RvdW 2007, 936
HR, 23-10-2007, nr. 02315/06
HR 23-10-2007, ECLI:NL:PHR:2007:BB2958
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23 oktober 2007
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, W.A.M. van Schendel, J. de Hullu
- Zaaknummer
02315/06
- Conclusie
wnd. A‑G Bleichrodt
- LJN
BB2958
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2007:BB2958, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑10‑2007
ECLI:NL:PHR:2007:BB2958, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑10‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑12‑2006
- Wetingang
Essentie
Gebruik voor het bewijs van een later bij de R-C ingetrokken getuigenverklaring.
Indien een ambtsedig proces-verbaal inhoudende een in het opsporingsonderzoek afgelegde belastende verklaring van een persoon, het enige bewijsmiddel is waaruit verdachtes betrokkenheid bij het tenlastegelegde feit rechtstreeks kan volgen en die persoon nadien door een rechter is gehoord en ten overstaan van deze die verklaring heeft ingetrokken of een op essentiële punten ontlastende nadere verklaring heeft afgelegd, dan wel heeft geweigerd te verklaren omtrent de feiten en omstandigheden waarover hij eerder heeft verklaard (HR NJ 1994, 427). Daarvoor is niet van belang of die ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.