RvdW 2008, 159
HR, 22-01-2008, nr. 00101/07
HR 22-01-2008, ECLI:NL:HR:2008:BC1311
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 januari 2008
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.P. Balkema, J. de Hullu
- Zaaknummer
00101/07
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
BC1311
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BC1311, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑01‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BC1311, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑01‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑03‑2007
- Wetingang
EVRM art. 6 lid 1; Sv art. 271 lid 2, 358, 512
Essentie
Vervolg op Hof Arnhem 23 mei 2006, NJFS 2006, 193. Het enkele feit dat de rechtbank zich in een tussenvonnis expliciet over de bewezenverklaring heeft uitgelaten, brengt nog niet met zich dat ten aanzien van de vervolgzittingen waarop uitsluitend de strafoplegging aan de orde was, de vrees van vooringenomenheid bij de rechtbank objectief gerechtvaardigd was.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 23 mei 2006, nummer 21/005214-05, in de strafzaak tegen M.P.M. Adv. mr. J. Kuijper, te Amsterdam.