RvdW 2008, 587
HR, 30-05-2008, nr. 01922/07
HR 30-05-2008, ECLI:NL:PHR:2008:BC8673
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
30 mei 2008
- Magistraten
Mrs. G.J.M. Corstens, A.J.A. van Dorst, W.A.M. van Schendel, J. de Hullu, W.M.E. Thomassen
- Zaaknummer
01922/07
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
BC8673
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2008:BC8673, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑05‑2008
ECLI:NL:PHR:2008:BC8673, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑05‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑07‑2007
- Wetingang
Essentie
OM-cassatie terzake van vrijspraak in bouwfraude-zaak. De wetsgeschiedenis bevat geen aanwijzingen m.b.t. de precieze betekenis van het bestanddeel ‘wetende dat’ in art. 362 en 363 Sr. De Hoge Raad heeft in verscheidene gevallen aangenomen dat ‘wetende dat’ voorwaardelijk opzet omvat en de wetsgeschiedenis geeft geen aanleiding daarover t.a.v. art. 362 en 363 Sr anders te oordelen. ’s Hofs kennelijke oordeel dat voorwaardelijk opzet niet toereikend is, getuigt dus van een onjuiste rechtsopvatting.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof te 's‑Gravenhage, van 11 oktober 2006, nummer ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.