte, te blijven en/of [slachtoffer 2] heeft belet om terug te gaan naar haar moeder en/of haar familie, en/of
- -
[slachtoffer 2] onder druk heeft gezet, waarbij hij, verdachte [slachtoffer 2] en/of één of meer familieleden van [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd: "Als je niet bij mij terugkomt dan maak ik jouw leven en het leven van je familie tot een hel", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- -
[slachtoffer 2] heeft bedreigd op het moment dat zij als prostituee aan het werk was, waarbij hij, verdachte, [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd: "Jij gaat er aan!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- -
[slachtoffer 2] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Die tieten zijn van mij, ik snij ze er af!" en/of "Als je niet met mij meegaat, hoef je die tieten ook niet te hebben", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- -
(telkens) de familieleden van [slachtoffer 2] heeft bedreigd.
en/of
(ten aanzien van [slachtoffer 4])(in de periode van 15 mei 2004 tot 1 januari 2005)
- -
met [slachtoffer 4] een relatie is aangegaan en/of heeft onderhouden, en/of
- -
[slachtoffer 4] (meermalen) onderdak heeft verschaft, en/of
- -
(gebruikmakend van haar gevoelens voor hem, verdachte) [slachtoffer 4] heeft gevraagd en/of ertoe heeft aangezet prostitutiewerkzaamheden te (blijven) verrichten en/of heeft gebracht tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden, en/of
- -
(telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden (te weten een bedrag van gemiddeld (ongeveer) € 500 per dag) van [slachtoffer 4] heeft afgenomen en/of afgepakt, en/of heeft laten afstaan, en/of [slachtoffer 4] weinig van haar verdiensten heeft laten houden, en/of
- -
[slachtoffer 4] heeft gezegd dat hij, verdachte, het door [slachtoffer 4] verdiende geld (mede) voor haar op een Turkse bankrekening had gezet en/of zou zetten, en/of
- -
[slachtoffer 4] heeft gedwongen, althans ertoe heeft aangezet, één of meerdere tatoeage(s) te laten zetten met de tekst '[naam verdachte].', en/of
- -
(terwijl [slachtoffer 4] prostitutiewerkzaamheden verrichtte) (telkens) in de buurt van [slachtoffer 4] is gebleven en/of [slachtoffer 4] (nauwlettend) in de gaten heeft gehouden, en/of
- -
[slachtoffer 4] één of meermalen heeft geslagen, en/of
- -
[slachtoffer 4] één of meer afslankpillen ('stackers') heeft gegeven, en/of
- -
[slachtoffer 4] (meermalen) heeft meegenomen naar een plastisch chirurg in België, teneinde [slachtoffer 4] een borstvergroting en/of een borstcorrectie te laten ondergaan,
en/of
(ten aanzien van [slachtoffer 5])(in de periode van 1 januari 2004 tot 1 januari 2005)
- -
[slachtoffer 5] heeft/hebben 'gekocht' en/of overgenomen van haar voormalige pooier, te weten [medeverdachte 2], voor een geldbedrag van ongeveer € 6.000,- en/of
- -
tegen [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd dat zij nu voor hem, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) werkte, en/of
- -
tegen [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd dat zij dagelijks (ongeveer) € 200,- aan hem, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)(te weten: (zijn broer) [medeverdachte 1]) moest afgeven, en/of
- -
[slachtoffer 5] (telkens) naar haar werk heeft/hebben (weg)gebracht, en/of
- -
(terwijl [slachtoffer 5] prostitutiewerkzaamheden verrichtte) (telkens) in de buurt van [slachtoffer 5] is/zijn gebleven en/of [slachtoffer 5] (nauwlettend) in de gaten heeft/hebben (laten) (ge)houden, en/of het door [slachtoffer 5] verdiende geld trachtte(n) op te halen;
en/of
(ten aanzien van [slachtoffer 1])(in de periode van 1 oktober 2000 tot en met 1 april 2001)
- -
(terwijl hij wist dat [slachtoffer 1] als prostituee werkzaam was en/of kwetsbaar was) met [slachtoffer 1] een relatie heeft aangeknoopt en/of onderhouden, en/of
- -
[slachtoffer 1] onderdak heeft verschaft, en/of
- -
(telkens) een kamer heeft gehuurd voor [slachtoffer 1], waar zij prostitutiewerkzaamheden kon verrichten, en/of
- -
[slachtoffer 1] (telkens), met gebruikmaking van zijn, verdachtes, auto, van en naar haar werkkamer heeft vervoerd, en/of
- -
(telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden (te weten een totaalbedrag van ongeveer ƒ 40.500,- in elk geval een bedrag van gemiddeld ongeveer ƒ 1.125,- per dag) van [slachtoffer 1] heeft afgenomen en/of afgepakt en/of door haar heeft laten afstaan, en/of
- -
(nadat [slachtoffer 1] tegen verdachte had gezegd dat zij weer terug naar Groningen wilde) een mes op de keel van [slachtoffer 1] heeft gezet en [slachtoffer 1] daarbij de woorden heeft toegevoegd: "Als je naar Groningen wil dan doe je dat maar, maar niet levend. Als ik jou het leven zuur wil maken dan lukt me dat ook heel goed want ik ben een Turk" en/of "niemand komt van mij af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- -
het paspoort van [slachtoffer 1] heeft weggenomen en/of gebruikt voor het maken van een vals identiteitsbewijs voor een ander (te weten [slachtoffer 2]) met gebruikmaking van de (persoons)gegevens van [slachtoffer 1], en/of
- -
(in aanwezigheid van en zichtbaar voor [slachtoffer 1]) één of meermalen een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
(Artikel 250a, eerste lid, sub 1, 4 en 6 van het Wetboek van Strafrecht (oud))
Subsidiair, voor zover hetgeen in het voorgaande tekstblok over [slachtoffer 5] niet tot een bewezenverklaring of strafoplegging mocht leiden:
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot 1 januari 2005
te Alkmaar en/of te Amsterdam en/of te Arnhem en/of te Den Haag en/of te Haarlem en/of te Utrecht, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen,
een ander, genaamd [slachtoffer 5],
door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkheden te dwingen en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding te bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met (of voor) een derde tegen betaling,
en/of
onder voornoemde omstandigheden enige handeling te ondernemen waarvan verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 5] zich daardoor tot het verrichten van die seksuele handelingen beschikbaar zou stellen,
(sub 1)
en/of
opzettelijk voordeel te trekken uit de seksuele handelingen van die [slachtoffer 5] met of voor een derde tegen betaling, terwijl verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) wist(en), en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat [slachtoffer 5] zich onder voornoemde omstandigheden beschikbaar zou stellen tot het plegen van die handelingen,
(sub 4)
en/of
[slachtoffer 5], (telkens) door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden te dwingen dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding te bewegen hem, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde te bevoordelen,
(sub 6)
- -
[slachtoffer 5] heeft/hebben 'gekocht' en/of overgenomen van haar voormalige pooier, te weten [medeverdachte 2], voor een geldbedrag van ongeveer € 6000,- en/of
- -
tegen [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd dat zij nu voor hem, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) werkte, en/of
- -
tegen [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd dat zij dagelijks ongeveer € 200,- aan hem, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)(te weten: (zijn broer) [medeverdachte 1]) moest afgeven, en/of
- -
[slachtoffer 5] (telkens) naar haar werk heeft/hebben (weg)gebracht, en/of
- -
(terwijl [slachtoffer 5] prostitutiewerkzaamheden verrichtte) (telkens) in de buurt van de [slachtoffer 5] is/zijn gebleven en/of [slachtoffer 5] nauwlettend in de gaten heeft/hebben (laten) (ge)houden;
(artikel 250a, eerste lid, sub 1 (oud) jo 45 wetboek van Strafrecht)
Feit 4:
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 11 november 2008
te Alkmaar en/of te Amsterdam en/of te Arnhem en/of te Den Haag en/of te Haarlem en/of te Utrecht, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen,
een of meer anderen, te weten [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of één of meer andere vrouwen,
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] en/of één of meer andere vrouwen,
(sub 1)
en/of
die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] en/of één of meer andere vrouwen (telkens) met één van de voornoemde
middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen, danwel met één van de voornoemde middelen en/of omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] en/of één of meer andere vrouwen zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden,
(sub 4)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] en/of één of meer andere vrouwen
(sub 6)
en/of
die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] en/of één of meer andere vrouwen (telkens) met een van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] en/of één of meer andere vrouwen met of voor een derde,
(sub 9)
bestaande die dwang en/of dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of die misleiding en/of dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of dat misbruik van een kwetsbare positie en/of dat voordeel trekken hierin dat hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s),
(ten aanzien van [slachtoffer 4])(in de periode van 1 januari 2005 tot 11 november 2008)
- -
met [slachtoffer 4] een relatie is aangegaan en/of heeft onderhouden, en/of
- -
[slachtoffer 4] onderdak heeft verschaft, en/of
- -
(gebruikmakend van haar gevoelens voor hem, verdachte) [slachtoffer 4] heeft gevraagd en/of ertoe heeft aangezet en/of heeft gebracht tot het (blijven) verrichten van prostitutiewerkzaamheden, en/of
- -
(telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 4] heeft afgenomen en/of afgepakt, en/of heeft laten afstaan aan hem, verdachte, en/of [slachtoffer 4] weinig van haar verdiensten heeft laten houden, en/of
- -
het door [slachtoffer 4] in de prostitutie verdiende geld (gedeeltelijk) op een Turkse bankrekening heeft gezet, en/of
- -
[slachtoffer 4] heeft gedwongen, althans ertoe heeft aangezet één of meer tatoeage(s) te laten zetten met de tekst '[naam verdachte]' en/of
- -
(terwijl [slachtoffer 4] prostitutiewerkzaamheden verrichtte) (telkens) in de buurt van [slachtoffer 4] is gebleven en/of [slachtoffer 4] (nauwlettend) in de gaten heeft (laten) (ge)houden, en/of
- -
[slachtoffer 4] één of meermalen heeft geslagen, en/of
- -
[slachtoffer 4] één of meer afslankpillen ('stackers') heeft gegeven, en/of
- -
[slachtoffer 4] (meermalen) heeft meegenomen naar een plastisch chirurg in België teneinde [slachtoffer 4] een borstvergroting en/of een borstcorrectie te laten ondergaan,
en/of
(ten aanzien van [slachtoffer 6])(in de periode van 7 oktober 2005 tot 1 januari 2008)
- -
een relatie met [slachtoffer 6] is aangegaan en/of heeft onderhouden, en/of
- -
[slachtoffer 6] cadeaus heeft gegeven en/of aandacht heeft gegeven en/of [slachtoffer 6] heeft verwend en/of [slachtoffer 6] daardoor verliefd op hem, verdachte heeft laten worden, en/of
- -
(met gebruikmaking van haar gevoelens voor hem) [slachtoffer 6] onder druk heeft gezet en/of de indruk heeft gegeven dat als zij bij hem, verdachte, wilde blijven zij prostitutiewerkzaamheden moest verrichten, en/of
- -
tegen [slachtoffer 6] heeft gezegd dat zij de enige liefdespartner van hem, verdachte, was en/of
- -
[slachtoffer 6] onderdak heeft verschaft (door haar in zijn, verdachtes, woning te laten verblijven), en/of
- -
[slachtoffer 6] heeft meegenomen naar de rosse buurt in Antwerpen en/of [slachtoffer 6] daar wegwijs heeft gemaakt in de prostitutie, en/of in de prostitutie heeft gebracht, en/of
- -
[slachtoffer 6] (telkens) naar haar werk in de prostitutie heeft gebracht, en/of
- -
[slachtoffer 6] een tatoeage heeft laten zetten met de naam '[naam verdachte].', en/of haar daarbij in de waan heeft gelaten dat zij de enige was met een dergelijke tatoeage, en/of
- -
[slachtoffer 6] heeft meegenomen naar een arts in België teneinde [slachtoffer 6] een borstvergroting te laten ondergaan,
- -
[slachtoffer 6] (telkens) heeft verboden met haar zus om te gaan, en/of
- -
(telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden (te weten een totaalbedrag van ongeveer € 234.000,- in elk geval een bedrag van gemiddeld ongeveer € 500 per dag) van [slachtoffer 6] heeft afgenomen en/of heeft afgepakt en/of door [slachtoffer 6] heeft laten afstaan aan hem, verdachte, en/of [slachtoffer 6] slechts een klein deel van die verdiensten laten houden, en/of
- -
(nadat [slachtoffer 6] had aangegeven dat zij wilde stoppen met de prostitutiewerkzaamheden) hij [slachtoffer 6] heeft geschopt en/of geslagen, en/of
- -
(vervolgens) [slachtoffer 6] heeft verkracht, en/of een vuurwapen tegen haar hoofd heeft gehouden, en/of
- -
[slachtoffer 6] heeft opgesloten in een woning, en/of
- -
[slachtoffer 6] heeft gedwongen om hem, verdachte, (ongeveer) € 20.000,- te geven om van hem af te komen en/of zichzelf vrij te kopen, en/of
- -
[slachtoffer 6] heeft verboden met andere mensen te praten, en/of heeft verboden prostitutiewerkzaamheden te verrichten in Amsterdam en/of Utrecht, als zij niet meer voor hem, verdachte, zou werken,
en/of
(ten aanzien van [slachtoffer 7])(in de periode van 1 juni 2007 tot 11 november 2008)
- -
(terwijl hij, verdachte, wist dat [slachtoffer 7] kwetsbaar was) via het internet met [slachtoffer 7] contact heeft gezocht en/of een relatie is aangegaan met [slachtoffer 7], en/of die relatie heeft onderhouden, en/of
- -
[slachtoffer 7] (telkens) met zijn auto heeft opgehaald en/of gebracht en/of heeft laten ophalen en/of heeft laten brengen, en/of
- -
(terwijl hij, verdachte, wist dat [slachtoffer 7] niet bij haar moeder en/of haar familie en/of haar (ex-)vriend terecht kon) [slachtoffer 7] onderdak heeft verschaft (door haar in zijn, verdachtes, woning te laten verblijven), en/of
- -
bij [slachtoffer 7] de indruk heeft gewekt dat hij, verdachte, samen met [slachtoffer 7] een bestaan ging opbouwen, en/of
- -
[slachtoffer 7] de woorden heeft toegevoegd: "Jij gaat ook werken, jij bent het leven ook ingestapt, zo is het eenmaal", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- -
[slachtoffer 7] heeft gedwongen om voor hem, verdachte, in de prostitutie te werken, terwijl hij wist dat [slachtoffer 7] niet terug naar haar vriend/pooier en/of moeder/familie kon, en/of problemen had met haar moeder/ouders en/of vriend/pooier, en/of
- -
[slachtoffer 7] de opdracht heeft gegeven om hem, verdachte, op de hoogte te houden van de verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden, en/of de opdracht heeft gegeven om niet met andere prostituees te praten, en/of
- -
[slachtoffer 7] heeft gedwongen om zes dagen per week te werken als prostituee, en/of
- -
(telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden (te weten een totaalbedrag van ongeveer € 11.500,- in elk geval een bedrag van gemiddeld € 500,- per dag) van [slachtoffer 7] heeft afgenomen en/of afgepakt en/of door [slachtoffer 7] heeft laten afstaan en/of [slachtoffer 7] slechts weinig van haar verdiensten heeft laten houden, en/of
- -
[slachtoffer 7] (afslank)pillen heeft gegeven zodat zij zou afvallen;
en/of
(ten aanzien van [slachtoffer 8])(in de periode van 1 juli 2008 tot 11 november 2008)
- -
(terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat [slachtoffer 8] kwetsbaar was) [slachtoffer 8] heeft/hebben overgenomen van haar toenmalige pooier ([naam]), na mishandeling van die pooier door hem, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s), en/of
- -
[slachtoffer 8] onderdak heeft/hebben verschaft, door haar in zijn, verdachtes, woning te laten verblijven, en/of
- -
[slachtoffer 8] heeft/hebben vervoerd (onder meer van en/of naar haar werkkamer), met zijn, verdachtes auto en/of de auto van een of meer van zijn mededader(s), en/of
- -
[slachtoffer 8] (telkens) onder druk heeft/hebben gezet en/of ertoe heeft/hebben aangezet en/of heeft/hebben gebracht tot het (blijven) verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of
- -
(terwijl [slachtoffer 8] prostitutiewerkzaamheden verrichtte) (telkens) in de buurt is/zijn gebleven van de werkkamer van [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 8] nauwlettend in de gaten heeft/hebben (laten) (ge)houden, en/of
- -
(telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 8] heeft/hebben afgenomen en/of afgepakt en/of door [slachtoffer 8] heeft/hebben laten afstaan aan hem, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s), te weten een bedrag van ongeveer € 7.500,-
en/of
(ten aanzien van [slachtoffer 9])(in de periode van 1 juli 2008 tot 11 november 2008)
- -
(terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat [slachtoffer 9] kwetsbaar was) [slachtoffer 9] heeft/hebben overgenomen van haar toenmalige pooier ([naam]), na mishandeling van die pooier door hem, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s), en/of
- -
[slachtoffer 9] onderdak heeft/hebben verschaft, door haar in zijn, verdachtes, woning te laten verblijven, en/of
- -
[slachtoffer 9] heeft/hebben vervoerd (onder meer van en/of naar haar werkkamer), met zijn, verdachtes auto en/of de auto van een of meer van zijn mededader(s), en/of
- -
[slachtoffer 9] (telkens) onder druk heeft/hebben gezet en/of ertoe heeft/hebben aangezet en/of heeft/hebben gebracht tot het (blijven) verrichten van prostitutiewerkzaamheden, en/of
- -
(terwijl [slachtoffer 9] prostitutiewerkzaamheden verrichtte) (telkens) in de buurt is/zijn gebleven van de werkkamer van [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 9] nauwlettend in de gaten heeft/hebben (laten) (ge)houden, en/of
- -
(telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 9] heeft/hebben afgenomen en/of afgepakt en/of door [slachtoffer 9] heeft/hebben laten afstaan aan hem, verdachte, en/of een of meer van zijn mededaer(s), te weten een bedrag van ongeveer € 9.000,-;
(artikel 273a (oud)/273f, eerste lid, sub 1, 4, 6 en 9, Wetboek van Strafrecht)
Feit 5:
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 11 november 2008
te Alkmaar en/of te Amsterdam en/of te Arnhem en/of te Den Haag en/of te Haarlem en/of te Utrecht, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, in elk geval alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) een of meer geldbedrag(en) en/of voorwerp(en) verworven en/of voorhanden gehad, te weten
- -
(telkens) een groot deel van de verdiensten uit de door [slachtoffer 2] verrichte prostitutiewerkzaamheden (te weten een totaalbedrag van ongeveer € 702.000,-) en/of
- -
(telkens) een groot deel van de verdiensten uit de door [slachtoffer 3] verrichte prostitutiewerkzaamheden (te weten een totaalbedrag van ongeveer € 70.824,-) en/of
- -
(telkens) een groot deel van de verdiensten uit de door [slachtoffer 4] verrichte prostitutiewerkzaamheden (te weten een totaalbedrag van ongeveer € 660.000,-) en/of
- -
(telkens) een groot deel van de verdiensten uit de door [slachtoffer 6] verrichte prostitutiewerkzaamheden (te weten een totaalbedrag van ongeveer € 234.000,-) en/of
- -
(telkens) een groot deel van de verdiensten uit de door [slachtoffer 7] verrichte prostitutiewerkzaamheden (te weten een totaalbedrag van ongeveer € 11.500,-) en/of
- -
(telkens) een groot deel van de verdiensten uit de door [slachtoffer 8] verrichte prostitutiewerkzaamheden (te weten een totaalbedrag van ongeveer € 7.500,-) en/of
- -
(telkens) een groot deel van de verdiensten uit de door [slachtoffer 9] verrichte prostitutiewerkzaamheden (te weten een totaalbedrag van ongeveer € 9.000,-),
en/of één of meer andere geldbedrag(en) en/of voorwerp(en), terwijl hij (telkens) wist dat die/dat voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit misdrijf/misdrijven;
(artikel 420bis/420ter jo 47 Wetboek van Strafrecht)
Feit 6:
hij op of omstreeks 21 juni 2008 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 10] (met kracht) met gebalde vuist tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 10] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het bewijs
Algemene beschouwing
De onderhavige strafzaak is het resultaat van een omvangrijk, onder de noemer "Judo" verricht onderzoek. Uit het dossier dat de resultaten van dat onderzoek bevat, alsmede uit de verklaringen die later door betrokkenen bij de rechter-commissaris zijn afgelegd, leidt het hof af dat er veelal sprake is van zeer complexe relaties die hebben bestaan tussen de betrokken vrouwen en de onderscheiden verdachten.
In algemene zin wordt de rol van de verdachten -onder wie de verdachte en zijn broer- in het dossier omschreven als die van "loverboy": in het kader van een affectieve relatie zouden de vrouwen worden bewogen zich te prostitueren, waarna de verdachten voordeel trekken uit de opbrengst van die prostitutie. Aldus is een situatie ontstaan van seksuele uitbuiting welke vervolgens met behulp van diverse dwangmiddelen door de verdachten in stand is gehouden.
De complexiteit die deze verhoudingen kenmerkt, bemoeilijkt in aanzienlijke mate de rechterlijke taak van feitenvaststelling, van waardering van de rollen die elk van de betrokkenen heeft gespeeld, alsmede van hun onderlinge machts- en zeggenschapsverhouding.
Op de eerste plaats laten de verhoudingen tussen de verdachten en hun vriendinnen zich typeren door een onmiskenbare ambivalentie. De verdachten zelf hebben zich in veel gevallen hierover niet duidelijk uitgesproken, maar uit de door de vrouwen afgelegde verklaringen komt een beeld naar voren dat zij zich enerzijds in zeer sterke mate aangetrokken voelden tot één of meer van de verdachten maar anderzijds zich soms ook wilden onttrekken aan hun invloed. Deze ambivalentie duurt, zo blijkt uit enkele verklaringen van vrouwen, afgelegd in de gedingfase van het hoger beroep, zelfs voort na beëindiging van de relatie.
De betrokken vrouwen hebben onder meer als drijfveren geuit de wens om te leven in een zekere mate van weelde (mooie kleding, dure accessoires) en in de omgeving van stoere, goed geklede mannen, alsmede de behoefte aan een leven vol spanning. Deze drijfveren leidden hen in veel gevallen reeds op eigen kracht in de richting van de prostitutie. In de loop der jaren ontwikkelen zij daarnaast de behoefte aan een rustig en onafhankelijk bestaan. Dit verbindt een aantal van hen, zo blijkt uit hun verklaringen, nog meer aan de verdachten, omdat in die behoefte naar hun inzicht slechts kan worden voorzien door geld te sparen uit de opbrengsten van hun prostitutiewerk. Tegelijkertijd vormt het ook de basis voor het verlangen om de prostitutiewerkzaamheden en daarmee hun relatie met één of meer van de verdachten, te beëindigen.
In dit diffuse patroon van aantrekkingskracht en weerstand onderkent het hof een ambigu geheel van handelingen, waarbij personen zich kwetsbaar maken voor manipulatie en elkaar over en weer daadwerkelijk manipuleren, welke kwetsbaarheid zich in een aantal gevallen ook heeft gerealiseerd.
Een ander aspect van de hiervoor bedoelde complexiteit is het zelfbeeld van de betrokken vrouwen die in de strafzaak als getuigen optreden. Daargelaten de vele diepgaande gedragswetenschappelijke beschouwingen die hieraan kunnen worden gewijd, kunnen reeds op grond van de afgelegde verklaringen als zodanig enkele feitelijke constateringen worden gedaan.
Verschillende getuigen hebben verklaard dat zij door toedoen van de verdachten "erin zijn getrapt". Zij hebben zich laten ompraten dan wel zich laten leiden door even mooie als loos gebleken beloften.
Sommigen beschrijven hun positie op grond van hun toenmalige leefomstandigheden als kwetsbaar in die zin dat zij afkomstig waren uit een problematische opvoedingssituatie, op straat leefden en afhankelijk waren van hulp en onderdak die hen door anderen werden verleend.
In de ogen van weer andere getuigen, eveneens prostituees, geven deze getuigen een vertekend beeld van de feitelijke gang van zaken en zouden zij zichzelf aan één of meer van de verdachten hebben aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden. Over die getuigen op hun beurt, maken vrouwen ook weer tal van, soms zeer uitgesproken, veelal diskwalificerende opmerkingen.
De vrouwen zien zichzelf in veel gevallen als krachtig en sterk als zij er uiteindelijk in zijn geslaagd om met hun prostitutiewerkzaamheden te stoppen althans om, zoals zij verklaren, niet meer te werken "voor" iemand. Daarnaast geven verschillende vrouwen aan dat zij zichzelf zien als zeer mondig, erin bestaand dat zij zo nodig door het geven van een grote mond de ander op afstand weten te houden. Menigeen voegt daar echter aan toe dat, zo begrijpt het hof, van echte mondigheid geen sprake is en dat zij het leven niet in eigen hand namen.
Ook hier ligt de conclusie voor de hand dat er sprake is van tal van ambivalenties.
Naast dit beeld dat de vrouwen geven van zichzelf staat het beeld dat zij van enkele van de verdachten geven. Deze hebben op hen een sterk overwicht en beschikken over het vermogen om het handelen van de vrouwen te sturen en om hun keuzes ten aanzien van het eigen privéleven min of meer beslissend te beïnvloeden.
In schril contrast daarmee staat hetgeen de verdachte -evenals zijn gelijktijdig berechte broer- ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard over zijn verhouding met de op de tenlastelegging genoemde vrouwen. Zij zouden hun eigen leven hebben gehad, volkomen onafhankelijk van de verdachte zijn geweest, alle keuzes in zelfstandigheid hebben gemaakt en zonder enige betrokkenheid van de verdachte gekozen hebben voor werk in de prostitutie en voor de voortzetting daarvan.
Tegen deze achtergrond begrijpt het hof de gebleken geringe bereidheid tot verklaren bij vele vrouwen. Uit de verklaringen blijkt van een veelheid aan motieven, variërend van angst voor wraak van de zijde van de verdachte en diens omgeving tot een mengeling van gevoelens, waarin schuldgevoel en twijfel en onzekerheid over eigen aandeel een rol lijkt te spelen.
Voorts geven de verklaringen soms de indruk dat het chaotische karakter van de levensfase van de getuigen/aangeefsters, waarin de prostitutie als optie naar voren kwam en waarbij één of meer verdachten een rol hadden, gevoegd bij de sindsdien verstreken tijd, tot verminderde precisie en tot verschillen in de weergave van relevante feiten en omstandigheden heeft geleid.
Het wettelijk kader
Aan de verdachte is onder meer ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan, kort gezegd, seksuele uitbuiting ten aanzien van verschillende vrouwen.
Gedurende de in de tenlastelegging vermelde pleegperioden is de wettelijke delictsomschrijving in het Wetboek van Strafrecht (Sr) enkele malen gewijzigd. Dit heeft geresulteerd in een deels cumulatieve tenlastelegging waarin, afhankelijk van de pleegperiode, de beschuldiging op uiteenlopende wijzen is verwoord.
De strafbepalingen, voor zover van belang in de onderhavige zaak, houden kort en zakelijk weergegeven, het volgende in.
In de periode 1 oktober 2000 tot 31 december 2004 was seksuele uitbuiting strafbaar gesteld in artikel 250a Sr. Per 1 oktober 2002 is een kleine wijziging van de delictsomschrijving van kracht geworden welke in dit verband buiten beschouwing kan blijven.
Met ingang van 1 januari 2005 zijn de bepalingen inzake seksuele uitbuiting, die tot dan toe waren opgenomen in de titel betreffende misdrijven tegen de zeden, in een aanmerkelijk gewijzigde redactie als artikel 273a Sr opgenomen in de titel betreffende misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid. Daarbij is in de delictsomschrijving het begrip "mensenhandel", dat tot 1 oktober 2000 in de voorloper van artikel 250a Sr (250ter Sr) was opgenomen, geherintroduceerd.
Een vernummering tot artikel 273f Sr, in werking getreden op 1 september 2006, heeft geen inhoudelijke wijziging gebracht in de bepaling zelf.
In bovengenoemde bepalingen is onder meer strafbaar gesteld, voor zover thans van belang en met abstrahering van de verschillen in redactie van de bepalingen, het, met toepassing van zekere dwangmiddelen, verrichten van handelingen, ertoe leidend dat een persoon zich prostitueert. Daarnaast is strafbaar gesteld het trekken van voordeel uit gedwongen vormen van prostitutie.
Minderjarige slachtoffers genieten voorts bijzondere bescherming. Ook handelingen die erop zijn gericht hen te bewegen zich beschikbaar te stellen voor seksuele handelingen tegen betaling, zonder toepassing van dwangmiddelen, alsmede het trekken van voordeel daaruit, zijn strafbaar.
Tot zo ver in het kort de essentie van de relevante bepalingen in het Wetboek van Strafrecht.
Algemene overwegingen over de tenlastelegging en de beoordeling ervan: het toetsingskader
Aan de verdachte is onder de feiten 1 tot en met 4 ten laste gelegd dat hij telkens gebruik heeft gemaakt van de volgende dwangmiddelen:
- -
geweld of een andere feitelijkheid,
- -
bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
- -
misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht,
- -
misbruik van een kwetsbare positie (ten aanzien van de feiten ten laste gelegd als overtreding van artikel 273a en/of 273f Sr), en
- -
misleiding.
Voor de toepassing van deze wettelijke omschrijvingen van de onderscheiden dwangmiddelen acht het hof in deze zaak, in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, het volgende van belang.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat instemming met seksuele uitbuiting niet in de weg hoeft te staan aan bewezenverklaring van die uitbuiting, indien één van de dwangmiddelen is gebruikt. Evenmin is de omstandigheid dat het slachtoffer voorafgaand aan de uitbuitingssituatie reeds werkzaam was als prostituee een beletsel voor een bewezenverklaring.
Voorts is beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer reeds voldoende om het gedwongen karakter van de prostitutie aan te nemen. Er hoeft geen sprake te zijn geweest van zodanige dwang of druk dat voor de betrokkene geen andere keuze meer mogelijk was.
Tot slot mag de rechter (mede) uit de omstandigheden afleiden dat er sprake is van misleiding of van misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht.
Hoewel deze aan de wetsgeschiedenis ontleende elementen zowel elk afzonderlijk als in samenhang de drempel voor een bewezenverklaring onder omstandigheden kunnen verlagen, wordt daardoor het toetsingskader evenwel niet minder problematisch. In dat verband overweegt het hof het navolgende.
De wetgever heeft in 1997 het bordeelverbod opgeheven. Als onderdeel van deze wetgevingsoperatie is het verbod op exploitatie van vrouwen door prostitutie uit het Wetboek van Strafrecht verwijderd.
Het strafrecht is daarmee in het bijzonder een instrument geworden bij de bestrijding van onvrijwillige vormen van prostitutie. Met name in strafzaken waarin het verwijt inhoudt dat er sprake is geweest van zogeheten loverboy-activiteiten, vormt de vraag naar de afbakening van vrijwillige en gedwongen prostitutie de kern van de beoordeling.
De referentie voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van vrijwilligheid is de "gemiddelde mondige prostituee in Nederland", die, zo lijkt te zijn verondersteld, zelf bepaalt waar, wanneer, met wie en onder welke omstandigheden zij werkt. Het fictieve karakter van deze "maatvrouw" levert tal van complicaties op bij de inschatting en waardering van het type afhankelijkheidsrelaties, waarin de verdachte en de betrokken vrouwen zich lijken te hebben bevonden.
Het hof wil wel aannemen, zoals hierna uit nadere bewijsoverwegingen uitgebreider zal volgen, dat de verdachte met een aantal van de in de tenlastelegging vermelde vrouwen een in enkele opzichten onevenwichtige relatie heeft gehad. Dit brengt mee, dat ook kan worden aangenomen dat de verdachte in die gevallen een overwicht had op de betrokken vrouwen.
Voor een bewezenverklaring is echter voorts vereist dat er sprake is geweest van misbruik van dit uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en bovendien, dat dit misbruik instrumenteel is ingezet om de vrouwen te bewegen zich beschikbaar te stellen voor seksuele handelingen met anderen tegen betaling.
Bij de beantwoording van deze vragen ligt een risico van een bovenmatig subjectieve normatieve inkleuring van het beoordelingskader op de loer: vanuit een waardegeladen oordeel over ongelijke machtsrelaties tussen partners en/of over het karakter van het werk in de prostitutie kan de aanwezigheid van het misbruik dan te snel worden aangenomen.
Het requisitoir van de advocaat-generaal geeft op bepaalde punten blijk van die normatieve inkleuring. Zij spreekt daarin, waarbij zij zich baseert op enkele algemene sociaal-wetenschappelijke inzichten, van een "pervers spel" dat de verdachte speelde met de betrokken vrouwen. De verleiding kan groot zijn om een sjabloon over de feiten te leggen zoals deze zich aandienen in het dossier, maar deze dient met het oog op de waarheidsvinding te worden weerstaan.
Vanuit een andere invalshoek heeft ook de Hoge Raad een criterium geformuleerd voor de beoordeling van misbruik van overwicht. In zijn arrest van 5 februari 2002 (LJN: AD5235) heeft de Hoge Raad overwogen en beslist dat voor een bewezenverklaring van misbruik van overwicht is vereist, dat de dader zich bewust moet zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden van de betrokkene, waaruit het overwicht voortvloeit dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien, in die zin dat ten minste voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn geweest.
Bij de beoordeling van de aanwezigheid van misleiding bestaat een risico van soortgelijke aard. De tenlastelegging bevat enkele onderdelen van sterk subjectieve aard, welke door de rechtbank bewezen zijn verklaard. Het hof doelt hierbij onder meer op voorgewende verliefdheid en het voorspiegelen van een mooie toekomst. Ook voorwendsels en onoprechte beloften -wat daarvan overigens zij- behoeven bewijs, dat naar oordeel van het hof niet mag worden afgeleid louter vanuit een impliciet waardeoordeel over de relaties, zoals deze in het dossier worden gepresenteerd of over de reputatie van de bedrijfstak.
Immers, de rechter begeeft zich dan op risicovolle wijze op het terrein van de introspectie, hetgeen niet op deugdelijke wijze te verantwoorden valt.
Slechts als uit feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat de uitingen van de verdachte wel misleidend geweest moeten zijn, kan het bewijs van misleiding worden aangenomen.
Het hof wijst tot slot op regelmatig in het dossier terugkerende feiten en omstandigheden die worden gepresenteerd als aanwijzingen voor gedwongen prostitutie, zoals het halen en brengen van een vrouw naar het werk, afdracht van de met het werk verdiende opbrengsten, verschaffen van kleding, accessoires en condooms. Een waardeneutrale hantering van de maatstaf van de fictieve referentieprostituee brengt mee, dat deze feiten en omstandigheden op zichzelf niet per se doorslaggevend zijn voor de slotsom dat er een wezenlijk andere situatie bestaat ten opzichte van de prostituee in een legale arbeidsverhouding (waarbij moet worden gedacht aan de evenbedoelde "maatvrouw").
De bewijsminimumregel ten aanzien van getuigenbewijs
De raadsman heeft bij pleidooi aandacht gevraagd voor de bewijsminimumregel van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en hij heeft gesteld dat met betrekking tot veel van de ten laste gelegde feiten niet aan het in deze regel vervatte vereiste is voldaan.
Volgens deze bepaling kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige.
De Hoge Raad heeft het belang van deze bepaling bij herhaling onderstreept door te overwegen dat deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Een nadere invulling wordt door de Hoge Raad echter niet gegeven met de motivering dat de vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, zich niet in algemene zin laat beantwoorden, maar een beoordeling van het concrete geval vergt.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan naar het oordeel van het hof worden afgeleid allereerst, dat voldoende is dat de bewezenverklaring als geheel door meer dan één bewijsmiddel wordt geschraagd, waaronder dient te worden verstaan dat er, buiten de getuigenverklaring een tweede onafhankelijke bewijsgrond bestaat. Deze tweede bewijsgrond kan direct inhoudelijk betrekking hebben op één of meer onderdelen van de tenlastelegging, maar dit is niet noodzakelijk. Ingeval van een meer indirect verband tussen de eerste en de tweede bewijsgrond wordt de deugdelijkheid van de bewijsconstructie bepaald door de motivering die de rechter ervoor heeft gegeven. Een verklaring van een getuige waarin deze uitsluitend bevestigt hetgeen deze van de andere getuige heeft gehoord, kan zonder bijkomend bewijsmateriaal niet als zodanige tweede bewijsgrond gelden.
Voorts geldt de aan de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontleende eis dat de directe betrokkenheid van de verdachte bij een strafbaar feit in voldoende mate dient te blijken uit een andere bron ingeval de verdachte de getuige die belastend heeft verklaard niet heeft kunnen ondervragen.
In het licht van deze rechtspraak zal het hof bij de beoordeling van ondersteunende verklaringen op hun bruikbaarheid telkens toetsen hetzij of er sprake is van bevestiging van significante elementen uit de belastende getuigenverklaring dan wel of er sprake is van onmiskenbaar unieke of authentieke elementen, waardoor de geloofwaardigheid van de getuige, op wier verklaring het bewijs in aanmerkelijke mate steunt, buiten redelijke twijfel kan staan.
De aard van de ten laste gelegde feiten en de besloten relationele context waarin dit type misdrijven doorgaans wordt gepleegd brengen met zich dat aanvullend bewijs regelmatig bestaat in ondersteunende verklaringen, die zijn gebaseerd op mededelingen die de betrokken aangeefsters of slachtoffers over de feiten of over de verdachte ten overstaan van derden hebben gedaan. Het hof zal telkens hebben te beoordelen of de getuigen nader hebben verklaard over de wijze waarop en de omstandigheden waaronder zij wetenschap hebben gekregen van de informatie, of hun weergave daarvan aannemelijk is en of hieraan een oordeel valt te ontlenen over de betrouwbaarheid.
Bruikbaarheid van getuigenverklaringen in het licht van hun totstandkoming
Het onder de naam Judo verrichte onderzoek heeft een eigen, karakteristieke dynamiek gehad. Nadat de verdachten waren aangehouden zijn de getuigen zowel gericht als via algemene publiciteit opgeroepen om een verklaring af te leggen dan wel aangifte te doen.
Via zeer uiteenlopende trajecten zijn vervolgens de verklaringen tot stand gekomen. Zo hebben sommige getuigen het gelaten bij oriënterende gesprekken met de politie, waarvan de inhoud is neergelegd in processen-verbaal van bevindingen. In andere gevallen zijn in een aantal stappen verklaringen opgenomen, waarvan een deel in een later stadium uitmondde in een aangifte. Enkele vrouwen hebben tijdens de opsporingsfase in het geheel niet willen verklaren. Zij hebben pas bij de rechter-commissaris, bij wie zij verplicht waren te verschijnen, een verklaring afgelegd.
In die gevallen waarin vrouwen meer verklaringen hebben afgelegd, vertonen de verklaringen soms verschillen. Deze bevinden zich soms op, overigens niet minder relevant, detailniveau. Daarnaast doen zich ook meer fundamentele verschillen voor, met name tussen de verklaringen afgelegd bij de politie en die zijn afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris. Veelal is tussen de momenten van opnemen van deze verklaringen een periode van ongeveer een jaar gelegen. Hierbij is bij de onderscheiden getuigen zowel het patroon dat een eerder afgelegde belastende verklaring wordt ingetrokken bij de rechter-commissaris, als het patroon dat eerst bij de rechter-commissaris belastend wordt verklaard zichtbaar.
Gelet op deze omstandigheden en naar aanleiding van verzoeken van de verdediging heeft het hof enkele getuigen ter terechtzitting in hoger beroep nogmaals gehoord.
Het hof overweegt dat de enkele omstandigheid dat een getuige wisselend heeft verklaard onvoldoende is om van gebruik van de verklaring voor het bewijs af te zien. De wisselingen kunnen veelal, mede op basis van de toelichting die de vrouwen zelf geven voor de wijzigingen, worden begrepen in het licht van hetgeen is gebleken omtrent hun persoon en/of hun relatie met de verdachte.
Daarmee is evenwel nog niet gezegd dat de belastende verklaring gereed ligt voor gebruik voor het bewijs. De verklaringen dienen door het hof met behoedzaamheid te worden beoordeeld en er dienen, zonder dat hiervoor een algemeen criterium kan worden gegeven, substantiële eisen te worden gesteld aan de bewijskracht van het steunbewijs.
Afzonderlijke vermelding behoeven de verklaringen van getuigen die expliciet en bij herhaling hebben gezegd dat zij door de verdachte niet zijn uitgebuit, terwijl het dossier verschillende aanwijzingen bevat dat hiervan wel sprake is geweest en de advocaat-generaal op die grond ten aanzien van de betrokken getuige een bewezenverklaring heeft gevorderd.
Tegen de achtergrond van hetgeen eerder is overwogen over de relationele context van de ten laste gelegde feiten en over het beoordelingskader hiervoor zal het hof als vertrekpunt hanteren dat niet te snel kan worden aangenomen dat het niet anders kan zijn dan dat die getuige in strijd met de waarheid heeft verklaard. Andere, zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, zullen in zo'n geval voldoende duidelijkheid moeten bieden over het ten laste gelegde feit. Aan deze eis is niet voldaan als de bewijswaarde van de gepresenteerde bewijsmiddelen gelegen is op de ondergrens van de bewijsminimumregel van artikel 342, tweede lid, Sv. De verklaring van de getuige dat zich ten aanzien van haar persoon geen uitbuiting heeft voorgedaan dient, met andere woorden, in aanzienlijke mate met bewijsmiddelen waaruit het tegendeel blijkt te worden gecompenseerd.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4
Met inachtneming van hetgeen hiervoor in algemene zin is overwogen omtrent de aard van de tenlastegelegde feiten en de aan het bewijs te stellen eisen, overweegt het hof met betrekking tot de in de feiten 1, 2, 3 en 4 genoemde vrouwen - ieder afzonderlijk - het navolgende.
Met betrekking tot [slachtoffer 5], [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9]
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten aanzien van deze vrouwen ten laste gelegde gedragingen. De advocaat-generaal heeft, hoewel het hoger beroep van de officier van justitie zich ook richtte tegen deze vrijspraken, ter terechtzitting in hoger beroep gerekwireerd tot vrijspraak ten aanzien van de ten aanzien van deze vrouwen ten laste gelegde gedragingen. De verdediging heeft, onder verwijzing naar hetgeen in de pleitnota in eerste aanleg daaromtrent was aangevoerd, vrijspraak bepleit. Het hof acht, met de verdediging en de advocaat-generaal, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte met betrekking tot [slachtoffer 5], [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] is ten laste gelegd en zal de verdachte daarvan dan ook vrijspreken.
Het voorgaande betekent dat het voorwaardelijk verzoek tot heropening van het onderzoek in het geval het hof bewezenverklaring ten aanzien van deze vrouwen zou overwegen, geen beoordeling en beslissing meer behoeft.
Met betrekking tot [slachtoffer 1]
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 1 met betrekking tot [slachtoffer 1] is ten laste gelegd, maar veroordeeld voor wat betreft de onder feit 3 ten aanzien van [slachtoffer 1] ten laste gelegde gedragingen. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gerekwireerd tot vrijspraak ten aanzien van ten aanzien van [slachtoffer 1] ten laste gelegde gedragingen; desgevraagd heeft zij bevestigd dat dit ook geldt voor hetgeen met betrekking tot [slachtoffer 1] onder feit 3 is ten laste gelegd en door de rechtbank bewezen is verklaard. De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van [slachtoffer 1]. Het hof acht, met de verdediging en de advocaat-generaal, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte met betrekking tot [slachtoffer 1], zowel onder feit 1 als onder feit 3, is ten laste gelegd en zal de verdachte daarvan dan ook vrijspreken.
Met betrekking tot [slachtoffer 2]
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor de onder de feiten 2 en 3 ten aanzien van [slachtoffer 2] tenlastegelegde gedragingen. De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring ten aanzien van de ten aanzien van [slachtoffer 2] ten laste gelegde gedragingen. De verdediging heeft op in de pleitnota nader uiteengezette gronden bepleit, dat de verdachte van hetgeen hem met betrekking tot [slachtoffer 2] ten laste is gelegd zal worden vrijgesproken. Kort samengevat heeft de verdediging aangevoerd dat op grond van de inhoud van de in het voorbereidend onderzoek door [slachtoffer 2] afgelegde verklaringen moet worden geconcludeerd dat deze op grond van de onbetrouwbaarheid daarvan niet voor de bewijslevering in aanmerking dienen te komen. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat haar relaas naar zijn inhoud onwaarschijnlijk is en op onderdelen in strijd is met de door haar moeder afgelegde verklaringen, terwijl het voorhanden steunbewijs feitelijk slechts de auditu-verklaringen betreft die ook inhoudelijk, vanwege hun algemene karakter, niet bruikbaar zijn voor het bewijs.
Het hof overweegt met betrekking tot de op [slachtoffer 2] toegespitste feiten het volgende.
[slachtoffer 2] heeft, als getuige gehoord door de rechter-commissaris op 25 juni 2009, kort gezegd verklaard dat zij een relatie met de verdachte heeft gehad en door hem in de prostitutie terecht is gekomen. Zij heeft verklaard dat zij op zeventienjarige leeftijd met de verdachte het ouderlijk huis heeft verlaten en dat zij diezelfde avond in Arnhem als prostituee is gaan werken. De verdachte heeft [slachtoffer 2] naar Arnhem gebracht waar al een kamer voor haar geregeld was. De verdachte heeft haar gezegd dat zij moest werken in de prostitutie. Haar verdiensten legde [slachtoffer 2] neer en het werd door de verdachte gepakt. De huur van de kamer verliep via de verdachte. [slachtoffer 2] heeft voorts verklaard dat zij, voordat zij 18 jaar was, heeft gewerkt op een vals paspoort op naam van [slachtoffer 1]. Dit paspoort had zij van de verdachte gekregen. Toen zij 19 jaar oud was, is [slachtoffer 2] bij de verdachte weggegaan en is zij naar haar moeder, die toen op vakantie was in Turkije, gegaan. [slachtoffer 2] was bang dat de verdachte haar weer zou ophalen en dat zij weer in het prostitutieleven moest terugkeren. [slachtoffer 2] heeft voorts verklaard dat zij, nadat zij de verdachte had verlaten, hem is tegengekomen en dat zij toen voor hem in een drogisterij is gevlucht.
Het hof overweegt in de eerste plaats dat [slachtoffer 2] tegenover de rechter-commissaris een consistente en duidelijke verklaring heeft afgelegd, waarbij zij niet de indruk wekt de verdachte in een, vanuit haar perspectief onnodig, kwaad daglicht te willen stellen. Het hof baseert dit op de omstandigheid dat [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de operatief aangebrachte borstvergroting en het aanbrengen van de tatoeages het gevolg van louter haar eigen beslissingen waren, dat de verdachte haar nooit zwaar heeft mishandeld en dat hij niet heeft gezegd dat hij "haar tieten er af zou snijden".
Het hof overweegt voorts dat bovenstaande verklaring, anders dan de verdediging heeft betoogd, op essentiële punten steun vindt in andere verklaringen en bevindingen.
De verdachte heeft zelf bij herhaling verklaard dat zijn eerste vriendin [slachtoffer 2] was en dat deze in de prostitutie werkte.
De moeder van [slachtoffer 2] heeft verklaard dat haar dochter in 2000 de ouderlijke woning heeft verlaten en met de verdachte ging wonen. Zij had het vermoeden dat [slachtoffer 2] als prostituee aan het werk was gezet door de verdachte en zij heeft daarvan melding gemaakt bij de politie. In 2003, toen [slachtoffer 2]'s moeder op vakantie was in Turkije, stond haar dochter [slachtoffer 2] plotseling voor de deur en deze vertelde huilend dat zij bij de verdachte weg was en dat zij niet eerder weg was gegaan omdat hij haar had bedreigd dat hij haar familie wat aan zou doen. Van een nichtje hoorde mevrouw [slachtoffer 2] dat haar dochter enige tijd daarna de verdachte was tegengekomen en bij een drogisterij naar binnen was gevlucht. Het hof merkt naar aanleiding van de stelling van de raadsman, inhoudende dat de moeder van [slachtoffer 2] eerst in 2008 deze verklaring heeft afgelegd op, dat uit het dossier blijkt dat zij reeds in 2001 en 2003 gelijkluidende verklaringen tegenover de politie heeft afgelegd. Het hof merkt voorts op, dat waar de raadsman heeft betoogd dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en haar moeder omtrent "de eerste werkdag" tegenstrijdig zijn, in de eerste plaats niet zonder meer vaststaat dat beiden over dezelfde dag verklaren en in de tweede plaats dat die tegenstrijdigheid - gelet op het feit dat deze betrekking heeft op verklaringen over een gebeurtenis die 8 á 9 jaren voordien heeft plaatsgevonden - onvoldoende is om aan de betrouwbaarheid van één van beide verklaringen twijfel te moeten hechten.
In het dossier bevindt zich een geschrift, te weten een uidraai van een proces-verbaal van 2 mei 2001, waaruit blijkt dat [slachtoffer 2] op 1 mei 2001 - toen zij 17 jaar was, derhalve - achter het raam in Amsterdam is aangetroffen in het bezit van een vervalst paspoort ten name van [slachtoffer 1].
Genoemde [slachtoffer 1] heeft als getuige een verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris. Zij heeft verklaard dat zij voor de verdachte in de prostitutie heeft gewerkt en dat zij erachter kwam dat de verdachte haar paspoort aan [slachtoffer 2] had gegeven. Zij heeft voorts bij de politie verklaard dat [slachtoffer 2] haar verteld had dat zij een drogisterij was binnengevlucht omdat de verdachte er aan kwam. Hoewel uit de verklaringen moet worden afgeleid dat deze gebeurtenis heeft plaats gevonden na de ten laste gelegde periode, ziet het hof hierin een aanwijzing dat de relatie het karakter heeft gehad zoals [slachtoffer 2] daarover heeft verklaard.
Het voorgaande leidt het hof tot het oordeel dat er voldoende ondersteunend bewijs is voor de verklaring van [slachtoffer 2]. Nu het hof ook overigens geen aanleiding ziet om aan de betrouwbaarheid van die verklaring te twijfelen, acht het wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte met betrekking tot [slachtoffer 2] ten laste is gelegd, zoals hierna bewezen zal worden verklaard.
Met betrekking tot [slachtoffer 6]
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor de onder feit 4 ten aanzien van [slachtoffer 6] ten laste gelegde gedragingen. De advocaat-generaal heeft dienaangaande gerekwireerd tot bewezenverklaring ten aanzien van [slachtoffer 6]. De verdediging heeft op in de pleitnota nader uiteengezette gronden bepleit dat de verdachte van hetgeen hem met betrekking tot [slachtoffer 6] ten laste is gelegd, zal worden vrijgesproken. Kort samengevat heeft de verdediging aangevoerd dat [slachtoffer 6] als een normale mondige Nederlandse prostituee had te gelden en dat zij vrijwillig in de prostitutie is gaan werken. Van dwang of misleiding door de verdachte was geen sprake. Het is onverantwoord de verklaringen van de getuige [getuige 1] te gebruiken voor het bewijs, niet alleen omdat hij geen betrouwbare getuige is, maar ook omdat de bron van zijn informatie [slachtoffer 6] zelf is.
Het hof overweegt met betrekking tot [slachtoffer 6] het volgende.
[slachtoffer 6] heeft in de loop van het onderzoek meer verklaringen afgelegd. Van verhoren bij de politie op respectievelijk 18 en 20 november 2008 zijn processen-verbaal van bevindingen opgemaakt. Ook van een verhoor als getuige op 26 februari 2009 is door verbalisanten een uitgebreid - niet door de getuige ondertekend - proces-verbaal opgemaakt. [slachtoffer 6] heeft vervolgens op 9 juli 2009 ten overstaan van de rechter-commissaris als getuige een verklaring afgelegd. Tenslotte heeft zij als getuige ter terechtzitting in hoger beroep van 28 maart 2011 een verklaring afgelegd. Haar verklaringen vormen naar hun inhoud een bevestiging van het eerder door het hof vastgestelde algemene beeld van de onderlinge relaties en de gevolgen daarvan voor de houding van de betrokkenen tijdens het onderzoek. [slachtoffer 6] wenst geen aangifte te doen tegen de verdachte; zij wil wel, zoals zij zegt, haar verhaal doen. Ook bij de rechter-commissaris heeft zij verklaard dat zij weliswaar zowel tegenover de politie als de rechter-commissaris steeds naar waarheid heeft verklaard, maar dat zij haar verklaring niet wenst te ondertekenen omdat het dan net een aangifte lijkt en dat zij geen aangifte wil doen.
Het hof overweegt dat [slachtoffer 6] als getuige ter terechtzitting in hoger beroep uitgebreid heeft verklaard en dat haar bij die gelegenheid afgelegde verklaring in grote lijnen, doch tevens op essentiële details, gelijkluidend was aan hetgeen zij eerder tegenover de politie en de rechter-commissaris had verklaard. Ook overweegt het hof dat [slachtoffer 6] ter terechtzitting in hoger beroep niet de indruk heeft gewekt dat zij de verdachte 'zwart wilde maken'. Integendeel, zij heeft ook verklaard dat zij met hem een goede tijd heeft gehad en dat zij ook zichzelf kwalijk neemt een aandeel te hebben gehad in de gang van zaken tijdens haar relatie met de verdachte.
Uit de verklaringen van [slachtoffer 6] maakt het hof onder meer het volgende op. Zij heeft een relatie gehad met de verdachte. Eén dag na haar 19e verjaardag is zij op voorstel van de verdachte gaan werken in de prostitutie in Antwerpen. De verdachte had haar gezegd dat zij dit moest doen als zij bij hem wilde blijven en dat de relatie anders beëindigd zou zijn. Omdat [slachtoffer 6] verliefd was, heeft zij met het voorstel ingestemd. De verdachte bracht haar naar Antwerpen. Al snel nadat [slachtoffer 6] in de prostitutie was begonnen gaf zij het verdiende geld aan de verdachte. Toen zij op enig moment tegen de verdachte zei dat zij met het werk wilde stoppen, heeft hij haar geslagen. Later, toen zij bij de verdachte is weggegaan, moest zij € 20.000 aan hem betalen als afkoopsom. Zij mocht dan niet meer werken in Amsterdam en Utrecht.
De inhoud van de verklaringen van [slachtoffer 6] vinden op essentiële en specifieke punten steun in overige bewijsmiddelen. In de eerste plaats bevestigt de verdachte zelf dat hij een relatie met [slachtoffer 6] heeft gehad en dat zij in de prostitutie werkte. Voorts bevindt zich in het dossier een faxbericht van de Belgische Federale politie, waaruit blijkt dat de verdachte en [slachtoffer 6] op 7 oktober 2005 - één dag na de 19e verjaardag van [slachtoffer 6] - zijn gecontroleerd nabij de rosse buurt te Antwerpen. De getuige [getuige 1] heeft op 12 maart 2009 bij de politie verklaard dat hij van [slachtoffer 6] heeft gehoord dat ze gedwongen werkzaam was in de prostitutie. Hij heeft verklaard dat zij overstuur was toen ze dat vertelde. Ook heeft hij verklaard van [slachtoffer 6] te hebben gehoord dat ze een groot geldbedrag aan de verdachte moest betalen als zij bij hem weg zou gaan en dat ze dan het werk als prostituee niet meer mocht doen en al helemaal niet in Utrecht.
Het hof overweegt dat het, anders dan de verdediging, de verklaringen van de getuige [getuige 1] bruikbaar acht voor het bewijs. Dat deze getuige werkzaam is bij de Sociale Werkvoorziening en door [slachtoffer 6] zelf, kennelijk vanwege het vertekende beeld dat hij in haar ogen van hun relatie had, als "gek" wordt aangemerkt, is geen reden om zijn verklaringen, gelet op de samenhang die deze zowel elk op zichzelf als in hun onderlinge verband vertonen, terzijde te schuiven. [slachtoffer 6] bevestigt immers wel degelijk dat zij regelmatig met hem heeft gesproken en hem bijvoorbeeld ook privé-filmpjes op haar mobiele telefoon heeft laten zien. Ook overweegt het hof dat [getuige 1] - hoewel hij zich volgorde en tijdstippen van gebeurtenissen niet altijd goed wist te herinneren - bij de raadsheer-commissaris bij zijn tegenover de politie afgelegde verklaring is gebleven.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 6] betrouwbaar en geloofwaardig zijn en in voldoende mate steun vinden in overige bewijsmiddelen. Het hof overweegt dat - anders dan de verdediging heeft aangevoerd - uit die verklaringen volgt dat [slachtoffer 6], voor zover het de tenlastegelegde periode betreft niet een "gewone mondige Nederlandse prostituee was" -de kennelijk aan de wetsgeschiedenis en jurisprudentie ontleende "maatvrouw" die vrijwillig werkzaam was in de prostitutie. De verdachte heeft, terwijl [slachtoffer 6] verliefd op hem was, aan een relatie met hem de voorwaarde verbonden dat zij in de prostitutie zal werken. Reeds daardoor heeft hij haar keuzevrijheid beperkt. Vervolgens heeft hij haar, door haar te slaan en door een afkoopsom te eisen, gedurende geruime tijd belet, althans belemmerd om richting te geven aan het werk, het daarmee stoppen daaronder mede begrepen.
Het voorgaande leidt er toe dat het hof bewezen acht hetgeen de verdachte onder feit 4 ten aanzien van [slachtoffer 6] ten laste is gelegd, zoals hierna bewezen zal worden verklaard.
Met betrekking tot [slachtoffer 7]
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de onder feit 4 ten aanzien van [slachtoffer 7] ten laste gelegde gedragingen. De advocaat-generaal heeft dienaangaande gerekwireerd tot bewezenverklaring ten aanzien van [slachtoffer 7]. De verdediging heeft op in de pleitnota nader uiteengezette gronden bepleit dat de verdachte van hetgeen hem met betrekking tot [slachtoffer 7] ten laste is gelegd, zal worden vrijgesproken. Kort samengevat heeft de verdediging aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 7] naar hun inhoud warrig en onwaarschijnlijk zijn en in het geheel geen enkele steun vinden in de inhoud van andere bewijsmiddelen.
Het hof overweegt met betrekking tot de op [slachtoffer 7] betrekkelijke gedragingen het volgende. Zij heeft kort gezegd verklaard dat zij, nadat zij door [medeverdachte 2] in de prostitutie was gebracht, op enig moment voor de verdachte is gaan werken. Hij had haar onderdak verleend en gezegd "en nu ga je werken". Zij heeft vervolgens een maand lang gewerkt en het daarmee verdiende geld bij de verdachte ingeleverd. De verdachte bepaalde de werktijden en er ontstond ruzie toen [slachtoffer 7] een dagje vrij wilde nemen.
Het hof stelt vast dat, wat er verder zij van de inhoud van de verklaringen van [slachtoffer 7], deze in ieder geval onvoldoende authentieke en unieke details bevat die bevestiging kunnen vinden in andere bewijsmiddelen. De verklaringen van een aantal getuigen dat [slachtoffer 7] "voor de verdachte werkte" zijn daarvoor onvoldoende. In deze mededeling kan, ook indien van de juistheid hiervan wordt uitgegaan, immers op zichzelf onvoldoende bevestiging worden gevonden voor het onvrijwillige karakter van die werkzaamheden.
Met betrekking tot [slachtoffer 3]
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor de onder feit 3 primair ten aanzien van [slachtoffer 3] tenlastegelegde gedragingen. De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring ten aanzien van [slachtoffer 3]. De verdediging heeft op in de pleitnota nader uiteengezette gronden bepleit dat de verdachte van hetgeen hem met betrekking tot [slachtoffer 3] ten laste is gelegd, zal worden vrijgesproken. Kort samengevat heeft de verdediging aangevoerd dat uit de verklaringen van [slachtoffer 3] op zichzelf beschouwd al geen strafbaar handelen volgt, terwijl er in het dossier geen enkel steunbewijs is voor haar verklaringen.
Het hof overweegt met betrekking tot de op [slachtoffer 3] betrekkelijke gedragingen het volgende. Zij heeft kort gezegd verklaard dat zij, nadat zij door ene "[naam]" in de prostitutie terecht was gekomen, de verdachte leerde kennen en een relatie met hem kreeg. Zij heeft, omdat verdachte zei dat hij voor haar ging sparen, haar verdiensten uit de prostitutie aan hem afgegeven. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij bang voor verdachte was hoewel hij tegen haar niet agressief was. Zij heeft verklaard dat ze door de verdachte niet gedwongen is om in de prostitutie te gaan werken, maar dat de verdachte wel haar werktijden en de financiële gang van zaken bepaalde. Het hof overweegt - onder verwijzing naar hetgeen hiervoor in algemene zin omtrent de beoordeling van de tenlastelegging in de onderhavige zaken is overwogen - dat uit de verklaringen van [slachtoffer 3] niet zonder meer kan worden afgeleid dat sprake is geweest van één van de in de tenlastelegging genoemde dwangmiddelen. Voor het gedwongen karakter van haar werkzaamheden kan ook geen steun worden gevonden in de, door de advocaat-generaal in haar requisitoir aangehaalde verklaringen van [getuige 2] en [slachtoffer 1] en evenmin in het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1]. Ook die verklaringen en bevindingen kunnen immers, wat er verder ook van zij, niet meer ondersteunen dan dat [slachtoffer 3] "voor de verdachte heeft gewerkt" en haar geld aan hem heeft afgegeven.
Met betrekking tot [slachtoffer 4]
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor de onder de feiten 3 en 4 ten aanzien van [slachtoffer 4] ten laste gelegde gedragingen. De advocaat-generaal heeft dienaangaande gerekwireerd tot bewezenverklaring ten aanzien van [slachtoffer 4]. De verdediging heeft op in de pleitnota nader uiteengezette gronden bepleit dat de verdachte van hetgeen hem met betrekking tot [slachtoffer 4] ten laste is gelegd, zal worden vrijgesproken. Kort samengevat heeft de verdediging aangevoerd dat uit de verklaringen van [slachtoffer 4] volgt dat zij vrijwillig in de prostitutie heeft gewerkt en dat uit verklaringen van getuigen het tegendeel niet kan blijken.
Het hof overweegt met betrekking tot de op [slachtoffer 4] betrekkelijke gedragingen het volgende. [slachtoffer 4] heeft geen aangifte gedaan tegen de verdachte en heeft ook overigens tegenover de politie ook geen verklaringen afgelegd. Tegenover de rechter-commissaris heeft zij als getuige een tweetal verklaringen afgelegd. In de kern komen deze verklaringen erop neer dat zij een relatie heeft gehad met de verdachte, maar dat zij vóórdat zij de verdachte leerde kennen reeds in de prostitutie werkzaam was en dat de verdachte zich nimmer met haar werk als prostituee heeft bemoeid. Zij heeft ontkend dat zij haar verdiensten uit haar werk als prostituee aan hem heeft afgegeven.
Zoals het hof hiervoor in algemene zin omtrent het bewijs reeds heeft overwogen dient in een geval als het onderhavige, waarin het vermeende slachtoffer zelf heeft verklaard dat zich geen uitbuiting heeft voorgedaan, niet te snel van de onjuistheid van die verklaring te worden uitgegaan en dient de inhoud van die verklaring in aanzienlijke mate met bewijsmiddelen, waaruit het tegendeel blijkt, te worden gecompenseerd. Het hof stelt vast dat de zich in het dossier bevindende verklaringen en telefoongesprekken waarnaar de advocaat-generaal in haar requisitoir heeft verwezen, voor die compensatie ontoereikend zijn. Verklaringen van getuigen dat [slachtoffer 4] "voor de verdachte werkte" zijn, gelet op wat daaromtrent al eerder is overwogen, onvoldoende. De verklaringen van [getuige 3] en [slachtoffer 6] omtrent geld waarover de verdachte dankzij [slachtoffer 4] kon beschikken, zijn - nu zij niet hebben waargenomen dat [slachtoffer 4] geld aan de verdachte heeft gegeven - evenmin voldoende. De meest belastende verklaringen zijn die van de getuige [getuige 4]: zij heeft immers verklaard van [slachtoffer 4] zelf te hebben vernomen dat zij een groot deel van haar verdiensten aan de verdachte gaf. Hetgeen [getuige 4] echter overigens omtrent de werkzaamheden van [slachtoffer 4] en de relatie tussen [slachtoffer 4] en de verdachte heeft verklaard, brengt het hof tot het oordeel dat ook deze verklaring ontoereikend is om voorbij te kunnen gaan aan de verklaring van [slachtoffer 4] zelf dat zij vrijwillig in de prostitutie heeft gewerkt.
Overweging met betrekking tot schakelbewijs
Mede naar aanleiding van hetgeen door de advocaat-generaal in haar schriftelijk uitgewerkte requisitoir op pagina's 11 en 12 omtrent het gebruik van schakelbewijs is aangevoerd, heeft het hof in ogenschouw genomen of ten aanzien van [slachtoffer 7], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] door gebruikmaking van de constructie van schakelbewijs - met als "fundament" de bewezenverklaringen en bewijsmiddelen inzake de vrouwen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 6] - tot een bewezenverklaring dient te worden gekomen. Het hof overweegt dat, gelet op hetgeen hiervoor reeds in algemene zin is overwogen omtrent het complexe en diffuse karakter van de relaties tussen de verdachte en de verschillende vrouwen, waarbij iedere relatie een eigen en steeds verschillende dynamiek heeft, terughoudend dient te worden omgegaan met een constructie van schakelbewijs. De basis voor herkenning van patronen is daarvoor te smal. Dat de ene vriendin door verdachtes gedragingen tot de prostitutie is gebracht, betekent immers, gelet op de genoemde verschillen, op zichzelf nog niet dat een andere vriendin daartoe niet vrijwillig kan zijn overgegaan.
Gelet op hetgeen door het hof hiervoor is overwogen ten aanzien van de op de vrouwen [slachtoffer 7], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] toegespitste feiten, kan naar het oordeel van het hof ook een constructie van schakelbewijs niet aan een bewezenverklaring in deze zaken bijdragen.
Het hof zal de verdachte dan ook vrijspreken van de hem ten aanzien van [slachtoffer 7], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] tenlastegelegde gedragingen.
Bewezen verklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de feiten 2, 3 primair, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 2:
hij op tijdstippen in de periode van 21 oktober 2000 tot en met 20 oktober 2001 te Amsterdam en/of te Utrecht en/of te Arnhem en/of elders in Nederland,
de minderjarige [slachtoffer 2] (geboren [datum]), ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en ten aanzien van die [slachtoffer 2] enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte wist dat die minderjarige zich daardoor tot het verrichten van die handelingen beschikbaar stelde,
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van die minderjarige [slachtoffer 2] met een derde tegen betaling,
hebbende verdachte
- -
een relatie met die minderjarige [slachtoffer 2] onderhouden, en
- -
[slachtoffer 2] één- of meermalen onderdak verschaft, en
- -
[slachtoffer 2] ertoe aangezet prostitutiewerkzaamheden te verrichten, en
- -
[slachtoffer 2] te vervoeren naar haar werkkamer en
- -
een vervalst paspoort (met gebruikmaking van de gegevens van [slachtoffer 1], geboren [datum] te [plaats]) aan [slachtoffer 2] gegeven, zodat [slachtoffer 2] daarmee een werkkamer kon huren en prostitutiewerkzaamheden kon verrichten, en
- -
een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden door [slachtoffer 2] laten afstaan.
Feit 3 primair:
hij op tijdstippen in de periode van 21 oktober 2001 tot 1 november 2003 te Amsterdam en/of te Arnhem en/of te Haarlem en/of te Utrecht en/of elders in Nederland, een ander, te weten [slachtoffer 2], door bedreiging met geweld en bedreiging met één of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling
en
onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte wist, dat die [slachtoffer 2] zich daardoor tot het verrichten van die seksuele handelingen beschikbaar stelde,
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van die [slachtoffer 2] met een derde tegen betaling, terwijl verdachte wist, dat die [slachtoffer 2], zich onder voornoemde omstandigheden beschikbaar stelde tot het plegen van die handelingen,
en
die [slachtoffer 2] door bedreiging met geweld en één of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht heeft bewogen hem, verdachte uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde te bevoordelen,
bestaande die bedreiging met geweld en/of die bedreiging met die andere feitelijkheden en/of dat misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of dat opzettelijk voordeel trekken hierin dat hij, verdachte,
- -
een relatie met [slachtoffer 2] heeft onderhouden, en
- -
[slachtoffer 2] onderdak heeft verschaft, en
- -
een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden heeft laten afstaan, en
- -
[slachtoffer 2] heeft gedwongen om bij hem, verdachte te blijven en [slachtoffer 2] heeft belet om terug te gaan naar haar moeder en/of haar familie, en
- -
[slachtoffer 2] onder druk heeft gezet, waarbij hij, verdachte [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd: "Als je niet bij mij terugkomt dan maak ik jouw leven en het leven van je familie tot een hel" althans woorden van gelijke aard of strekking, en
Feit 4:
hij op tijdstippen in de periode van 7 oktober 2005 tot en met 1 januari 2008
te Amsterdam en/of te Haarlem en/of te Utrecht en/of elders in Nederland, een ander, te weten [slachtoffer 6],
door geweld en één of meer andere feitelijkheden en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht,
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 6],
en
die [slachtoffer 6] met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen,
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 6]
en
die [slachtoffer 6] met een van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 6] met een derde,
bestaande dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of dat voordeel trekken hierin dat hij, verdachte,
- -
een relatie met [slachtoffer 6] heeft onderhouden, en
- -
[slachtoffer 6] de indruk heeft gegeven dat als zij bij hem, verdachte wilde blijven zij prostitutiewerkzaamheden moest verrichten, en
- -
[slachtoffer 6] onderdak heeft verschaft door haar in zijn, verdachtes woning te laten verblijven), en
- -
[slachtoffer 6] heeft meegenomen naar de rosse buurt in Antwerpen en [slachtoffer 6] daar wegwijs heeft gemaakt in de prostitutie, en in de prostitutie heeft gebracht, en
- -
[slachtoffer 6] naar haar werk in de prostitutie heeft gebracht, en
- -
[slachtoffer 6] (telkens) heeft verboden met haar zus om te gaan, en/of
- -
een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden door [slachtoffer 6] heeft laten afstaan aan hem, verdachte, en
- -
nadat [slachtoffer 6] had aangegeven dat zij wilde stoppen met de prostitutiewerkzaamheden hij [slachtoffer 6] heeft geslagen, en
- -
[slachtoffer 6] heeft gedwongen om hem, verdachte, € 20.000,- te geven om van hem af te komen en zichzelf vrij te kopen, en
- -
[slachtoffer 6] heeft verboden prostitutiewerkzaamheden te verrichten in Amsterdam en Utrecht, als zij niet meer voor hem, verdachte, zou werken,
Feit 5:
hij op tijdstippen in de periode van 14 december 2001 tot en met 11 november 2008
te Amsterdam en/of te Arnhem en/of te Haarlem en/of te Utrecht en/of elders in Nederland,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, geldbedragen verworven en voorhanden gehad, te weten
- -
een groot deel van de verdiensten uit de door [slachtoffer 2] verrichte prostitutiewerkzaamheden en
- -
(telkens) een groot deel van de verdiensten uit de door [slachtoffer 6] verrichte prostitutiewerkzaamheden,
terwijl hij telkens wist dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit misdrijf.
Feit 6:
hij op 21 juni 2008 te Rotterdam, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 10] met kracht met gebalde vuist tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 10] pijn heeft ondervonden.
Hetgeen onder de feiten 2, 3 primair, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Nadere overweging ten aanzien van de strafbaarheid van het onder 5 bewezenverklaarde
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsman bepleit dat, indien het onder 5 ten laste gelegde al bewezen kan worden verklaard, dit niet kan worden gekwalificeerd als een strafbaar feit. Hij heeft ter onderbouwing van zijn standpunt verwezen naar jurisprudentie van de Hoge Raad (arrest van 26 oktober 2010, LJN: BM4440).
In dit arrest heeft de Hoge Raad overwogen, onder meer (rechtsoverweging 2.4.2):
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de strafbaarstelling van witwassen strekt ter bescherming van de aantasting van de integriteit van het financieel en economisch verkeer en van de openbare orde, dat witwassen een veelomvattend, maar ook te begrenzen fenomeen is, en dat ook in het geval het witwassen de opbrengsten van eigen misdrijf betreft, van de witwasser in beginsel een handeling wordt gevergd die erop is gericht "om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen". Gelet hierop moet worden aangenomen dat indien vaststaat dat het enkele voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als (schuld)witwassen kan worden gekwalificeerd.
Naar mening van de raadsman heeft het verwerven of voorhanden hebben van de genoemde geldbedragen, te weten (delen van) de verdiensten van de vrouwen in de tenlastelegging, op geen enkel manier kunnen bijdragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die geldbedragen.
Het hof overweegt dat uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte geldbedragen, verdiend tijdens werkzaamheden in de gedwongen prostitutie, heeft ontvangen en voorhanden heeft gehad. De stukken in het dossier bevatten geen aanwijzingen dat deze geldbedragen in het geheel niet zijn uitgegeven. Integendeel, op geen enkele wijze is gebleken dat geldbedragen buiten het economisch verkeer zijn gehouden en zijn opgeborgen.
Als vaststaand mag derhalve worden aangenomen dat het geld gedurende de bewezen verklaarde periode door de verdachte is gebruikt en dus wel degelijk in het economisch verkeer is gebracht. Het hof komt dan ook tot het oordeel dat het onder 5 bewezen verklaarde feit als (gewoonte)witwassen dient te worden gekwalificeerd.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 2:
een ander ertoe brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en ten aanzien van een ander enige handeling ondernemen waarvan hij weet dat die ander zich daardoor tot het verrichten van die handelingen beschikbaar stelt, terwijl die ander minderjarig is
en
opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een ander met een derde tegen betaling, terwijl die ander minderjarig is.
ten aanzien van feit 3 primair:
een ander door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid dwingen dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling
en
onder voornoemde omstandigheden enige handeling ondernemen waarvan hij weet dat die ander zich daardoor tot het verrichten van die handelingen beschikbaar stelt
en
opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een ander met een derde tegen betaling, terwijl hij weet dat die ander zich onder de eerder genoemde omstandigheden beschikbaar stelt tot het plegen van die handelingen
en
een ander door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid dwingen dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bewegen hem uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde te bevoordelen.
ten aanzien van feit 4:
mensenhandel.
ten aanzien van feit 5
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Ten aanzien van feit 6
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder de feiten 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren, met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder de feiten 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich langjarig schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van twee (jeugd)vriendinnen, namelijk [slachtoffer 2] en [slachtoffer 6].
[slachtoffer 2] is al op jonge leeftijd -reeds tijdens haar minderjarigheid- door toedoen van de verdachte in de prostitutie terecht gekomen en heeft gedaan hetgeen haar door de verdachte is opgedragen. De verdachte heeft haar een op naam van een ander gesteld paspoort verschaft, opdat zij voor meerderjarig kon doorgaan. De verdachte heeft niet geschuwd haar met het oog op het (blijven) werken als prostituee met geweld te bedreigen. Een groot deel van het door [slachtoffer 2] als prostituee verdiende geld heeft de verdachte zich toegeëigend.
Ook met [slachtoffer 6] heeft de verdachte een relatie onderhouden. Hij heeft het voortbestaan van deze relatie -zij was naar haar zeggen verliefd op de verdachte- tot inzet gemaakt toen hij [slachtoffer 6] heeft gevraagd in de prostitutie te gaan werken. Vervolgens is [slachtoffer 6] als prostituee gaan werken en heeft verdachte haar reeds na verloop van enkele dagen bewogen haar verdiensten aan hem af te geven.
Toen na verloop van tijd [slachtoffer 6] de wens uitsprak het werk als prostituee te willen beëindigen heeft de verdachte haar hard geslagen. Op een ander moment heeft de verdachte het betalen van een zeer forse afkoopsom als ook een werkverbod in de prostitutie in Utrecht en Amsterdam als voorwaarden aan dat stoppen verbonden.
De stukken in het dossier bevatten sterke aanwijzingen dat de hiervoor genoemde vrouwen min of meer sterk emotioneel afhankelijk van de verdachte zijn geweest. Aangenomen moet worden dat het de op deze intensieve afhankelijkheid gebaseerde uitbuitingsmechanismen zijn geweest, waardoor de verdachte deze misdrijven heeft kunnen begaan. De ter terechtzitting als getuige gehoorde [slachtoffer 6] heeft in dit verband verklaard dat zij nog nooit zo verliefd was geweest, dat zij zich bij de verdachte veilig voelde en dat zij verder niemand - geen vriend, broer of vader - had.
Het hof acht van algemene bekendheid dat het soort van slachtofferschap als in casu aan de orde diepe sporen achterlaat, zoals daarvan in het geval van [slachtoffer 6] ook is gebleken. Zij heeft verklaard dat zij moeilijk aan werk kan komen en problemen met relaties en familie ondervindt. Zij heeft ook verklaard dat het moeilijk is om te stoppen met het werk in de prostitutie, omdat zij daarbuiten geen sociaal leven had. De verdachte heeft hiertegenover in de kern bezien niet meer gesteld dan zijn ontkennende proceshouding en hij heeft de aan hem in de onderhavige strafzaak door het openbaar ministerie gemaakte verwijten met een zekere verontwaardiging ondergaan.
Gelet op achtereenvolgens de langjarige delictperiode en zijn proceshouding als ook de stukken in het dossier in aanmerking genomen is ten aanzien van de verdachte het beeld gerezen dat zijn leven in zeer belangrijke mate in het teken moet hebben gestaan van het plegen van de bewezen geachte misdrijven. Van een reguliere tijdsbesteding en inkomstenbron is niet althans niet ondubbelzinnig kunnen blijken; in elk geval kan het door de verdachte geëxploiteerde autobedrijf niet zonder meer als zodanig gelden. Het hof acht daarom de kans op herhaling ervan niet onaanzienlijk.
Het hof heeft voorts kennis genomen van het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 maart 2011 waaruit blijkt dat hij eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld.
Het hof is van oordeel dat met de aan de verdachte op te leggen straf niet alleen de strafdoelen van vergelding en speciale preventie worden nagestreefd, maar dat ook anderen die kennis nemen van de beslissingen van het hof in de onderhavige strafzaak daardoor van het plegen van dergelijke misdrijven dienen te worden weerhouden. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat slechts de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in aanmerking komt. Het hof zal de duur daarvan bepalen op vier jaren.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a (oud) van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b (oud) van dat wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte onder feit 3 ten laste gelegde.
De benadeelde partij is in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van EUR 33.000 zoals door haar ook in eerste aanleg is gevorderd.
Nu verdachte van het feit met betrekking tot [slachtoffer 5] ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, zal het hof de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a (oud) van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b (oud) van dat wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte onder feit 4 ten laste gelegde.
Een gedeelte van de vordering is in eerste aanleg toegewezen. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Het hof overweegt daarbij dat de verdachte de vordering heeft betwist en dat gelet op de aard en omvang van de gevorderde schade en gelet op hetgeen het hof eerder reeds in algemene zin heeft overwogen omtrent de complexiteit van de aan de bewezenverklaarde feiten ten grondslag liggende relaties, de gewenste duidelijkheid omtrent die vordering niet zonder een onevenredige belasting van dit strafgeding kan worden verkregen.
Het hof zal de benadeelde partij in haar vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 250a, 273a, 273f, 300 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de feiten 2, 3 primair, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder de feiten 2, 3 primair, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- (7)
1.00 DVS Niet te definieren goederen: autopapieren en sleutels.
Gelast de bewaring van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende, te weten:
- (1)
2.00 STK sleutel: Volkswagen autosleutels
- (2)
1.00 STK Kentekenbewijs: overschrijvingsbewijs vzk 34-dz-td
- (3)
1.00 STK Sleutelbos: aangetroffen in auto
- (4)
1.00 STK Sleutel: Mercedes sleutel gevonden in jas.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 5]:
Verklaart de benadeelde partij ter zake van het onder feit 3 ten laste gelegde niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 6]:
Verklaart de benadeelde partij ter zake van het onder feit 4 bewezen verklaarde niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat deze benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Veldhuisen, mr. R.P.P. Hoekstra en mr. R.M. Steinhaus, in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. van Rede, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 april 2011.