HR, 01-07-2008, nr. 00507/07
ECLI:NL:HR:2008:BC8645
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
01-07-2008
- Zaaknummer
00507/07
- LJN
BC8645
- Roepnaam
Kinderporno
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2008:BC8645, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑07‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BC8645
ECLI:NL:HR:2008:BC8645, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑07‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BC8645
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑06‑2007
- Wetingang
art. 240b Wetboek van Strafrecht
- Vindplaatsen
NJ 2008, 454 met annotatie van J.M. Reijntjes
NJ 2008, 454 met annotatie van J.M. Reijntjes
NbSr 2008/290
Conclusie 01‑07‑2008
Inhoudsindicatie
Bewijs afbeeldingen van kinderporno i.d.z.v. art. 240b.1 Sr. Aan de term “afbeelding van een seksuele gedraging” i.d.z.v. art. 240b Sr, komt op zichzelf onvoldoende feitelijke betekenis toe (HR LJN ZD1030 en verwijzing naar Aanwijzing Kinderpornografie van 2003 en 2007). Behoudens 2 in de tll feitelijk omschreven afbeeldingen, voldoet de inleidende dgv niet aan de in art. 261 Sv gestelde eis van opgave van het feit. Het pv ttz in appel houdt echter niet in dat daarop door verdachte een beroep is gedaan en het middel klaagt er niet over. Dat, zoals is bewezenverklaard, de gegevensdragers 299 afbeeldingen bevatten van seksuele gedragingen waarbij telkens een persoon was betrokken die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, heeft het Hof kennelijk o.m. afgeleid uit een relaas van een opsporingsambtenaar. Bedoeld relaas houdt – op 2 afbeeldingen na – niet in hoe de verbalisant is gekomen tot zijn bevinding dat de afbeeldingen voldeden aan “de criteria voor overtreding van art. 240b Sr” en zijn bevindingen t.a.v. de leeftijd van de afgebeelde kinderen. De verwijzing naar de Landelijke Database kinderpornografie maakt dat niet anders nu de bewijsvoering niets inhoudt omtrent de status van de database en de criteria voor het daarin opnemen van afbeeldingen. Gelet daarop en in aanmerking genomen dat uit de bwm wel kan worden afgeleid dat verdachte heeft erkend dat hij kinderpornografie in zijn bezit heeft gehad, maar niet dat die erkenning betrekking heeft op alle 299 in de tll bedoelde afbeeldingen, kan het bewezenverklaarde niet zonder meer volgen uit het relaas van de verbalisant.
Nr. 00507/07
Mr. Vellinga
Zitting: 1 april 2008
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Verdachte is door het Gerechtshof te 's-Gravenhage wegens "een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand en een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 hechtenis. Voorts heeft het Hof voorwerpen verbeurd verklaard en aan het verkeer onttrokken verklaard als in het arrest omschreven.
2. Namens verdachte heeft mr. M.P. de Witte, advocaat te Den Haag, drie middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het Hof heeft ten laste van verdachte bewezenverklaard dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 01 maart 2004 tot en met 16 juni 2004 te Wateringen, gemeente Westland, meermalen een gegevensdrager, bevattende 299 afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten onder meer:
- een naakt meisje van een jaar of tien ligt op haar rug op een handdoek op de vloer. Bij een man steekt zijn stijve penis door zijn geopende gulp naar buiten en hij duwt zijn stijve penis in de vagina van het voor hem liggende meisje en
- volwassen man met naakt onderlichaam Hij heeft een erectie. Op zijn kruis zit een naakt meisje van veertien jaar. De stijve penis van de man is een eindje in de vagina van het meisje geduwd,
bij welke vorenbedoelde afbeeldingen telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, in bezit heeft gehad
4. Deze bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het proces-verbaal van het Korps landelijke politiediensten, nr. 05032004-1474 d.d. 11 maart 2004, (als bijlage gevoegd bij het hoofdproces-verbaal van Politie Haaglanden nr. PL15J1/2004/824), p. 20 e.v., opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
als relaas van deze opsporingsambtenaar:
Op 4 maart 2004 bevond ik mij op het openbaar toegankelijk gedeelte van internet. Ik zag dat daar een gebruiker vanaf het ip-adres [001] onder de naam [...]@fileshare 372 bestanden aanbood, waarbij in een groot aantal gevallen, gelet op de gebruikte bestandsnamen en sleutelwoorden, mogelijk sprake was van kinderporno. Ik heb van deze bestanden 327 bestanden geselecteerd voor download. Ik zag toen dat van deze 327 geselecteerde bestanden er bij 53 bestanden zeer vermoedelijk sprake was van kinderporno.
2. Een geschrift, zijnde een brief van CAI Westland d.d. 10 maart 2004, ondertekend door [verbalisant 2], Afdeling Internetmisbruik. Het houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
Het in het verzoek genoemde IP-adres [001] en datum en tijd, 4 maart 2004, 12.00 tot 14:15 GMt+0100, behoort volgens onze administratie bij de sessie onder de loginnaam '[naam]'.
Factuuradres: [a-straat 1], [plaats].
3. Het proces-verbaal van de politie Haaglanden, nr. PL15J1/2004/824-6, d.d. 7 december 2004, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 7] en [verbalisant 5]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
als de op 7 december 2004 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik heb de computer die bij mij in beslag is genomen zo'n 2 a 3 jaar in mijn bezit. Ik download er eigenlijk alleen porno mee. Ik zag dat er ook kinderporno op de computer stond. U zegt mij dat er gericht is gezocht naar kinderporno met Kazaa. Ik heb wel eens sites bezocht uit interesse. Ik kijk niet specifiek naar kinderporno, maar als het toevallig in een rijtje met namen staat dan klik ik het zeker aan.
4. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 3 mei 2006 verklaard -zakelijk weergegeven-:
Ik heb meerdere afbeeldingen van kinderpornografie in mijn bezit gehad.
5. De verklaring van de getuige [getuige 1].
Deze getuige heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 31 oktober 2006 verklaard -zakelijk weergegeven-:
Mijn vader heeft nadat hij had ontdekt dat er kinderporno op de computer stond mij gevraagd alle onbekende bestanden te verwijderen en zijn bestanden te bewaren. Ik heb geprobeerd zoveel mogelijk te verwijderen. Ik heb de verwijderde bestanden op cd-roms weggeschreven, in totaal op vijf cd-roms.
6. Het proces-verbaal van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 17 juni 2004. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
Op 16 juni 2004 is een doorzoeking ter inbeslagname gedaan in de woning gelegen te [plaats], [a-straat 1]. Tijdens de doorzoeking zijn voorwerpen in beslaggenomen. Deze voorwerpen zijn vermeld op een aan dit proces verbaal gehechte lijst (bijlage 1).
Ontvangstbewijs; lijstnummer 1; op 16 juni 2004 zijn in beslag genomen op het adres [a-straat 1] te [plaats] de op de lijst nr. 1 vermelde voorwerpen 1 en 2, te weten 10 cd rom's en een systeemkast Packard Bell.
7. Het proces-verbaal van de Politie Haaglanden, Ploeg Digitale Expertise Haaglanden, Zaaknummer PDE: 156_2004, d.d. 1 oktober 2004, (behorende bij het hoofdproces-verbaal van Politie Haaglanden nr. 15J1/2004/824), p.45 e.v., opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
als relaas van deze opsporingsambtenaren:
Op 16 juni 2004 werd op het adres [a-straat 1] te [plaats], een doorzoeking verricht. Een computersysteemkast, merk Packard Bell, werd in beslag genomen. Bij het onderzoek van de harde schijf van de computer, merk Packard Bell, werden pornografische- /erotische grafische afbeeldingen en video/filmbestanden aangetroffen. Deze afbeeldingen zijn weggeschreven naar een DVD schijf.
8. Het overzichtsproces-verbaal van de Politie Haaglanden d.d. 14 december 2004, nr. PL15J1/2004/824, p. 5, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
als relaas van deze opsporingsambtenaar:
Tijdens de doorzoeking was [verdachte] aanwezig. Hij verklaarde eigenaar te zijn van de computer en de cd-roms.
De door de rechter-commissaris inbeslaggenomen cd-roms, 10 stuks, zijn onderzocht op kinderpornografisch materiaal beeldmateriaal. Uit onderzoek bleek dat op 5 cd-roms kinderpornografisch beeldmateriaal stond. Hierop werden deze 5 cd-roms overgedragen aan het Korps Landelijk Politie Diensten voor analyse.
De door de rechter-commissaris inbeslaggenomen systeemkast, is onderzocht door het bureau Digitale Expertise van het Regio Korps Haaglanden. Op 1 oktober 2004 bleek uit het onderzoek dat er in de systeemkast diverse pornografische afbeeldingen stonden, waaronder ook kinderpornografische afbeeldingen. Vervolgens zijn deze afbeeldingen eveneens overgedragen aan het Korps Landelijke Politie Diensten voor analyse.
9. Het proces-verbaal van het Korps landelijke politiediensten, nr. 311/MZ/2004, d.d. 29 november 2004, (als bijlage gevoegd bij het hoofdproces-verbaal van Politie Haaglanden d.d. 11 maart 2004, nr. PL15J1/2004/824), p. 61 e.v., opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
In november 2004 ontving ik vier DVD's en vijf cd rom's uit het onderzoek tegen de verdachte [naam] met het verzoek de beeldfiles te analyseren.
Aangeleverde materiaal:
De vier DVD's en vijf cd rom's bleken te zijn onderverdeeld in één of meer folders, die vrijwel allemaal beeldfiles (afbeeldingen en/of filmfiles) bleken te bevatten in de meest op computers voorkomende beeldformaten.
Analyse:
DVD en cd rom indeling en hoeveelheden (kinderpornografische) beeldfiles per folder:
DVD 1:
/My downloads113 beeldfiles22 kinderporno
DVD 2:
/bestaande MG bestanden 185 beeldfiles8 kinderporno
/My shared folder104 "14"
DVD 3:
/Encase Rapport Film 208 beeldfiles36 kinderporno
DVD 4:
/Downbad DAT bestanden 96 beeldfiles19 kinderporno
Cd-rom 1:212 beeldfiles91 kinderporno
Cd-rom 2:47 beeldfiles24 kinderporno
Cd-rom 3:46 beeldfiles12 kinderporno
Cd-rom 4:69 beeldfiles36 kinderporno
Cd-rom 5:46 beeldfiles37 kinderporno
Op de ter analyse aangeboden beelddragers werden in totaal 3924 beeldfiles aangetroffen. Hiervan bleken er 314 te voldoen aan de criteria voor overtreding van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. De kinderpornografische beeldfiles bleken in hoofdzaak beeldfiles met jonge meisjes die seksuele handelingen plegen of ondergaan van volwassenen. De leeftijd van de meisjes varieert tussen de vijf tot zes en dertien tot veertien jaar.
Vrijwel alle kinderpornografische beeldfiles bleken bekend in de Landelijke Database kinderpornografie en zijn via het internet verkrijgbaar. Er werd één kinderpornografische beeldfile (afbeelding) aangetroffen die niet bekend bleek in de Landelijke Database kinderpornografie. Dat is de afbeelding 0394.
Afbeelding 0394: een naakt meisje van een jaar of tien dat op haar rug op een handdoek op de vloer ligt. Tussen haar benen knielt een volwassen man met een dikke buik. Zijn stijve penis steekt door zijn gulp naar buiten en hij duwt zijn stijve penis in de vagina van het voor hem liggende meisje.
Afbeelding 0794: Naakte volwassen man ligt op zijn rug op bed. Hij heeft een erectie. Op zijn kruis zit een naakt meisje van veertien jaar. De stijve penis van de man is een eindje in de vagina van het meisje geduwd.
Het geschrift is gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen, die op hetzelfde feit betrekking hebben.
Nadere bewijsoverwegingen
Het hof leidt het totaal aantal bewezenverklaarde afbeeldingen, te weten 299, af uit het navolgende. Op de aan het Korps landelijke politiediensten aangeboden DVD's en CD-roms zijn in totaal 309 kinderpornografische beeldfiles aangetroffen. Hieronder bevinden zich 10 zogenaamde unallocated clusters, die eerder gewist zijn en waarvan niet meer is vast te stellen wanneer deze op de harde schijf zijn geplaatst. Deze 10 clusters heeft het hof niet in zijn oordeel betrokken."
5. Het eerste middel klaagt dat het voor bezit vereiste opzet niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid, het tweede middel dat een ter zake van dat opzet uitdrukkelijk onderbouwd standpunt door het Hof niet gemotiveerd is weerlegd.
6. In de toelichting op de middelen wordt gesteld dat verdachtes verweer er op neerkomt dat hij, toen hij bemerkte dat er kinderporno op zijn computer stond, actie heeft ondernomen om dit te verwijderen.
7. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard - zakelijk weergegeven - :
"Ik heb twee getuigen meegenomen omdat zij nadere uitleg kunnen geven omtrent de mij tenlastegelegde feiten. U houdt mij voor het proces-verbaal van het Korps Landelijke Politiediensten d.d. 29 november 2004, de verklaring die ik bij de politie heb afgelegd en de verklaring die ik in eerste aanleg bij de rechtbank heb afgelegd. Ik heb niet gezegd dat als kinderporno toevallig in het rijtje staat dat ik het dan zeker aanklik uit nieuwsgierigheid. Ik heb ook niet bij de rechtbank gezegd dat ik meerdere afbeeldingen van kinderpornografie in mijn bezit heb gehad. Destijds waren er aannemers in huis; iedereen kon achter de computer gaan zitten om kinderporno te downloaden. U houdt mij nogmaals voor dat ik zelf heb verklaard kinderporno in bezit te hebben gehad dus dat het niet uitmaakt wie er allemaal bij de computer konden komen. Maar als ik kinderporno had gedownload, dan had ik toch niet de provider, CAI-Westland, gebeld? Dit laatste heb ik gedaan omdat ik me verantwoordelijk voelde voor hetgeen op de computer stond. De provider antwoordde echter dat ze hier niets aan konden doen. U houdt mij voor dat ik bij de politie heb bevestigd dat ik gericht heb gezocht naar kinderporno. Dat is niet waar, ik heb dat niet zo gezegd. De aangetroffen CD-rom met kinderporno is niet met die opzet gebrand."
Een van de door de verdachte bedoelde getuigen heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij er niet in is geslaagd aan verdachtes verzoek de kinderporno van diens harde schijf te verwijderen te voldoen. Van het horen van de andere, door de verdachte meegebrachte getuige is met toestemming van de verdachtes en de Advocaat-Generaal bij het Hof afgezien.
8. Het Hof heeft in hetgeen de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht kennelijk geen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt in de zin van art. 359, tweede lid, tweede volzin, Sv gezien ter zake van het bewijs van het opzet. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Voor een ander oordeel is verdachtes ontkenning van zijn aanvankelijke bekentenis onvoldoende onderbouwd om van een door argumenten geschraagd(1) standpunt te kunnen spreken.
9. De onder 3 en 4 als bewijsmiddel gebezigde verklaringen van de verdachte houden in dat de kinderpornografische afbeeldingen allesbehalve per ongeluk op de harde schijf van verdachtes computer terecht zijn gekomen: verdachte gebruikte zijn computer hoofdzakelijk voor het downloaden van porno en klikte sites met kinderporno zeker aan als deze voorbij kwamen. Daar komt nog bij dat de verdachte de verwijderde bestanden op CD-rom's heeft doen wegschrijven (bewijsmiddel 5) en deze zo in bezit heeft gehouden ook al zouden deze van de harde schijf van de computer zijn verwijderd. Het bewezenverklaarde opzet kan dus uit de gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid.
10. De middelen falen.
11. Het derde middel strekt ten betoge dat de bewezenverklaring niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid omdat van andere dan de twee met name genoemde afbeeldingen geen gedetailleerde beschrijving onder de bewijsmiddelen is opgenomen, het Hof deze afbeeldingen zelf niet heeft aanschouwd en ook niet aangeeft bekend te zijn met de door de politie gehanteerde criteria.
12. De bewijsmiddelen houden in dat de verdachte bevestigt dat er kinderpornografie op zijn computer stond, dat de bij de verdachte aangetroffen afbeeldingen in hoofdzaak betroffen afbeeldingen van jeugdige meisjes met een leeftijd tussen 5 à 6 en 13 à 14 jaar die seksuele handelingen pleegden met of ondergingen van volwassenen, en met van twee van die afbeeldingen een gedetailleerde omschrijving van het ondergaan van een seksuele handeling in de vorm van het binnendringen door een man met zijn geslachtsdeel in de vagina van een meisje van een jaar of tien respectievelijk veertien jaar. Voorts heeft de verdachte niet bestreden dat de door de verbalisant geselecteerde afbeeldingen kinderporno bevatten. In die omstandigheden behoeft aan bewezenverklaring niet in de weg te staan dat het Hof zich heeft gebaseerd op het oordeel van de verbalisant, welk oordeel het Hof op grond van verdachtes bekentenis, de beschrijving van de afbeeldingen door de verbalisant en het ontbreken van een bestrijding van het oordeel van de verbalisant door de verdachte voor juist heeft gehouden en heeft kunnen houden.(2)
13. Het middel faalt.
14. De middelen kunnen worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
15. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 HR 11 april 2006, LJN AU9130, NJ 2006, 393, rov. 3.7.1.
2 Anders HR 7 december 2004, NJ 2006, 62, maar daarin was het Hof louter aangewezen op het oordeel van de verbalisanten.
Uitspraak 01‑07‑2008
Inhoudsindicatie
Bewijs afbeeldingen van kinderporno i.d.z.v. art. 240b.1 Sr. Aan de term “afbeelding van een seksuele gedraging” i.d.z.v. art. 240b Sr, komt op zichzelf onvoldoende feitelijke betekenis toe (HR LJN ZD1030 en verwijzing naar Aanwijzing Kinderpornografie van 2003 en 2007). Behoudens 2 in de tll feitelijk omschreven afbeeldingen, voldoet de inleidende dgv niet aan de in art. 261 Sv gestelde eis van opgave van het feit. Het pv ttz in appel houdt echter niet in dat daarop door verdachte een beroep is gedaan en het middel klaagt er niet over. Dat, zoals is bewezenverklaard, de gegevensdragers 299 afbeeldingen bevatten van seksuele gedragingen waarbij telkens een persoon was betrokken die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, heeft het Hof kennelijk o.m. afgeleid uit een relaas van een opsporingsambtenaar. Bedoeld relaas houdt – op 2 afbeeldingen na – niet in hoe de verbalisant is gekomen tot zijn bevinding dat de afbeeldingen voldeden aan “de criteria voor overtreding van art. 240b Sr” en zijn bevindingen t.a.v. de leeftijd van de afgebeelde kinderen. De verwijzing naar de Landelijke Database kinderpornografie maakt dat niet anders nu de bewijsvoering niets inhoudt omtrent de status van de database en de criteria voor het daarin opnemen van afbeeldingen. Gelet daarop en in aanmerking genomen dat uit de bwm wel kan worden afgeleid dat verdachte heeft erkend dat hij kinderpornografie in zijn bezit heeft gehad, maar niet dat die erkenning betrekking heeft op alle 299 in de tll bedoelde afbeeldingen, kan het bewezenverklaarde niet zonder meer volgen uit het relaas van de verbalisant.
1 juli 2008
Strafkamer
nr. 00507/07
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, van 14 november 2006, nummer 22/002857-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 3 mei 2006 - de verdachte ter zake van "een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair zestig dagen hechtenis alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren met verbeurdverklaring en onttrekking aan het verkeer zoals in het arrest omschreven.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.P. de Witte, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Tenlastelegging, bewezenverklaring en bewijsvoering
3.1. Overeenkomstig hetgeen de verdachte bij inleidende dagvaarding is tenlastegelegd heeft het Hof bewezenverklaard dat:
"hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 01 maart 2004 tot en met 16 juni 2004 te Wateringen, gemeente Westland, meermalen een gegevensdrager, bevattende 299 afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten onder meer:
- een naakt meisje van een jaar of tien ligt op haar rug op een handdoek op de vloer. Bij een man steekt zijn stijve penis door zijn geopende gulp naar buiten en hij duwt zijn stijve penis in de vagina van het voor hem liggende meisje en
- volwassen man met naakt onderlichaam Hij heeft een erectie. Op zijn kruis zit een naakt meisje van veertien jaar. De stijve penis van de man is een eindje in de vagina van het meisje geduwd,
bij welke vorenbedoelde afbeeldingen telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, in bezit heeft gehad."
3.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 4 maart 2004 bevond ik mij op het openbaar toegankelijk gedeelte van internet. Ik zag dat daar een gebruiker vanaf het ip-adres [001] onder de naam [...]@fileshare 372 bestanden aanbood, waarbij in een groot aantal gevallen, gelet op de gebruikte bestandsnamen en sleutelwoorden, mogelijk sprake was van kinderporno. Ik heb van deze bestanden 327 bestanden geselecteerd voor download. Ik zag toen dat van deze 327 geselecteerde bestanden er bij 53 bestanden zeer vermoedelijk sprake was van kinderporno."
b. een brief van CAI Westland van 10 maart 2004, ondertekend door [verbalisant 2], Afdeling Internetmisbruik, voor zover inhoudende:
"Het in het verzoek genoemde IP-adres [001] en datum en tijd, 4 maart 2004, 12.00 tot 14:15 GMt+0100, behoort volgens onze administratie bij de sessie onder de loginnaam '[naam]'.
Factuuradres: [a-straat 1], [plaats]."
c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik heb de computer die bij mij in beslag is genomen zo'n 2 à 3 jaar in mijn bezit. Ik download er eigenlijk alleen porno mee. Ik zag dat er ook kinderporno op de computer stond. U zegt mij dat er gericht is gezocht naar kinderporno met Kazaa. Ik heb wel eens sites bezocht uit interesse. Ik kijk niet specifiek naar kinderporno, maar als het toevallig in een rijtje met namen staat dan klik ik het zeker aan."
d. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, voor zover inhoudende:
"Ik heb meerdere afbeeldingen van kinderporno-grafie in mijn bezit gehad."
e. de verklaring van de getuige [getuige 1] ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Mijn vader heeft nadat hij had ontdekt dat er kinderporno op de computer stond mij gevraagd alle onbekende bestanden te verwijderen en zijn bestanden te bewaren. Ik heb geprobeerd zoveel mogelijk te verwijderen. Ik heb de verwijderde bestanden op cd-roms weggeschreven, in totaal op vijf cd-roms."
f. een proces-verbaal van de Rechter-Commissaris, voor zover inhoudende als diens relaas:
"Op 16 juni 2004 is een doorzoeking ter inbeslagname gedaan in de woning gelegen te [plaats], [a-straat 1]. Tijdens de doorzoeking zijn voorwerpen in beslaggenomen. Deze voorwerpen zijn vermeld op een aan dit proces verbaal gehechte lijst (bijlage 1).
Ontvangstbewijs; lijstnummer 1; op 16 juni 2004 zijn in beslag genomen op het adres [a-straat 1] te [plaats] de op de lijst nr. 1 vermelde voorwerpen 1 en 2, te weten 10 cd rom's en een systeemkast Packard Bell."
g. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op 16 juni 2004 werd op het adres [a-straat 1] te [plaats], een doorzoeking verricht. Een computersysteemkast, merk Packard Bell, werd in beslag genomen. Bij het onderzoek van de harde schijf van de computer, merk Packard Bell, werden pornografische- /erotische grafische afbeeldingen en video/filmbestanden aangetroffen. Deze afbeeldingen zijn weggeschreven naar een DVD schijf."
h. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 5], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Tijdens de doorzoeking was [verdachte] aanwezig. Hij verklaarde eigenaar te zijn van de computer en de cd-roms.
De door de rechter-commissaris inbeslaggenomen cd-roms, 10 stuks, zijn onderzocht op kinderpornografisch materiaal beeldmateriaal. Uit onderzoek bleek dat op 5 cd-roms kinderpornografisch beeldmateriaal stond. Hierop werden deze 5 cd-roms overgedragen aan het Korps Landelijk Politie Diensten voor analyse.
De door de rechter-commissaris inbeslaggenomen systeemkast, is onderzocht door het bureau Digitale Expertise van het Regio Korps Haaglanden. Op 1 oktober 2004 bleek uit het onderzoek dat er in de systeemkast diverse pornografische afbeeldingen stonden, waaronder ook kinderpornografische afbeeldingen. Vervolgens zijn deze afbeeldingen eveneens overgedragen aan het Korps Landelijke Politie Diensten voor analyse."
i. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 6], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"In november 2004 ontving ik vier DVD's en vijf cd rom's uit het onderzoek tegen de verdachte [naam] met het verzoek de beeldfiles te analyseren.
Aangeleverde materiaal:
De vier DVD's en vijf cd rom's bleken te zijn onderverdeeld in één of meer folders, die vrijwel allemaal beeldfiles (afbeeldingen en/of filmfiles) bleken te bevatten in de meest op computers voorkomende beeldformaten.
Analyse:
DVD en cd rom indeling en hoeveelheden (kinderpornografische) beeldfiles per folder:
DVD 1: /My downloads 113 beeldfiles 22 kinderporno
DVD 2: /bestaande MG bestanden
185 beeldfiles 8 kinderporno/My shared folder 104 "14"
DVD 3: /Encase Rapport Film
208 beeldfiles36 kinderporno
DVD 4: /Downbad DAT bestanden
96 beeldfiles19 kinderpornoCd-rom 1: 212 beeldfiles91 kinderporno
Cd-rom 2: 47 beeldfiles24 kinderporno
Cd-rom 3: 46 beeldfiles12 kinderporno
Cd-rom 4: 69 beeldfiles36 kinderporno
Cd-rom 5: 46 beeldfiles37 kinderporno
Op de ter analyse aangeboden beelddragers werden in totaal 3924 beeldfiles aangetroffen. Hiervan bleken er 314 te voldoen aan de criteria voor overtreding van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. De kinderpornografische beeldfiles bleken in hoofdzaak beeldfiles met jonge meisjes die seksuele handelingen plegen of ondergaan van volwassenen. De leeftijd van de meisjes varieert tussen de vijf tot zes en dertien tot veertien jaar.
Vrijwel alle kinderpornografische beeldfiles bleken bekend in de Landelijke Database kinderpornografie en zijn via het internet verkrijgbaar. Er werd één kinderpornografische beeldfile (afbeelding) aangetroffen die niet bekend bleek in de Landelijke Database kinderpornografie. Dat is de afbeelding 0394.
Afbeelding 0394: een naakt meisje van een jaar of tien dat op haar rug op een handdoek op de vloer ligt. Tussen haar benen knielt een volwassen man met een dikke buik. Zijn stijve penis steekt door zijn gulp naar buiten en hij duwt zijn stijve penis in de vagina van het voor hem liggende meisje.
Afbeelding 0794: Naakte volwassen man ligt op zijn rug op bed. Hij heeft een erectie. Op zijn kruis zit een naakt meisje van veertien jaar. De stijve penis van de man is een eindje in de vagina van het meisje geduwd."
3.3. 's Hofs "nadere bewijsoverwegingen" houden het volgende in:
" Het hof leidt het totaal aantal bewezenverklaarde afbeeldingen, te weten 299, af uit het navolgende. Op de aan het Korps landelijke politiediensten aangeboden DVD's en CD-roms zijn in totaal 309 kinderpornografische beeldfiles aangetroffen. Hieronder bevinden zich 10 zogenaamde unallocated clusters, die eerder gewist zijn en waarvan niet meer is vast te stellen wanneer deze op de harde schijf zijn geplaatst. Deze 10 clusters heeft het hof niet in zijn oordeel betrokken."
4. Beoordeling van het derde middel
4.1. Het middel klaagt dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat het bij de 299 in de bewezenverklaring genoemde afbeeldingen - afgezien van de twee daar nader omschreven afbeeldingen - om "kinderporno" ging, althans dat onduidelijk is hoe het Hof heeft kunnen oordelen dat alle afbeeldingen onder het bereik van art. 240b, eerste lid, Sr vallen.
4.2.1. Bij inleidende dagvaarding is aan de verdachte tenlastegelegd het in het bezit hebben van gegevensdragers bevattende "299 afbeeldingen van seksuele gedragingen (...) bij welke vorenbedoelde afbeeldingen [de Hoge Raad leest: gedragingen] telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken".
4.2.2. Aan de term "afbeelding van een seksuele gedraging", die in de tenlastelegging kennelijk is gebezigd in de zin van art. 240b Sr, komt op zichzelf onvoldoende feitelijke betekenis toe (vgl. HR 21 april 1998, LJN ZD1030, NJ 1998, 782). Behoudens de twee in de tenlastelegging feitelijk omschreven afbeeldingen, voldoet de inleidende dagvaarding dus niet aan de in art. 261 Sv gestelde eis van opgave van het feit. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt echter niet in dat daarop door de verdachte aldaar een beroep is gedaan. Ook het middel klaagt er niet over.
4.2.3. In dit verband verdient de opmerking dat de op 1 september 2003 in werking getreden en op 1 september 2007 vervallen Aanwijzing kinderpornografie van het College van Procureurs-Generaal van 13 augustus 2003 (Stcrt. 2003, 168) en de op 1 september 2007 in werking getreden Aanwijzing kinderpornografie van 30 juli 2007 (Stcrt. 2007, 162) onder het hoofd "Tenlastelegging" onder meer het volgende inhouden:
"De Hoge Raad is van oordeel (21 april 1998, NJB 1998, 81/NJ 1998, 782) dat aan de term "afbeelding van een seksuele gedraging" op zichzelf onvoldoende feitelijke betekenis toekomt. Dit betekent dat ofwel een nadere omschrijving van de gedraging vereist is, ofwel de afbeelding(en) opgenomen ("geïnsereerd") dient/dienen te worden in de tenlastelegging. Film- en videomateriaal kunnen geen onderdeel uitmaken van de tenlastelegging.
Om ook in het vervolgingsstadium ieder risico van verspreiding van kinderpornografische afbeeldingen uit te sluiten, dient geen gebruik gemaakt te worden van de mogelijkheid kinderpornografische afbeeldingen in de tenlastelegging op te nemen. In de tenlastelegging dient, naast een algemene beschrijving, een selectie van de aangetroffen afbeeldingen omschreven te worden, tot een maximum van 25 afbeeldingen. De selectie dient in ieder geval plaatjes uit de prioriteitenlijst te bevatten én een algemeen beeld van de collectie te geven.
Zonodig kunnen film- en videomateriaal en afbeeldingen ter zitting als stuk van overtuiging getoond worden."
4.3. De gebezigde bewijsmiddelen houden - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - in:
- dat bij eerste onderzoek werd gezien dat bij 53 van de 327 geselecteerde bestanden zeer vermoedelijk sprake was van kinderporno,
- dat de verdachte met zijn computer eigenlijk alleen porno downloadt, waaronder kinderporno en dat hij had gezien dat er kinderporno op zijn computer stond,
- dat bij onderzoek van de harde schijf van de computer pornografische-/erotische grafische afbeeldingen en video/filmbestanden werden aangetroffen die zijn weggeschreven naar een DVD-schijf,
- dat uit onderzoek aan de cd-roms bleek dat op 5 cd-roms kinderpornografisch beeldmateriaal stond,
- dat bij onderzoek bleek dat op de harde schijf van de computer diverse pornografische waaronder ook kinderpornografische afbeeldingen stonden,
- dat de onderzochte DVD's en cd-rom's in totaal 299 beeldfiles bevatten met kinderporno die voldeden aan de criteria voor overtreding van art. 240b Sr aangezien zij in hoofdzaak bestonden uit beeldfiles van meisjes wier leeftijd varieert tussen de vijf tot zes en dertien tot veertien jaar, die seksuele handelingen plegen met of ondergaan van volwassenen, en dat - afgezien van één beeldfile - al deze kinderpornografische beeldfiles bekend waren in de Landelijke Database kinderpornografie,
- dat evenbedoeld onderzoek blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal is uitgevoerd door [verbalisant 6], inspecteur van politie, dienstdoende bij het Team Kinderpornografie en Pedoseksuele Misdrijven van het Korps Landelijke Politiediensten.
4.4. Dat, zoals is bewezenverklaard, de gegevensdragers 299 afbeeldingen bevatten van seksuele gedragingen waarbij telkens een persoon was betrokken die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, heeft het Hof kennelijk onder meer afgeleid uit het hiervoor onder 3.2 sub i weergegeven relaas van de opsporingsambtenaar [verbalisant 6]. Dat relaas houdt in dat 299 van de onderzochte beeldfiles kinderporno bleken te bevatten, dat 314 beeldfiles voldeden aan "de criteria voor overtreding van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht", en dat zij in hoofdzaak bleken te bestaan uit beeldfiles met meisjes wier leeftijd varieert tussen de vijf tot zes en dertien tot veertien jaar die seksuele handelingen plegen met of ondergaan van volwassenen. Bedoeld relaas houdt echter - op twee afbeeldingen na - niets in omtrent de wijze waarop de verbalisant [verbalisant 6] is gekomen tot zijn bevinding dat de afbeeldingen voldeden aan "de criteria voor overtreding van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht" en zijn bevindingen ten aanzien van de leeftijd van de afgebeelde kinderen. De gerelateerde omstandigheid dat "vrijwel alle kinderpornografische afbeeldingen, op één na, bekend [bleken] in de Landelijke Database kinderpornografie" maakt dat niet anders, nu de bewijsvoering niets inhoudt omtrent de status van die Database en de criteria die worden aangelegd bij de opneming van afbeeldingen in die Database. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen wel kan worden afgeleid dat de verdachte heeft erkend dat hij - kort gezegd - kinderpornografie in zijn bezit heeft gehad, doch niet dat die erkenning betrekking heeft op alle 299 in de tenlastelegging bedoelde afbeeldingen, kan het bewezenverklaarde (afgezien van evenbedoelde twee nader omschreven afbeeldingen) niet zonder meer volgen uit het relaas van de verbalisant [verbalisant 6].
4.5. Voor zover het middel hierover klaagt, is het terecht voorgesteld.
5. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst, B.C. Savornin Lohman, J.W. Ilsink en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 1 juli 2008.
Beroepschrift 08‑06‑2007
Strafkamer Hoge Raad der Nederlanden
Postbus 20303
2500 EH DEN HAAG
Den Haag, 8 juni 2007
CASSATIE-SCHRIFTUUR
inzake: [verdachte]/O.M.
uw kenmerk: 00507/07
Edelhoogachtbaar college,
Door de heer [verdachte], wonende te [woonplaats] aan de [adres], requirant tot cassatie van een arrest van het Gerechtshof te Den Haag van 14 november 2006, rolnummer 22-002857-06, is ondergetekende, mr. M.P. de Witte, advocaat te Den Haag, bepaaldelijk gevolmachtigd tot het voorstellen van de navolgende middelen tot cassatie.
Eerste middel:
Schending van het recht en/of verzuim van op straf van nietigheid in acht te nemen vormen omdat het Gerechtshof bewezen heeft geacht dat de opzet van verdachte gericht was op het bezit van kinderporno.
Tweede middel:
Schending van het recht en/of verzuim van op straf van nietigheid in acht te nemen vormen, met name artikel 359 lid 2 Sv. omdat het Gerechtshof niet is ingegaan op het door de verdachte uitdrukkelijk onderbouwde standpunt dat hij, toen hij merkte dat er kinderporno op zijn computer stond, hij dit niet wilde hebben en actie heeft ondernomen om dit te laten verwijderen (aangezien hij zelf niet wist hoe dat moest).
Toelichting op beide middelen tezamen:
Aan verdachte wordt verweten gegevensdragers met daarop kinderpornografische afbeeldingen in bezit te hebben gehad. In bezit hebben vereist opzet tot uitdrukking komende in een zekere (beschikkings)macht. Vastlegging van het materiaal is daarom vereist: het enkel bekijken van digitale kinderporno levert geen bezit op. Bijvangst is (onder omstandigheden) geen bezit, mits de gedownloade bestanden direct na het bekijken worden verwijderd.
Verdachte heeft ter terechtzitting het verweer gevoerd dat hij, toen hij bemerkte dat er kinderporno op zijn computer terecht was gekomen, de provider CAI-Westland heeft gebeld om te vragen of zij die kinderporno konden verwijderen. De provider antwoordde echter dat ze hier niets aan konden doen.
Vervolgens heeft de getuige [getuige] verklaard dat aan de provider is gevraagd om alle bestanden met porno en kinderporno te verwijderen, maar dat kon echter niet. Daarna heeft verdachte aan haar gevraagd alle onbekende bestanden te verwijderen en zijn eigen bestanden te bewaren. Ook heeft getuige verklaard dat verdachte geen verstand van computers heeft.
In samenhang bezien komt het verweer van verdachte er op neer dat hij, toen hij bemerkte dat er kinderporno op zijn computer stond, actie heeft ondernomen om dit te verwijderen. Zelf heeft hij geen verstand van computers en wist niet hoe hij het aan moest pakken. Hij heeft eerst zelf zijn internet-provider gebeld of die hem kon helpen maar die wilde dat niet. Daarna heeft hij zijn dochter gevraagd de computer te schonen. Verdachte heeft hiermee uitdrukkelijk aangegeven dat hij niet de opzet had om kinderporno in bezit te willen hebben doch dat hij zelf niet in staat was deze te verwijderen en anderen hem niet wilden of konden helpen, c.q. juist deden wat hij niet wilde namelijk de kinderporno tezamen met alle andere files op CD/DVD zetten.
Ten onrechte heeft het Gerechtshof desondanks opzet bewezen geacht (eerste middel) althans niet op dit verweer gereageerd (tweede middel).
Derde middel:
Schending van het recht en/of verzuim van op straffe van nietigheid in acht te nemen vormen, omdat het Gerechtshof bewezen heeft verklaard dat verdachte 299 afbeeldingen van kinderporno in bezit heeft gehad.
Toelichting op het middel:
In het bewezenverklaarde staan slechts 2 afbeeldingen omschreven.
Bij de bewijsmiddelen wordt als bewijsmiddel 9 opgenomen een proces-verbaal van het KLPD. Uit dit proces-verbaal blijkt dat volgens de verbalisant van de in totaal 3924 aangetroffen beeldfiles er 314 voldoen aan de criteria voor overtreding van artikel 240b Sr. waarbij is opgemerkt dat de kinderpornografische beeldfiles in hoofdzaak beeldfiles bleken te zijn van jonge meisjes (variërend van 5 tot 14 jaar) die seksuele handelingen plegen of ondergaan van volwassenen. Op een na zijn alle afbeeldingen bekend in de Landelijke Database kinderpornografie. Twee afbeelding (waaronder de ene onbekende) worden vervolgens omschreven.
Uit het vorenstaande moet worden afgeleid dat het oordeel van het Gerechtshof dat op 299 afbeeldingen kinderporno te zien is, uitsluitend gebaseerd is op een algemene omschrijving door de politie van het totaal van de afbeeldingen.
Van 2 afbeeldingen is een zodanige omschrijving gegeven dat het Hof daaruit heeft kunnen afleiden dat het inderdaad om kinderporno zou kunnen gaan. Van de rest is de omschrijving veel te summier. Dit geldt temeer nu de politie ook nog spreekt over ‘in hoofdzaak’ waaruit moet worden afgeleid dat er ook afbeeldingen zijn van anderen dan meisjes van 5 tot 14. Wat dat dan wel voor afbeeldingen zijn en waarom die dan onder de criteria van kinderporno vallen blijkt nergens uit.
Dat de criteria m.b.t. kinderpornografische afbeeldingen niet altijd duidelijk en rechtlijnig zijn blijkt uit eerdere uitspraken (HR 26-9-2000 LJN: AA7230 & HR 10-6-2003 LJN: AF6437)
In deze context wordt primair betoogd dat het Hof geen bewezenverklaring heeft kunnen uitspreken omdat het Hof, althans voorzover uit het arrest blijkt, niet zelf de afbeeldingen heeft aanschouwd en beoordeeld, ook niet de twee waarvan de omschrijving is opgenomen. De enkele omschrijving door de politie is onvoldoende: de bewezenverklaring kan alleen maar volgen uit eigen waarneming door de Gerechtshof. De rechters mogen immers niet afgaan op het oordeel van een derde, maar moet zelf oordelen na eigen waarneming.
Subsidiair wordt betoogd dat, nu van de overige afbeeldingen dan de twee in de bewezenverklaring genoemde geen (gedetailleerde) beschrijving is gegeven en het Hof niet aangeeft bekend te zijn met de door de politie aangelegde verzameling en de door de politie aangehouden criteria, volstrekt onduidelijk is hoe het Gerechtshof desondanks wettig en overtuigend bewezen heeft kunnen achten dat al deze 299 afbeeldingen vallen onder het bereik van artikel 240b lid 1 Sr.
Met conclusie:
dat de Hoge Raad der Nederlanden zal vernietigen het arrest waarvan beroep met zodanige voorziening als de Hoge Raad zal oordelen te behoeven.
mr. M.P. de Witte,
advocaat.