Einde inhoudsopgave
Smartengeld 1998/8.1
8.1 Inleiding
prof. mr. S.D. Lindenbergh, datum 21-06-1998
- Datum
21-06-1998
- Auteur
prof. mr. S.D. Lindenbergh
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
TM, PG Bk 6, p. 377 (noot 1): 'Om wetstechnische redenen is het aangewezen duidelijk te doen uitkomen, dat de in het onderhavige artikel gegeven aanspraak is een vordering tot schadevergoeding, staande tegenover een verplichting tot schadevergoeding in de zin van het opschrift van deze afdeling.'
Zie ook TM, PG Bk 6, p. 378. In dezelfde zin Asser-Hartkamp 4-1, nr. 469.
Overige kwesties i.v.m. afdeling 6.1.10 zijn reeds hiervoor aan de orde gekomen. Zie voor het onderscheid tussen vermogensschade en ander nadeel en het belang van art. 6:95 en 6:96 in dat verband hfdst. 3. Zie voor art. 6:97 (schadebegroting) § 7.2, voor art. 6:105 (toekomstige schade) § 7.2.6 en voor art. 6:110 (limitering) § 7.4.3.5.
De wetgever heeft - terecht - ervoor gekozen de verplichting tot vergoeding van immateriële schade te beschouwen als een wettelijke verplichting tot schadevergoeding in de zin van afdeling 6.1.10.1 Dat uitgangspunt brengt mee dat de in die afdeling gegeven regels in beginsel evenzeer gelden voor de verplichting tot vergoeding van vermogensschade als voor de verpachting tot vergoeding van immateriële schade.2 Nadat in het vorige hoofdstuk meer bijzonder aan het smartengeld gerelateerde aspecten van de schadebegroting aan de orde zijn geweest, zullen in dit hoofdstuk meer algemene schadevergoe-dingsrechtelijke leerstukken, zoals causaal verband, vc>ordeelstoerekening, eigen schuld, medeaansprakelijkheid, vergoeding anders dan in geld, begroting op winst, schade van derden en matiging worden bezien.3 Daarbij zal nadruk liggen op de vraag of, wanneer het gaat om de verplichting tot vergoeding van immateriële schade, uitzonderingen dienen te worden gemaakt op hetgeen geldt met betrekking tot de vermogensschade en op mogelijke twistpunten dienaangaande. De bespreking vindt plaats in de volgorde waarin de leerstukken in de desbetreffende wetsartikelen zijn verwoord.
De bepaling van artikel 6:106 lid 2 zal in het volgende hoofdstuk worden besproken. Hetzelfde geldt voor meer 'technische' aspecten als de wettelijke rente en de verjaring, en voor fiscale aspecten.