Daarbij kunnen bijvoorbeeld vragen rijzen als betrof het een telefoontap tegen de raadsman?, werd het afgeluisterde nummer gebezigd in het kader van zijn bedrijfsuitoefening?
HR (Parket), 22-09-1998, nr. 108.483
ECLI:NL:PHR:1998:44
- Instantie
Hoge Raad (Parket)
- Datum
22-09-1998
- Zaaknummer
108.483
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:1998:44, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 22‑09‑1998
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:1999:ZD1402
Conclusie 22‑09‑1998
Inhoudsindicatie
-
Nr. 108.483
Zitting 22 september 1998
Mr Machielse
Conclusie inzake:
[verdachte]
Edelhoogachtbaar College,
1. Wegens de deelname aan een criminele organisatie en het aannemen van een gift als ambtenaar (art. 363 Sr) is verzoeker bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden.
2. Namens verzoeker heeft mr G. Meijers, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel verzet zich tegen het gebruik van weergave/samenvattingen van telefoongesprekken voor het bewijs nu het telefoongesprekken met een geheimhouder betreft.
4. Indien in het middel gedoeld wordt op onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal, dan moet worden opgemerkt dat — anders dan in de zaak die in de toelichting op het middel wordt genoemd — hieromtrent in feitelijke aanleg geen verweer is gevoerd en een dergelijk verweer niet voor het eerst in cassatie kan worden gevoerd nu voor de beoordeling van dit verweer feitelijk onderzoek nodig is.1.
5. Voor het geval de steller van het middel beoogt te zeggen dat er uit die weergaven een ernstig vermoeden rijst dat er onregelmatigheden hebben plaatsgevonden en het hof derhalve ambtshalve nader onderzoek had behoren te verrichten dan wel zijn beslissing om toch tot gebruik van de telefoongesprekken over te gaan nader te motiveren wil ik het volgende opmerken.
6. De bewijsmiddelen waartegen het middel zich richt betreffen gesprekken tussen ene Rickney en ene Landers. Uit de inhoud van de weergave/samenvatting zou kunnen worden afgeleid dat een van de gespreksdeelnemers advocaat is en in die hoedanigheid aan het gesprek deelneemt. Als de rechter-commissaris toestemming geeft tot het aftappen van telefoongesprekken is tevoren niet bekend wie de gesprekspartner zal zijn die contact legt via het afgeluisterde telefoonnummer of die via die aansluiting wordt benaderd. Onder omstandigheden zullen dus ook gesprekken met een geheimhouder kunnen worden opgevangen. Ongeoorloofd is het evenwel om een tap te leggen op de aansluiting van een geheimhouder, tenzij deze zelf verdachte is. (Aldus grosso modo HR NJ 1993, 692.) Voorkomen moet worden dat via een telefoontap gegevens in het dossier belanden van dien aard dat de geheimhouder, daarover als getuige ondervraagd, zich op zijn verschoningsrecht zou kunnen beroepen. Het komt mij voor dat het grote belang bij handhaving van het verschoningsrecht ook gerespecteerd zal moeten worden als toevallig gesprekken worden opgevangen met een verschoningsgerechtigde met een inhoud die zonder twijfel onder het verschoningsrecht valt. (Aldus lees ik Corstens, 2e, p. 419.) De inhoud van gesprekken die een advocaat met zijn cliënt voert valt gewoonlijk onder het verschoningsrecht, ook als de advocaat een familielid of vriend van de verdachte nader over de inhoud ervan informeert. Ik moge verwijzen naar de inhoud van de wetsgeschiedenis zoals die door de Hoge Raad in HR NJ 1993, 692, r.o. 6.2.1 en 6.2.2 is gereleveerd.
In de onderhavige casus zijn er wel zeer sterke aanwijzingen dat de bewijsmiddelen 26 en 29 communicatie betreffen als waarop art. 125h lid 2 Sv het oog heeft. Het hof heeft niet doen blijken zich rekenschap ervan te hebben gegeven dat het wellicht zeer gevoelige informatie betrof, hetwelk toch voor de hand had gelegen. Het betreffende bewijsmateriaal is niet onrechtmatig verkregen, maar kan toch — zij het op andere gronden — uit het strafdossier verwijderd moeten zijn geweest. Als het vertrouwelijke communicatie betreft waarbij een verschoningsgerechtigde is betrokken mocht het materiaal niet tot het bewijs worden toegelaten. Het hof had hiernaar een onderzoek dienen in te stellen. Vandaar dat ik van oordeel ben dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd.
7. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het arrest van het gerechtshof voorzover het betreft de veroordeling voor het onder 1 telastegelegde — duidelijk is dat het belang van de bestreden bewijsmiddelen zich tot dat delikt beperkt — en tot verwijzing van de strafzaak naar een aangrenzend gerechtshof teneinde in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 22‑09‑1998